Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-12-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:3509, 23/372

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-12-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:3509, 23/372

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 december 2025
Datum publicatie
16 december 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:3509
Formele relaties
Zaaknummer
23/372
Relevante informatie
Art. 4 AWR, Verdrag Nederland – Filippijnen, Art. 8 EVRM, Art. 6 EVRM, Art. 55 AWR

Inhoudsindicatie

Het hof is van oordeel dat belanghebbende in 2015 naar nationaal recht in Nederland woonde en binnenlands belastingplichtig is. Toepassing van belastingverdragen staat daar niet aan in de weg. De aanslag IB/PVV 2015 is te hoog vastgesteld, ondanks dat de inspecteur zich terecht op interne compensatie heeft beroepen. Verder is een groot aantal grieven van formele aard aan de orde, te weten: vooringenomenheid van de rechtbank, recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, op de zaak betrekking hebbende stukken, onrechtmatig verkregen bewijs, vertrouwensbeginsel en vergoeding van immateriële schade.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/372

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

domicilie kiezend in [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 februari 2023, nummer BRE 19/6000, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep met nummer BRE 19/6000, betreffende de aanslag IB/PVV 2015, ongegrond verklaard en het beroep met nummer BRE 19/6001 gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de aanslag Zvw gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de aanslag 2015 en de aanslag Zvw 2015 vernietigd. Tevens heeft de rechtbank nevenbeslissingen gegeven met betrekking tot de vergoeding van immateriële schade, de proceskostenvergoeding en het griffierecht.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof, bij het hof bekend onder nummers 23/372, betreffende de aanslag IB/PVV 2015, en 23/373, betreffende de aanslag Zvw, betreffende de aanslag 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft stukken ingezonden en daarbij een beroep gedaan op artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

1.6.

Het hof heeft de zaken 23/372 en 23/373 in handen gesteld van de geheimhoudingskamer van het hof.

1.7.

De geheimhoudingskamer heeft tussenuitspraak gedaan op 18 december 2024. De geheimhoudingskamer verstaat dat de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding van delen van de aan de geheimhoudingskamer overgelegde stukken gerechtvaardigd is en heeft de zaken verwezen naar de kamer die de hoofdzaak behandelt.

1.8.

Partijen hebben vóór de regiezitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.9.

De regiezitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaken met nummers 23/370, 23/371, 23/374 tot en met 23/384 en 23/398.

1.10.

Belanghebbende heeft tijdens de regiezitting twee pleitnota’s voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.11.

Tijdens de regiezitting heeft belanghebbende het hoger beroep met nummer 23/373 ingetrokken.

1.12.

Het hof heeft het onderzoek op de zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of stukken in te zenden. Partijen hebben stukken ingezonden.

1.13.

Van de regiezitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is verzonden.

1.14.

De inspecteur heeft wederom stukken ingezonden en daarbij een beroep gedaan op artikel 8:29 Awb.

1.15.

Het hof heeft de onderhavige zaak in handen gesteld van de geheimhoudingskamer van het hof.

1.16.

De geheimhoudingskamer heeft tussenuitspraak gedaan op 30 juli 2025. De geheimhoudingskamer verstaat dat de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding van delen van de aan de geheimhoudingskamer overgelegde stukken gerechtvaardigd is en heeft de zaak verwezen naar de kamer die de hoofdzaak behandelt.

1.17.

Partijen hebben vóór de zitting van 25 september 2025 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.18.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.19.

De zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2025 in ’sHertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, zijn gemachtigde [gemachtigde] , tot bijstand vergezeld van [naam 1] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaken met nummers 23/370, 23/374 tot en met 23/384 en 23/398.

1.20.

Op de in 1.19 bedoelde zitting zijn achtereenvolgens als getuigen gehoord [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en [getuige 2] . De ondertekende getuigenverklaringen zijn aan partijen verzonden.

1.21.

De inspecteur heeft tijdens de in 1.19 bedoelde zitting, onder bezwaar van de andere partij, een kopie overgelegd van e-mailverkeer tussen [gemachtigde] en de inspecteur.

1.22.

De in 1.19 bedoelde zitting is voortgezet op 26 september 2025 in ’sHertogenbosch. Toen zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van [naam 1] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaken met nummers 23/370, 23/374 tot en met 23/384 en 23/398.

1.23.

Op de in 1.22 bedoelde zitting zijn achtereenvolgens als getuige gehoord [getuige 3] , [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ), [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ) en [getuige 6] . De ondertekende getuigenverklaringen zijn aan partijen verzonden.

1.24.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.25.

Van de in 1.19 en 1.22 bedoelde zittingen is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende (hierna tevens: [belanghebbende] ) is geboren op [datum 1] 1936 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij heeft drie kinderen en is gehuwd geweest met [naam 3] . Belanghebbende heeft over dit huwelijk verklaard dat hij in Duitsland formeel van haar is gescheiden.1

2.2.

Belanghebbende was tot 1979 in Nederland ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP). Daarna is belanghebbende niet meer in Nederland ingeschreven in de BRP. Belanghebbende heeft zich in 1979 laten inschrijven in de Filipijnen.

2.3.

Belanghebbende handelt al vele jaren in onder andere oud legermaterieel en reist daartoe veel over de wereld. Hij is onder andere werkzaam in Nederland, Duitsland, Griekenland en Azië.

2.4.

Belanghebbende heeft in of omstreeks 1975 [naam 1] voor het eerst ontmoet en is vanaf 1989 zaken met haar gaan doen.

2.5.

[naam 1] is geboren op [datum 2] 1956 in [plaats 2] in Taiwan. Zij heeft zowel de Taiwanese als de Nederlandse nationaliteit. Zij is in Nederland niet ingeschreven in de BRP. In Taiwan heeft [naam 1] drie appartementen in eigendom en houdt ze een woonadres aan.

2.6.

Belanghebbende en [naam 1] zijn op 29 februari in 1992 in [plaats 4] ( [Staat] , Verenigde Staten) met elkaar getrouwd. Het huwelijk is in 2007 ontbonden.

2.7.

Belanghebbende houdt vanaf 22 januari 2013 middellijk alle aandelen in [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4] ).2 [bedrijf 4] is op [datum 3] 1989 opgericht naar Nederlands recht, is statutair gevestigd in [plaats 5] en is in 2015 feitelijk gevestigd aan de [adres 2] in [plaats 1] (hierna: het bedrijfspand of het bedrijfsadres). [bedrijf 4] exploiteert een handelsonderneming die met name actief is op het terrein van handel in - vooral militaire - voertuigen en onderdelen daarvan. [naam 1] is vanaf de oprichting van [bedrijf 4] enig directeur en hield tot 22 januari 2013 aandelen in [bedrijf 4] .3

2.8.

Belanghebbende houdt sinds 19 augustus 2008 middellijk alle aandelen in [bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5] ).4 [naam 1] is in 2015 directeur van [bedrijf 5] .

2.9.

De eigendom van het bedrijfspand berust sinds 30 augustus 2001 bij [bedrijf 5] . Op het bedrijfsadres zijn naast [bedrijf 4] ook [bedrijf 5] en [bedrijf 6] gevestigd. Het bedrijfspand bestaat uit een kantoor en een loods ter grootte van 14.020 m2. In het bedrijfspand bevindt zich een verblijfsruimte met een zit-, slaap- en badkamer; deze verblijfsruimte was al als zodanig aanwezig toen [bedrijf 5] het bedrijfspand op 30 augustus 2001 verwierf.5 Belanghebbende en [naam 1] verblijven jaarlijks gedurende de periode van maart/april tot augustus/september één of meerdere werkdagen in het bedrijfspand; belanghebbende heeft verklaard (zie 2.25) dat hij ongeveer 30 dagen per jaar in Nederland verbleef en dat hij dan vier à vijf nachten overnachtte in [plaats 1] .

2.10.

Belanghebbende heeft sinds 2009 een appartement op de Filipijnen. Daarnaast heeft hij samen met [naam 1] in februari 2014 gezamenlijk de eigendom van twee appartementen op de Filipijnen gekocht. Deze appartementen zijn aan belanghebbende en [naam 1] geleverd op 10 december 2014. De appartementen zijn verbouwd van mei 2015 tot januari 2016, in die zin dat zij zijn samengevoegd tot één appartement. In april 2016 is het samengevoegde appartement opgeleverd aan belanghebbende en [naam 1] . Ter zake van deze appartementen voldoet belanghebbende alle eigenaars- en gebruikerskosten. Verder heeft belanghebbende op de Filipijnen een bankrekening bij de Bank of Commerce, een telefoon- en internetabonnement en een auto en maakt hij aldaar gebruik van de gezondheidszorg.

2.11.

[naam 1] is sinds 1998 eigenaar van een Duitse vakantiewoning, gelegen aan de [adres 1] in [plaats 6] , bestaande uit een benedenwoning en een bovenwoning. Belanghebbende en [naam 1] verblijven, indien zij niet in het bedrijfspand verblijven, jaarlijks in deze vakantiewoning in de periode van maart/april tot augustus/september van donderdag tot maandag. [naam 1] verblijft dan in de benedenwoning en belanghebbende in de bovenwoning. Verder heeft belanghebbende in Duitsland een ziektekostenverzekering en een begrafenisverzekering en maakt hij aldaar gebruik van de gezondheidszorg.

2.12.

Belanghebbende heeft op 12 april 1994 in Hong Kong een onderneming - zijnde een eenmanszaak - opgericht onder de naam [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] ). [bedrijf 7] is op dezelfde datum ingeschreven in de ‘Business Registration Office’ van Hong Kong. [bedrijf 7] is gevestigd op het kantooradres van [kantoor] , een accountantskantoor in Hong Kong, en is actief op het gebied van de in- en verkoop van met name gebruikte legergoederen. [bedrijf 7] heeft geen personeel of opslagruimte.

2.13.

[bedrijf 7] beschikte tot medio 2014 over twee bankrekeningen bij de Standard Chartered Bank in Hong Kong; belanghebbende had [naam 1] gemachtigd voor beide bankrekeningen. Nadat de Standard Chartered Bank belanghebbende had bericht dat beide bankrekeningen zouden worden opgezegd, hebben belanghebbende en [naam 1] een gezamenlijke bankrekening geopend bij de HSBC Bank in Hong Kong; belanghebbende en [naam 1] hebben beiden bedragen opgenomen van deze bankrekening.

2.14.

Belanghebbende was in 2015, al dan niet met [naam 1] , bestuurder van [bedrijf 8] (hierna: [bedrijf 8] ). [bedrijf 8] is opgericht op [datum 4] 1997 en statutair gevestigd in Hong Kong. [bedrijf 8] leent grote geldbedragen tegen relatief hoge rentevergoeding en op onderpand van hypotheek uit aan (rechts)personen in met name Nederland die lastig of niet aan reguliere bancaire leningen kunnen komen.

2.15.

De Belastingdienst/Central Liaison Office heeft op grond van artikel 25 belastingverdrag Nederland-Filipijnen6 op 18 maart 2024 de autoriteiten van de Filipijnen verzocht om uitwisseling van informatie. Het Bureau of Immigration van de Filipijnen heeft op 16 oktober 2024 het volgende verklaard:

“This refers to your letter dated 11 July 2024 requesting to verify the dual citizenship or any recognition records of [ [belanghebbende] ] for investigative purposes.

Please be informed that upon verification with our Records Section, a thorough search was done and it was found out that the above mentioned subjects have no dual citizenship and recognition records.”.

2.16.

Op 21 november 2024 heeft het Bureau of Internal Revenue van de Filipijnen de volgende informatie verstrekt:

“Based on the information provided by the Philippine Bureau or Immigration (Annex “A”), [ [belanghebbende] ] has no dual citizenship and recognition records in the Philippines.

In this regard, [ [belanghebbende] ] was never considered a resident of the Philippines within the meaning of Article 4(1) of the Convention between the Kingdom of the Netherlands and the Republic of the Philippines for the Avoidance of Double Taxation and the Prevention of Fiscal Evasion with Respect to Taxes on Income.

Under the Philippine laws, only resident citizens and domestic corporations are considered residents for treaty purposes in the Philippines because only them are subject to tax on their worldwide income. Resident aliens and resident foreign corporations are regarded as residents for domestic tax purposes but not for treaty purposes as they are only taxed on their income from Philippine sources.”.

Aangifte en aanslagen

2.17.

De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 5 april 2018 uitgenodigd om aangifte IB/PVV en Zvw 2015 te doen. De inspecteur heeft een aangiftebiljet voor een binnenlandse belastingplichtige uitgereikt.

2.18.

Belanghebbende heeft op 18 september 2018 aangifte IB/PVV 2015 gedaan en een verzamelinkomen van nihil aangegeven.

2.19.

De inspecteur heeft bij brief van 2 april 2019 aangekondigd af te wijken van de ingediende aangifte. In de brief is onder meer het volgende vermeld:

“Uit gegevens die ik onder meer heb gekregen uit het strafrechtelijk onderzoek dat jegens u en anderen werd ingesteld, en de mede namens u door [ [naam 1] ] persoonlijk aangeleverde gegevens tijdens de bezwaarbehandeling van de aanslagen vennootschapsbelasting 2005-2015 ten name van [bedrijf 4] BV, heb ik de voorlopige conclusie getrokken dat aan u een aanslag inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen 2015 moet worden opgelegd. Het betreft een zogenaamde aanslag “ter behoud van rechten”, omdat de bevoegdheid voor het opleggen van een aanslag over 2015 op korte termijn verloopt. In een later stadium kan de aanslag worden aangepast indien nieuwe feiten naar voren komen.

