Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-11-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:3242, 24/510

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-11-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:3242, 24/510

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 november 2025
Datum publicatie
18 december 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:3242
Formele relaties
Zaaknummer
24/510
Relevante informatie
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2026] art. 19a, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2026], Art. 2 BPB

Inhoudsindicatie

Wet BPM. Beroepsgronden die betrekking op de herleidingsmethode worden verworpen gelet op HR 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1134. De rechtbank heeft ten onrechte geen immateriëleschadevergoeding toegekend. Het hoger beroep is gegrond. Gelet op HR 26 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1375 tot en met ECLI:NL:HR:2025:1383, stelt het hof de proceskostenvergoeding voor de hoger beroepsfase vast zonder daarbij rekening te houden met artikel 19a Wet BPM. Wel wordt een matiging toegepast op grond van artikel 2, lid 2, eerste volzin, Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 24/510

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 april 2024, nummer BRE 22/4606, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 19 november 2021 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Audi A6 Avant - RS6 TFSI 4.0 met VIN-nummer [VIN-nummer] (hierna: de auto) naar een te betalen bedrag aan bpm van € 10.861. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft belanghebbende bij de aangifte een taxatierapport gevoegd van [bedrijf] van 9 november 2021.

2.2.

De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door DRZ. Naar aanleiding van die hertaxatie heeft de inspecteur op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde bpm moet worden vastgesteld op € 30.816. Vervolgens heeft de inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd.

2.3.

De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van € 19.955. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, welk bezwaar op 15 april 2022 door de inspecteur is ontvangen. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag bij uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2022 gehandhaafd.

2.4.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een vergoeding van immateriële schade afgewezen.

2.5.

In de uitspraak van de rechtbank is het volgende vermeld:

“Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier op 12 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

[volgt handtekening van de rechter en de griffier.]

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 16 april 2024”

2.6.

De site www.rechtspraak.nl1 vermeldt – voor zover van belang – het volgende:

Datum uitspraak: 12-04-2024

Datum publicatie: 19-04-2024”

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd? Waarbij meer specifiek in geschil is of de verschuldigde bpm kan worden herleid vanuit de herrekende bruto bpm, welke is vastgesteld op basis van de restwaarde van een eerder ingevoerd referentievoertuig.

2. Komt belanghebbende in aanmerking voor een immateriëleschadevergoeding?

Belanghebbende heeft tijdens de zitting van het hof bevestigd dat zij bij de rechtbank haar standpunt dat de historische nieuwprijs te laag is vastgesteld, heeft ingetrokken .

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag, subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag, tot veroordeling van de inspecteur in de proceskosten en veroordeling van de minister tot het betalen van een vergoeding voor immateriële schade.

3.3.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing