Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-01-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:72, 23/864 tot en met 23/866
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-01-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:72, 23/864 tot en met 23/866
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 15 januari 2025
- Datum publicatie
- 27 maart 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:2912, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/864 tot en met 23/866
- Relevante informatie
- Art. 13bis Wet LB, Art. 2 BPB, Art. 3 BPB, Art. 267 VWEU
Inhoudsindicatie
BPM. Afdoening diverse formele grieven. Het hof vernietigt het oordeel van de rechtbank, maar alleen voor de beslissing over de immateriële schadevergoeding. Hoger beroep ongegrond. Incidenteel hoger beroep gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/864 tot en met 23/866
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 28 april 2023, nummers BRE 21/1814, 21/5637 en 21/5638, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende bij beschikking vergrijpboeten opgelegd. Deze vergrijpboeten zijn gelijktijdig met de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2011, 2012 en 2013 opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan, de bezwaren gegrond verklaard en de vergrijpboeten verminderd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en een immateriëleschadevergoeding toegekend.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank incidenteel hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.
De zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde [gemachtigde] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld de onderhavige zaak en de zaak met nummers 23/861 tot en met 23/863.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak in Mijn Rechtspraak wordt geplaatst.
2 Feiten
De inspecteur heeft in 2016 een boekenonderzoek uitgevoerd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2011 tot en met 2014 van belanghebbende. De eerste dag van bezoek was 17 februari 2016. Het onderzoek is afgesloten met het controlerapport van 6 september 2016.
De inspecteur heeft met dagtekening 12 november 2016 aan belanghebbende de hierna genoemde navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2011, 2012 en 2013 (hierna: de navorderingsaanslagen) en vergrijpboeten opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd in verband met een correctie vanwege het zogenoemde autokostenforfait van artikel 13bis Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB).
Zaaknummer |
Jaar |
Aanslagnummer |
IB/PVV |
Vergrijpboete |
23/864 |
2011 |
[aanslagnummer] H.17.01 |
€ 6.747 |
€ 1.012 |
23/865 |
2012 |
[aanslagnummer] H.27.01 |
€ 7.181 |
€ 692 |
23/866 |
2013 |
[aanslagnummer] H.37.01 |
€ 6.338 |
€ 950 |
Belanghebbende heeft op 8 december 2016 pro forma bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de daarmee samenhangende vergrijpboete- en rentebeschikkingen. De inhoud van de drie pro forma bezwaarschriften is nagenoeg identiek aan elkaar.
Belanghebbende heeft de bezwaren op 26 oktober 2017 in één geschrift gemotiveerd. Op 21 februari 2018 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende, zijn gemachtigde en de inspecteur waarin de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen en de vergrijpboetebeschikkingen zijn besproken.
De inspecteur heeft bij gelijktijdige uitspraken op bezwaar de vergrijpboeten vanwege de lange behandelduur van het bezwaar verminderd met 20% tot € 809 (2011), € 553 (2012) en € 760 (2013). De inspecteur heeft de vergoeding voor de kosten van bezwaar vastgesteld op 2 punten (bezwaarschrift, hoorgesprek) x € 265 (waarde per punt) x 1 (wegingsfactor) is € 530. Belanghebbende heeft op 21 april 2021, in één geschrift, beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de vergrijpboeten vernietigd, de minister veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 594, de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 3.906, bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moet vergoeden en de inspecteur veroordeeld tot betaling van € 1.674 aan proceskosten aan belanghebbende.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of de rechtbank de juiste nevenbeslissingen heeft genomen.
Principaal hoger beroep:
- -
-
i) Zijn de rechtbank en het hof bevoegd uitleg te geven aan het Unierecht?
- -
-
ii) Bestaat er aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU)?
- -
-
iii) Heeft de rechtbank de immateriëleschadevergoeding juist berekend?
- -
-
iv) Heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat samenhang bestaat tussen de zaken van belanghebbende, zodat maar één proceskostenvergoeding moet worden toegekend?
- -
-
v) Heeft belanghebbende recht op een hogere kostenvergoeding voor de bezwaarfase?
- -
-
vi) Heeft belanghebbende recht op een vergoeding van rente in verband met de vernietiging van de – in strijd met het Unierecht – opgelegde vergrijpboeten?
- -
-
vii) Heeft belanghebbende recht op een vergoeding van de werkelijke proceskosten?
Incidenteel hoger beroep:
( viii) Heeft de rechtbank de immateriëleschadevergoeding juist berekend?
Belanghebbende concludeert tot concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover deze ziet op de beslissing betreffende de immateriëleschadevergoeding en de proceskostenvergoeding en toekenning van een hogere vergoedingen van immateriële schade en door belanghebbende gemaakte proceskosten.
De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover deze ziet op de beslissing betreffende de immateriëleschadevergoeding en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank voor het overige.