Toelichting

In het bedrijfspand te [plaats 1] is bij strafrechtelijk onderzoek een volledig ingerichte woonruimte aangetroffen met slaapkamer, badkamer en zit/woonkamer. Op 2 augustus 2018 heb ik mij er ook persoonlijk van mogen overtuigen dat u aldaar adequate woon en slaapgelegenheid hebt. Tevens is door de FIOD vastgesteld dat u ook zeer regelmatig aldaar verblijft, ook tijdens de nachtelijke uren. Daarnaast hebt u vele zakelijke en persoonlijke banden met Nederland, en hebt u de Nederlandse nationaliteit. Deze feiten deden zich ook in 2015 voor.

Ik ga er daarom voorlopig van uit dat de banden met Nederland dermate sterk zijn dat uw fiscale woonplaats op grond van artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in Nederland ligt. Dat houdt in dat u onder de Nederlandse inkomstenbelasting valt.

U bent in 2015 100% aandeelhouder en bestuurder van de in Nederland gevestigde [bedrijf 6] LTD, 100% aandeelhouder en directeur van [bedrijf 1] Ltd (BVI), 100% aandeelhouder en directeur van [bedrijf 13] Ltd welke op haar beurt een 100% belang houdt in [bedrijf 5] BV. Daarnaast bent u middellijk, via [bedrijf 6] , 100% aandeelhouder van [bedrijf 4] BV. Tenslotte bent u sinds 2012 100% gerechtigd in de [foundation] Private Foundation te Panama.

Uit uw Nederlandse en/of in Nederland gevestigde vennootschappen wordt u in ieder geval geacht Nederlands inkomen te genieten. Of dit als loon of anderszins is geformaliseerd doet niet ter zake. Uw beloning kan ook op andere wijze verkregen worden.

Daarnaast was u in 2015 100% aandeelhouder in [bedrijf 10] te Frankrijk en directeur/bestuurder tot en met maart 2017 van [bedrijf 8] Ltd. te Hong Kong.

Vastgesteld is inmiddels via strafrechtelijk onderzoek dat [bedrijf 8] Ltd geen énkele materiele bedrijfsuitoefening in Hong Kong verricht. Ook is er in Hong Kong geen personeel in dienst, noch worden er anderszins ondernemingsactiviteiten verricht. Er is slechts een inschrijving bij een accountantsfirma. Vanuit Nederland daarentegen werden onder uw directeurschap in 2015 activiteiten verricht op het gebied van het verstrekken van financieringen aan Nederlandse zakenrelaties.

In het kader van de aanslag ter behoud van rechten reken ik daarom voorlopig aan u toe een inkomen van € 50.000 Box 1 en een BOX 3 vermogen van €12.000.000.”.

2.20.

De aanslag IB/PVV 2015 is met dagtekening 15 april 2019 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 480.000; tevens is bij beschikking € 16.082 belastingrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft de aanslag en de rentebeschikking bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

Strafrechtelijk onderzoek en strafrechtelijke procedure

2.21.

Eind november 2015 is een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam [onderzoek] (hierna: het strafrechtelijk onderzoek). In het aanvangsproces-verbaal7 zijn belanghebbende, [naam 1] en [bedrijf 8] als verdachten aangemerkt. In dit proces-verbaal is vermeld dat het redelijk vermoeden is ontstaan dat belanghebbende, [naam 1] en [bedrijf 8] “zich vermoedelijk schuldig hebben gemaakt aan het witwassen c.q. gewoonte witwassen van crimineel verkregen gelden”. In het aanvangsproces-verbaal is onder meer het volgende vermeld:

Nader onderzoek naar de personen [ [belanghebbende] ] en [ [naam 1] ]

[ [belanghebbende] ] en [ [naam 1] ] zijn beide al tientallen jaren geleden uitgeschreven uit de GBA in Nederland. In de bestanden van de Belastingdienst zijn ook weinig gegevens bekend. Wat wel bekend is (...) van de betreffende personen is het volgende:

(...)

1. [ [belanghebbende] ] (...)

In september 2011 heeft [belanghebbende] aan de belastingdienst een tweetal certificaten afgegeven, gedateerd op resp 10 en 11 augustus 2011 waaruit blijkt dat hij ingeschreven staat in [plaats 7] op de Filipijnen en dat hij vrij mag in -en uitreizen. Voorts is een kopie van zijn paspoort gemaakt dat in 2007 is afgegeven door de Nederlandse Ambassadeur in [plaats 7] .

(...)

Ten aanzien van zijn vestigingsadres op de Filippijnen verklaart [belanghebbende] in een gesprek op 6 september 2011 met de Belastingdienst [plaats 8] het volgende: “ca. 30 a 40 dagen verblijft hij in Nederland; hij overnacht dan niet in Nederland, maar net over grens in een hotel in [plaats 11] in Duitsland. Hij verblijft naar schatting per saldo een half jaar op de Filippijnen. Hij heeft geen woning in Nederland.

In Duitsland verblijft hij in totaal ongeveer 70 a 80 dagen, dit is inclusief de nachten tijdens het juist genoemde verblijf in Nederland. Hij verblijft naar schatting 3 a 4 maanden in Europa.”

(...)

2. [ [naam 1] ] (...)

[ [naam 1] ] verklaart bij het bezoek van de controlerende ambtenaren van de Belastingdienst [plaats 8] op 6 september 2011 onder andere het volgende: “Zij is ca. 2 dagen per week op de zaak in [plaats 1] , slaapt op de bank, de resterende dagen zit zij in Duitsland waar zij een vakantiewoning heeft.

In juli 2011 is zij ca één maand op Taiwan geweest bij haar familie. Ook gaat zij binnenkort weer 1,5 maand naar Taiwan. Zij zegt geen sociale contacten te hebben.”.

(...)

Resumé redelijk vermoeden [bedrijf 8] , [belanghebbende] en [naam 1]

Uit het voorgaande komt het volgende naar voren:

 [bedrijf 8] is niet terug te vinden (behoudens Kamer van Koophandel in Hong Kong) in openbare bronnen als zijnde een investeerder en financier van onroerend goed;

 Het bedrijf heeft geen website en maakt geen reclame voor haar activiteiten;

 Het vestigingsadres van [bedrijf 8] is een Secretary (Trustkantoor) in een bedrijfsverzamelgebouw in Hong Kong;

 alle ‘Annual return’ formulieren zijn gedagtekend op de datum ‘16 april’ van alle betreffende jaren dit doet vermoeden dat er in Hong Kong alleen sprake is van beheersactiviteiten;

 [bedrijf 8] is een offshore company uit Hong Kong, waar de jaarstukken niet hoeven te worden gedeponeerd;

 [bedrijf 8] dient, gezien de uitstaande financieringen, een goede administratie te voeren. Gezien het voorgaande punt is er geen duidelijkheid waar de daadwerkelijke administratie gevoerd wordt van [bedrijf 8] en/of de andere aan [belanghebbende] en [naam 1] gelieerde buitenlandse ondernemingen;

 [belanghebbende] en [naam 1] zijn betrokken bij een groot aantal buitenlandse rechtspersonen, met name off shore companies;

 [belanghebbende] en [naam 1] zijn beide al jaren geleden uitgeschreven uit Nederland. Het is onbekend wat zij sinds dat moment hebben gedaan c.q. wat de herkomst van hun vermogen is;

 Op een drietal facturen van [bedrijf 8] (...) is een Nederlands mobiel telefoonnummer vermeld als contact, er is geen telefoonnummer van [bedrijf 8] in Hong Kong vermeld. Wel is de naam en het telefoonnummer vermeld van de accountant in Hong Kong;

 Op deze facturen van [bedrijf 8] is als contact email adres vermeld: [email adres 1] , dit bedrijf heeft zichtbaar geen enkele relatie met [bedrijf 8] . Kennelijk beschikt [bedrijf 8] niet over een eigen e-mailadres en/of internetdomein;

 Op deze drie facturen van [bedrijf 8] is een postadres vermeld in [plaats 1] Nederland. Dit adres in [plaats 1] is tevens het vestigingsadres van een drietal ondernemingen, die direct of indirect zijn gelieerd aan [belanghebbende] en [naam 1] ;

 In [plaats 1] is o.a. [bedrijf 4] gevestigd, dit is een onderneming in tweede hands legermaterialen. Mw. [naam 1] runt deze onderneming;

 De website van [bedrijf 4] linkt door naar een website met Chinese kunst;

 [ [naam 1] ] verklaard tegen de Belastingdienst dat zij twee dagen per week op deze zaak in [plaats 1] is en dan slaapt op de bank. De resterende dagen zou zij verblijven in Duitsland in een vakantiewoning;

 [ [belanghebbende] ] verklaard tegen de Belastingdienst dat hij 30 tot 40 dagen per jaar in Nederland verblijft en dan slaapt in een hotel in Duitsland, een halfjaar op de Filippijnen en 3 tot 4 maanden in Europa;

 Bij het passeren van een hypotheek akte rijden [belanghebbende] en [naam 1] in een BMW met Duits kenteken op naam van de Duitse mevrouw [naam 5] ;

 Zowel [naam 1] als [belanghebbende] verklaren aan de Belastingdienst niet over verblijf/aanwezigheid in Hong Kong;

 [ [belanghebbende] ] verklaard aan de Belastingdienst dat hij gebruik maakt van zowel een Nederlands als een Hong Kongs mobiel telefoonnummer;

 [ [belanghebbende] ] verklaard voorts aan de Belastingdienst dat hij gebruik maakt van de emailadressen: [email adres 2] , [email adres 3] en [email adres 4] . Opmerkelijk hierbij is dat geen van deze ondernemingen kennelijk beschikt over een eigen domeinnaam, maar gebruik maakt van een algemeen e-mailadres;

 [ [naam 1] ] maakt gebruik van e-mailadressen van [bedrijf 4] en derhalve niet van [bedrijf 8] ;

 [ [naam 1] ] maakt gebruik van een Nederlands mobiel telefoonnummer;

 De leningen worden verstrekt aan ondernemingen/personen die op een reguliere wijze (in Nederland geregistreerde financiers) geen dan wel zeer moeilijk financieringen kunnen verkrijgen omdat zij reeds in een niet rooskleurige financiële positie verkeren en/of in onderzoek zijn bij de justitiële autoriteiten;

 De overeengekomen rentepercentages liggen tussen de 7% en 10%. Dit is opmerkelijk hoger dan het reguliere percentage dat Nederlandse financiële instellingen rekenen;

 Een van deze personen is [naam 6] . [naam 6] zegt in een tapgesprek uit 2014 dat hij besprekingen over de financiering door [bedrijf 8] heeft gevoerd met [belanghebbende] en [naam 1] in [plaats 1] , dat er een fonds zou zijn van 180 miljoen dat beschikbaar is om risicovol uitgeleend te worden;

 Bij de financiering genoemd onder de nummers 1, 2, 6, 9 en 10 bestaan directe en/of indirecte relaties met de personen [naam 7] en/of [naam 8] , terwijl deze personen zichtbaar geen enkele relatie hebben met de financier [bedrijf 8] of het gefinancierde onroerend goed.”.

2.22.

Tijdens het strafrechtelijk onderzoek naar de drie in het aanvangsproces-verbaal vermelde verdachten is informatie naar voren gekomen die leidde tot een vermoeden van fiscale fraude met betrekking tot de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2007 tot en met 2015 van [bedrijf 4] . In het “PROCES-VERBAAL VAN VERDENKING FISCALE FRAUDE EN VALSHEID IN GESCHRIFT DOOR [bedrijf 4] B.V.”8 (hierna: proces-verbaal [nummer 6] ) is [bedrijf 4] voor het eerst als verdachte aangemerkt.

2.23.

Op 19 maart 2017 heeft een heimelijke doorzoeking plaatsgehad van het bedrijfspand. Tijdens de doorzoeking zijn onder andere foto’s en scans gemaakt van in het bedrijfspand aangetroffen administratieve bescheiden.9

2.24.

Op 10 oktober 2017 heeft een inval van de FIOD plaatsgevonden in het bedrijfspand. Tijdens de inval is een verblijfsruimte in het bedrijfspand aangetroffen. Belanghebbende en [naam 1] zijn die dag aldaar aangehouden op verdenking van onder meer witwassen, valsheid in geschrift en fiscale fraude. Op die datum heeft de FIOD onder meer de administratie van [bedrijf 4] in beslag genomen. Verder is in het bedrijfspand de handtas van [naam 1] aangetroffen, met daarin haar laptop en telefoon en de bedrijfsstempels van [bedrijf 7] en [bedrijf 8] . In het kader van het strafrechtelijk onderzoek is beslag gelegd op het vermogen van belanghebbende en [naam 1] en de met hen verbonden vennootschappen.

2.25.

Belanghebbende heeft tijdens zijn verhoren onder meer het volgende verklaard, waarbij in elk “PROCES-VERBAAL VAN VERHOOR” “V” staat voor vraag verbalisanten, “A” voor antwoord van de verdachte of de getuige, “O” voor opmerking en “N” voor noot verbalisanten:

“V: Waar staat u momenteel ingeschreven?

A: Ik sta ingeschreven op de Filipijnen, ik woon daar al 30 jaar.

V: Waar bent u tegenwoordig woonachtig?

A: Ik ben maar 30 dagen per jaar in Nederland, ik ben veel onderweg in Europa en verblijf dan meestal in hotels. Meestal verblijf ik als ik in Nederland ben in een hotel in [plaats 11] in Duitsland.

(...)

V: U bent vanochtend aangetroffen in [plaats 1] op de [adres 2] (...)

Is daar een ruimte waar u kunt slapen dan?

A: Ja daar is een ruimte waar ik kan slapen, mevrouw [naam 1] maakt daar ook gebruik van, het is niet comfortabel. Ik overnacht daar maar zelden.

V: Hoe vaak overnacht u in [plaats 1] ?

A: Misschien 4 a 5 keer per jaar.

(...)

V: (...) Welke verblijfsadressen heeft u momenteel?

A: Ik ben in de winter weg naar de Filipijnen en dan ben ik in de zomer in Europa. Waar ik zin heb om heen te gaan, ga ik heen. Ik ga vaak helemaal ongepland. Ik rijd meestal zelf in de auto in Europa. Ik neem daar de tijd voor.

V: Gaat mevrouw [naam 1] dan ook altijd mee?

A: Dat hangt ervan af, zoals de wind waait.

V: Wanneer bent u uit Nederland vertrokken?

A: In 1979.

V: Waar bent u gaan wonen nadat u uit Nederland bent vertrokken?

A: Naar het adres [adres 3] in [plaats 9] , Filipijnen.

(...)

V: Uw verblijf op de Randweg in [plaats 1] . Is er woonruimte ingericht op het adres [adres 2] te [plaats 1] , het bedrijfspand van [bedrijf 4] ?

A: In een gedeelte van het pand zit een woonruimte. Het is te vergelijken met een klein appartement.

V: Hoeveel vierkante meter is het? Kunt u het appartement beschrijven?

A: Ik weet het niet zo. Het is een kleine woonkamer, verder een badkamer en een slaapkamer. Het zijn drie aparte ruimtes.

(...)

V: Ok, dus mevrouw [naam 1] heeft een huis in Duitsland?

A: Ja, daar zijn we gisteren nog geweest, het is een weekendhuis.

(...)

V: Heeft u een auto in uw bezit?

A: Ja.

V: In welke auto rijdt u momenteel?

A: Een BMW, een 740 Diesel. Ik weet niet welk kenteken, maar het is een Duits kenteken.”10

en

“V: Met welke familieleden heeft u (nog) contact? En waaruit bestaat dit contact?

A: Ik heb nog 1 zuster.”. 11

2.26.

[naam 1] heeft tijdens haar verhoren onder meer het volgende verklaard:

“V: Bij meerdere bedrijven waarbij u betrokken bent is ook [ [belanghebbende] ] betrokken. (...) Wat is uw relatie met hem?

A: [ [belanghebbende] ] is een zakelijke partner en een goede vriend. Ik ken hem al veertig jaar. Ik was 19 jaar oud toen ik hem leerde kennen. Ik heb hem leren kennen vanuit de dumphandel. Hij was een legend in de handel. Iedereen kende hem in deze handel. Iedereen wilde met hem zaken doen. Hij had een goede naam.

(...)

V: Wanneer bent u zijn zakenpartner geworden?

A: Hij [hof: [belanghebbende] ] kwam bij mij op bezoek in Taiwan om naar een oude jeep te kijken. Hij is daarna een aantal keer naar Taiwan gekomen. Een jaar later ben ik naar [plaats 5] gegaan en heb ik het bedrijf [bedrijf 4] daar opgericht. [ [belanghebbende] ] had daar al zijn eigen bedrijf, [bedrijf 14] . [ [belanghebbende] ] is heel goed in zaken doen. Hij weet alles uit zijn hoofd en kent heel veel mensen. Hij bepaalt de inkoop en verkoopprijs altijd zelf in onze branche. [ [belanghebbende] ] deed soms de inkoop voor [bedrijf 4] . Daarnaast deed ik zelf ook de inkoop voor [bedrijf 4] . Indien [ [belanghebbende] ] een klant had voor goederen van [bedrijf 4] , dan kocht hij die van [bedrijf 4] . Vervolgens verkocht hij dat vanuit zijn bedrijf in Hong Kong aan de klant. De goederen gingen rechtstreeks van [bedrijf 4] naar de klant. Ik handelde alle zaken in [plaats 5] af zoals het laden en lossen, administratieve taken, enzovoorts. Ik zorg graag voor efficiëntie en voor een goede service.

Dit is dus ongeveer 35 jaar geleden geweest, vanaf de oprichting van [bedrijf 4] . Toen wij het onroerend goed in [plaats 5] wilden gaan kopen, is ook de firma [bedrijf 5] opgericht.”.12

2.27.

[getuige 1] heeft tijdens zijn verhoor als getuige onder meer het volgende verklaard:

“V: Wie is uw leidinggevende binnen [bedrijf 4] ?

A. [ [naam 1] ], ze is alleen heerser, ze regelt alles. (...)

V: Wie was uw leidinggevende binnen de vennootschappen van [ [belanghebbende] ]?

A. In de jaren 70 was [belanghebbende] mijn leidinggevende, sinds de komst van [ [naam 1] ] is [ [naam 1] ] de leidinggevende geworden. Ze heeft letterlijk gezegd: Ik ben de baas.

(...)

V: Waar verblijven [ [naam 1] ] en [ [belanghebbende] ] gedurende het gehele jaar? (Azië, Duitsland, Nederland)

A: Ze wonen in Duitsland, daar wonen ze in het weekend van donderdag tot maandag en van maandag tot en met donderdag zijn ze in [plaats 1] . Dit is al jaren zo, zolang we in [plaats 1] zitten. Ze gaan in de winter vier maanden naar Azië toe, volgens mij om te overwinteren. Ze hebben verschillende plekken in Azië waar ze naartoe gaan. Hun basis is volgens mij in Taiwan. Ze vertellen hier weinig over.

(...)

[ [bedrijf 8] ]

V. Wat kunt u verklaren over [ [bedrijf 8] ]? (wie is [bedrijf 8] , wat waren de bedrijfsactiviteiten, vestigingsplaats)

A: Is het zelfde als [bedrijf 11] een financieringsfirma uit Hong Kong. Zij hebben de leningen van [bedrijf 11] overgenomen van [bedrijf 4] en van [bedrijf 5] . Ze maken renterekeningen op aan [bedrijf 4] en [bedrijf 5] . Omdat er wat verschillen in de leningsbedragen zaten tussen de boekhouding van [bedrijf 8] en [bedrijf 4] is door [ [naam 1] ] besloten dat [bedrijf 4] zelf de renterekeningen opmaakt namens [bedrijf 8] aan [bedrijf 4] . Aan het einde van de periode gaf ik of iemand anders van de boekhouding aan dat er een bedrag aan rente opstond welke [bedrijf 4] moest voldoen aan [bedrijf 8] en dan maakte of [ [naam 1] ] of iemand van de boekhouding een rekening op voor dit rentebedrag. Dit waren geen dagrentes maar een gemiddelde van de maand, dit veroorzaakte vaak die eerdergenoemde verschillen. Deze rekeningen worden nu per drie maanden opgemaakt.

V: Wat waren uw werkzaamheden binnen [bedrijf 8] Holding?

A: in 2012 begon mevrouw [naam 1] grote bedragen uit te lenen. Dit deed ze helemaal zelf. In 2014 werd het haar iets te veel en vroeg ze aan mij of ik dit wilde bijhouden in een kladboekhouding maar dit heb ik in het Minox boekhoudprogramma bijgehouden omdat ik dat beheers. Vanaf medio 2014 ben ik dit gaan doen in Minox. In eerste instantie regelde [ [naam 1] ] alles via haar eigen bankrekening, het was een onderneming zonder bankrekening. Volgens mij ergens medio 2014 was er ook een bankrekening bij HSBC en die kon ik dan ook bijhouden in Minox. Alle andere betalingen waarvan [ [naam 1] ] zei dat gedaan waren, werden in rekeningcourant verhouding met [ [naam 1] ] verrekent. Twee weken geleden vertelde zij mij dat ze in Hong Kong ook een belastingaangifte moest indienen en dat ze hiervoor een jaarrekening moest hebben. Ik ben toen aan de slag gegaan om de jaarstukken op te maken. Ik heb de jaarstukken van [bedrijf 8] opgemaakt voor de jaren 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017, die zitten in de computer.

V: Wie geeft leiding binnen [ [bedrijf 8] ]?

A: Alles wat betrekking heeft op [bedrijf 8] hoor ik via [ [naam 1] ].”.13

2.28.

In een proces-verbaal met nummer [nummer 1] , opgemaakt op 19 december 2018, betreffende “PV fiscaal delict (art. 69 lid 2 AWR) en valsheid in geschrift (art. 225 lid 1 WvSr)” (hierna: proces-verbaal [nummer 1] ) is onder meer het volgende vermeld:

Levensloop [ [belanghebbende] ] en [ [naam 1] ] samen

De levensloop van [ [belanghebbende] ] en [ [naam 1] ] samen start rond 1989. [ [belanghebbende] ] en [ [naam 1] ] leerden elkaar eerder kennen. Dat was in 1975, vermoedelijk tijdens een zakenreis van [ [belanghebbende] ] in Taiwan.

[hof: passage zwart gelakt]

[ [belanghebbende] ] verklaarde in zijn zevende verhoor dat hij in 1990 slechts enkele maanden getrouwd is geweest met [ [naam 1] ].

Zoals eerder vermeld beschikt het onderzoeksteam over een uittreksel van het Taiwanees bevolkingsregister waarop een huwelijk staat vermeld tussen 1992 en 2007.

De Taiwanese autoriteiten hebben dit huwelijk bevestigd in een informatieverstrekking en gesteld dat de echtscheiding tussen [ [belanghebbende] ] en [ [naam 1] ] vermoedelijk vals (“fake”) is.

[hof: passage zwart gelakt] nemen zij hun intrek in de in opdracht van [ [belanghebbende] ] gebouwde woning op het adres [adres 1] te [plaats 6] , Duitsland.

Op 30 augustus 2001 wordt er een bedrijfspand gekocht op de [adres 2] te [plaats 1] voor de vestiging van [ [bedrijf 4] ].

Uit het onderzoek is gebleken dat er een woonruimte is gecreëerd in dit pand waar [ [naam 1] ] en [ [belanghebbende] ] gebruik van maken als zij in Nederland verblijven. Tijdens hun aanhouding was deze woonruimte door hen als zodanig in gebruik. Het gebruik van dergelijke woonruimte is overigens in strijd met het aldaar geldende bestemmingsplan. (...)

Er is vastgesteld dat [ [belanghebbende] ] en [ [naam 1] ] de afgelopen jaren afwisselend in Nederland en Duitsland verblijven en dat hierin een patroon valt vast te stellen. Daarnaast is gebleken dat zij enkele maanden per jaar (wintermaanden) in Azië verblijven.

[hof: passage zwart gelakt]

[ [naam 1] ] en [ [belanghebbende] ] verklaren dat ze gezamenlijk eigendom hebben van 2 samengevoegde appartementen op de Filipijnen en daar periodiek (gezamenlijk) verblijven. [ [belanghebbende] ] verklaarde dat hij sinds 1979 op de Filipijnen woonachtig is en daar ook zijn belastingaangifte doet. [ [belanghebbende] ] verklaarde dat hij echter over zijn verdienstens buiten de Filipijnen geen belasting hoeft te betalen en dus geen belasting betaalt op de Filipijnen. Tot slot verklaarde [ [belanghebbende] ] hierover dat hij in de winter op de Filipijnen is en in de zomer in Europa.”.

2.29.

Bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 23 december 2021 is belanghebbende strafrechtelijk veroordeeld voor onder meer het feitelijk leiding geven aan het (mede)plegen van witwassen van grote geldbedragen door [bedrijf 8] en [bedrijf 5] en het feitelijk leiding geven aan het onjuist en/of onvolledig doen van aangiften vennootschapsbelasting van [bedrijf 4] over de jaren 2010 tot en met 2013 en 2015. In het vonnis14 is onder meer het volgende overwogen (de voetnoten zijn weggelaten):

“Bij de stukken bevinden zich twee sets facturen die zien op het jaar 2015:

Set 7 € 23.149

Er zijn twee facturen van 12 augustus 2015 van [bedrijf 4] aan [bedrijf 7] :

- ten bedrage van $ 45.600,-:

We have sold to you and shipped to [bedrijf 15] . Ltd.

(...) per vessel “Shanghai Express” voy. [nummer 2] , sailing from [plaats 10] to Bangkok , for final destination [X] o.a. 16 Aug. 2015, en

- ten bedrage van $ 10.650,-:

We have sold to you and shipped to [bedrijf 15] . Ltd.

(...) per vessel “Shanghai Express” voy. [nummer 2] , sailing from [plaats 10] to Bangkok , for final destination [X] o.a.16 Aug. 2015.

Daarnaast is er een factuur van [bedrijf 7] aan [bedrijf 15] . Ltd . d.d. 16 augustus 2015 ten bedrage van 84.240,-:

We have sold and shipped to you per vessel “Shanghai Express” voy. [nummer 2] , sailing from [plaats 10] to Bangkok, for final destination [X] o.a. 16 Aug. 2015.

Deze laatste factuur moet voldaan worden op een bankrekening bij de HSBC Hong Kong met [factuurnummer] en op naam van [ [belanghebbende] ].

Op 16 september 2015 wordt een bedrag van $ 84.213,- ontvangen op die betreffende rekening, zijnde de rekening van [naam 1] en [ [belanghebbende] ] privé in Hong Kong, die gebruikt wordt door [bedrijf 7] .

De goederen op de facturen van [bedrijf 4] aan [bedrijf 7] komen overeen met de goederen op de factuur van [bedrijf 7] aan [bedrijf 15] . Het prijsverschil in dollar betreft $ 84.240,- minus $ 45.600,- en $ 10.650,-. Dat is een bedrag van $ 27.990,-. Op de facturen staan ook handgeschreven bedragen in euro’s. Het prijsverschil tussen die bedragen is € 69.667,- minus € 46.519,- is € 23.148,-.

Ook hier kan worden vastgesteld dat het prijsverschil in elk geval niet ten goede is gekomen aan [bedrijf 4] .

Set 8 € 34.975

Er zijn twee facturen van respectievelijk 14 en 21 januari 2015 van [bedrijf 4] aan [bedrijf 7] :

- ten bedrage van $ 28.490,-:

We have sold to you and shipped to [bedrijf 16] in [plaats 7] per vessel “NEW YORK EXPRESS” sailing from [plaats 10] to [plaats 7] South Port o.a. 24 Jan. 2015, en

- ten bedrage van $ 14.100,-:

We have sold and shipped to [bedrijf 16] in [plaats 7] per vessel “APL CHONGQING” sailing from [plaats 10] to [plaats 7] South Port o.a. 30 Jan. 2015.

Daarnaast is er een overzicht met een betaalinstructie ten bedrage van $ 84.881,25.

Dit bedrag moet uiterlijk op 30 april 2015 zijn voldaan op een bankrekening bij de HSBC Hong Kong met nummer [factuurnummer] en op naam van [ [belanghebbende] ].

Op 24 april 2015 wordt een bedrag van $ 84.856,25 overgemaakt op die betreffende rekening, zijnde de rekening van [naam 1] en [ [belanghebbende] ] privé in Hong Kong, die gebruikt wordt door [bedrijf 7] .

De goederen op de facturen van [bedrijf 4] aan [bedrijf 7] komen overeen met de goederen op voormeld overzicht. Het prijsverschil in dollar betreft $ 84.881,25 minus $ 28.490,- en $ 14.100,-. Dat is een bedrag van $ 42.291,25.

Ook van dit bedrag kan worden vastgesteld dat het niet ten goede is gekomen aan [bedrijf 4] . Opmerkelijk is dat de betreffende klant ( [bedrijf 16] in [plaats 7] ) een relatie is die [bedrijf 4] in 1989 al van GAT heeft overgenomen. Ook om die reden is niet begrijpelijk dat [bedrijf 7] een groot deel van de winst moest ontvangen.”.

Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

2.30.

In het kader van de strafprocedure heeft [naam 1] [adviseur] (hierna: [adviseur] ), een Duitse adviseur verbonden aan [adviseur] Consulting UG, opdracht gegeven een reconstructie te maken van het door haar gegenereerde vermogen in de periode 1975 tot en met 2017. [adviseur] heeft van het onderzoek een notitie opgemaakt “interne uiteenzetting” met dagtekening 11 juni 2018 en een rapport met dagtekening 13 augustus 2018 (hierna tezamen: het rapport Reiser). Uit het rapport Reiser blijkt een door [naam 1] gegenereerd vermogen van € 35.041.929 en een door belanghebbende gegenereerd vermogen van € 12.948.446.

Getuigenverklaringen

2.31.

[getuige 1] , thans gepensioneerd en voorheen boekhouder en administrateur bij [bedrijf 4] , heeft als getuige ter zitting van het hof van 25 september 2025 onder meer het volgende verklaard:

“Op de vraag van de gemachtigde wie de leidinggevende van [bedrijf 4] was, antwoord ik:

Dat was mevrouw [naam 1] .

(...)

Op de vraag van de gemachtigde of ik de bedrijfsadministratie van [bedrijf 8] wel eens heb gezien in het kantoorpand in [plaats 1] , antwoord ik:

Nee, die administratie heb ik nooit gezien. Ook niet van andere firma’s.

(...)

Op de vraag van de voorzitter wat er gebeurde binnen [bedrijf 4] als mevrouw [naam 1] er niet was, antwoord ik: Ik kan het me niet meer goed herinneren. Maar ik had telefonisch contact en per mail en fax. Alles wat gebeurde was in opdracht van [ [naam 1] ].

Op de vraag van de voorzitter of, in de maanden dat [ [naam 1] ] en [ [belanghebbende] ] bij [bedrijf 4] waren, zij er dan samen waren, antwoord ik:

Ik kan niet zeggen dat ze altijd samen waren, omdat [ [belanghebbende] ] periodes niet aanwezig was. Ik weet niet waar hij dan was. Ik denk op verschillende plaatsen in Europa. Thuis noem ik het huis in [plaats 6] .

Ik weet niet meer exact gedurende welke periodes dat was. Ik had geen contact met [ [belanghebbende] ]. Wat ik hoorde was via [ [naam 1] ].”.

2.32.

[getuige 4] , voormalig inspecteur bij de Belastingdienst, heeft als getuige ter zitting van het hof van 26 september 2025 onder meer het volgende verklaard:

“Op de vraag van de gemachtigde of ik in 2011 aan mevrouw [naam 1] heb gevraagd of in [plaats 1] een slaapgelegenheid was, antwoord ik:

Dat heb ik op dat moment niet gevraagd.

Op de vraag van de gemachtigde of ik kan aangeven hoe ik in augustus 2018 toegang heb gekregen tot de ovenachtingsfaciliteit in het bedrijfspand in [plaats 1] , antwoord ik:

Ik heb aan mevrouw [naam 1] , die werd vergezeld door advocaat [naam 10] , gevraagd of wij de bedrijfsruimte mochten zien. Dat was akkoord. Ik heb gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de wet mij geeft en ik heb gezien dat zich er een slaapkamer, badkamer en woonkamer en gang bevond. Die was gestoffeerd. Er lagen badjassen en ik kon zien dat er iemand woonde.

Op de vraag van de gemachtigde of ik toestemming heb gevraagd om die ruimte te mogen betreden en toestemming heb gekregen, antwoord ik:

Ja. Er was geen discussie. Het was duidelijk bij mij en mijn collega dat ik dat mocht zien.

Op de vraag van de gemachtigde of ik daarbij ben begeleid door mevrouw [naam 1] en/of haar advocaat, antwoord ik:

Dat weet ik niet meer.

Ter verduidelijk van het antwoord op deze vraag, antwoord ik:

Uitdrukkelijk heb ik toestemming gekregen. Mevrouw [naam 1] en/of advocaat [naam 10] zijn mee gegaan. Want wij wisten de weg niet. Wij hebben ons niet eigenmachtig de toegang verschaft.

Na diverse opmerkingen vul ik mijn antwoord als volgt aan:

Er is mij de weg gewezen naar de privévertrekken in het pand. Ik weet niet meer of mevrouw [naam 1] dan wel advocaat [naam 10] mij daarbij hebben vergezeld.

(...)

Op de vraag van de oudste raadsheer of, toen ik stopte met mijn werkzaamheden, ik alle op de zaak betrekking hebbende stukken heb overgedragen aan mijn opvolger, antwoord ik:

Ja.

Op de vraag van de gemachtigde of ik een selectie heb gemaakt van de over te dragen stukken, antwoord ik:

Nee.”.

2.33.

[getuige 5] , ten tijde van het strafrechtelijk onderzoek opsporingsambtenaar bij de FIOD en thans werkzaam bij de Belastingdienst, heeft als getuige ter zitting van het hof van 26 september 2025 onder meer het volgende verklaard:

“De gemachtigde houdt mij voor dat in proces-verbaal [nummer 6] document [nummer 7] (‘ [naam 9] ’) wordt gebruikt in het kader van de verdenking van belastingfraude.

Op de vraag van de gemachtigde of ik heb geconstateerd dat document [nummer 7] niet is voorzien van een briefhoofd, een naam of een handtekening, en heb geconstateerd dat de herkomst van het document daarom niet verifieerbaar is, antwoord ik:

ik kan mij niet herinneren of ik het geverifieerd heb.

(...)

De gemachtigde houdt mij voor dat, nadat ik negen sets facturen had samengesteld, ik de heer [getuige 3] op 18 december 2017 wederom heb gesproken. Uit het verslag van deze bespreking (document [nummer 8] ) volgt dat volgens de heer [getuige 3] ‘er duidelijke aanwijzingen zijn voor het afromen van winst en dus het ontduiken van vennootschapsbelasting’, namelijk:

 het langdurig gebruiken van deze vormen van transacties (‘6 varianten’);

 het structureel verliesgevend zijn van [bedrijf 4] ;

 een nauwe zakelijke relatie tussen [belanghebbende] en [naam 1] en de bedrijven waarvan zij eigenaar en bestuurder zijn, waardoor deze in feite als één geheel functioneren;

 een relatief groot aandeel van de verkopen aan [bedrijf 7] in de totale omzet van [bedrijf 4] , zowel in aantal transacties als in omzetbedragen;

 wetenschap bij zowel [naam 1] als [belanghebbende] over de winsten die aan [bedrijf 4] en [bedrijf 7] zijn toegekomen;

 afhankelijkheid bij [bedrijf 4] van de financiering door [bedrijf 8] als [bedrijf 8] een rechtspersoon is die door [naam 1] en/of [belanghebbende] beheerst wordt;

 een significant lagere bruto-winst voor [bedrijf 7] bij de transacties zonder [bedrijf 4] (inkoop van derden) ten opzichte van transacties met inkoop bij [bedrijf 4] ;

 het realiteitsgehalte van [bedrijf 7] : wat voegt deze eenmanszaak toe en waarom koopt [bedrijf 4] in voor [bedrijf 7] ?

De gemachtigde houdt mij voor dat het verslag afsluit met de mededeling: ‘Deze aanwijzingen kunnen nader worden beoordeeld aan de hand van de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek. Vanuit de Belastingdienst kan een ambtsedige verklaring worden opgesteld of aan een getuigenverhoor (deskundige) worden meegewerkt.’

Op de vraag van de gemachtigde hoe ik heb vastgesteld dat [bedrijf 4] structureel verliesgevend is, antwoord ik:

Dat zal uit de aangifte vennootschapsbelasting zijn gebleken.

Op de vraag van de gemachtigde of ik het van belang acht dat [bedrijf 4] structureel verliesgevend is voor het vermoeden van winstafroming, antwoord ik:

Ja, dat is een element.

Op de vraag van de gemachtigde hoe ik heb vastgesteld dat sprake is van een relatief groot aandeel van de verkopen aan [bedrijf 7] in de totale omzet van [bedrijf 4] , zowel in aantal transacties als in omzetbedragen, antwoord ik:

Dat kan ik mij niet meer herinneren.

Op de vraag van de gemachtigde of ik voor het vermoeden van winstafroming van belang achtte dat de handel met [bedrijf 7] voor een relatief groot aandeel uitmaakt van de totale handel van [bedrijf 4] , stelt het hof een vervolgvraag:

Op de vraag van de jongste raadsheer wie de afweging heeft gemaakt dat er aanwijzingen zijn voor het afromen van winst, antwoord ik:

Dat was de heer [getuige 3] .

De jongste raadsheer concludeert dat dergelijke vragen daarom niet beantwoord kunnen worden door de getuige.

Op de vraag van de gemachtigde hoe ik heb vastgesteld dat sprake is van een significant lagere brutowinst voor [bedrijf 7] bij de transacties zonder [bedrijf 4] (inkoop van derden) ten opzichte van transacties met inkoop bij [bedrijf 4] , antwoord ik:

Dat weet ik niet.”.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is de rechtbank vooringenomen?

  2. Heeft de inspecteur gehandeld in strijd met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer?

  3. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

  4. Is sprake van onrechtmatig verkregen bewijs en, zo ja, moet dat bewijs in de onderhavige zaak worden uitgesloten?

  5. Is belanghebbende in 2015 woonachtig in Nederland in de zin van artikel 4, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR)?

  6. Is belanghebbende in 2015 op grond van verdragstoepassing inwoner van Nederland?

  7. Indien vraag e ontkennend wordt beantwoord: moet belanghebbende in 2015 worden aangemerkt als buitenlands belastingplichtige?

  8. Dient de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard, omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan?

  9. Heeft de inspecteur de aanslag gebaseerd op een redelijke schatting?

  10. Heeft belanghebbende overtuigend aangetoond dat en in hoeverre de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld?

  11. Is de aanslag tot een te hoog bedrag vastgesteld omdat deze op grond van het vertrouwensbeginsel moet worden vernietigd dan wel verminderd?

  12. Kan de inspecteur zich met succes beroepen op interne compensatie?

  13. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade?

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij hieraan ter zittingen hebben toegevoegd. Tijdens de regiezitting hebben partijen verklaard dat stukken en standpunten die in één of meer van de in 1.19 en 1.22 genoemde zaken zijn ingebracht geacht worden ook onderdeel uit te maken van de dossiers in die andere zaken. Een uitzondering heeft te gelden voor het bericht van 1 mei 2025 en de daarbij gevoegde bijlagen; deze stukken zijn uitsluitend ingediend in de zaken 23/374 tot en met 23/384.

3.3.

In hoger beroep is niet langer in geschil dat de inspecteur uitsluitend beschikt over proces-verbaal [nummer 1] zoals dat in geschoonde vorm - namelijk met een groot aantal zwart gelakte passages - tot de gedingstukken behoort. De inspecteur beschikt dus niet over een ongeschoonde versie van proces-verbaal [nummer 1] .

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing