Home

Hoge Raad, 13-01-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8811 ZC5229, 28935

Hoge Raad, 13-01-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8811 ZC5229, 28935

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 januari 1993
Datum publicatie
8 april 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:1993:ZC5229
Zaaknummer
28935
Relevante informatie
24 VPB

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 april 1992 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1989 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1989 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 68 .375, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 63.305. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de vervoerskosten voor het halen en brengen van belanghebbendes gehandicapte dochter van en naar een AWBZ-inrichting voor visueel en verstandelijk gehandicapten als uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit in de zin van artikel 46, lid 1, letter b en lid 3, letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) in aftrek dienen te worden toegelaten omdat belanghebbende terecht een beroep doet op bij hem opgewekt vertrouwen. Het Hof heeft dat oordeel gegrond op het oordeel dat de omstandigheid dat de Inspecteur gedurende een reeks van jaren de door belanghebbende gedane aangiften, waarin telkens een op het betrokken punt betrekking hebbende gespecificeerde bijlage was opgenomen, gevolgd heeft, bij belanghebbende de indruk heeft kunnen wekken dat de door de Inspecteur gedurende de voorafgaande jaren betreffende dezelfde aangelegenheid gevolgde gedragslijn berustte op een bewuste standpuntbepaling, zodat belanghebbende daaraan het in rechte te beschermen vertrouwen heeft ontleend dat de Inspecteur ook voor het onderhavige jaar de door belanghebbende gedane aangifte ter zake zou volgen.

3.2. Tegen laatstvermeld oordeel keert zich het middel terecht. De Inspecteur heeft door de enkele omstandigheid dat hij gedurende een reeks van jaren de door belanghebbende gedane aangiften, waarbij telkens een gespecificeerde bijlage was gevoegd, waarin blijkens een tot de gedingstukken behorende fotocopie daarvan was vermeld dat het ging om "reizen voor het halen en brengen van mijn dochter voor huisbezoek tijdens het weekeinde. Zij verblijft in het gezinsvervangend tehuis te Q'', heeft gevolgd, bij belanghebbende niet het in rechte te beschermen vertrouwen kunnen wekken dat die gedragslijn berustte op een weloverwogen standpuntbepaling. Immers, het bij een aangifte voegen van een specificatie als voormeld is niet te beschouwen als het uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde te (Lees: aan de orde stellen; Red.) stellen van het betrokken punt. Uit 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding blijkt niet dat omstandigheden zijn gesteld die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.

3.3. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De aanslag dient, gelijk het Hof in 3.1 van zijn uitspraak heeft overwogen, te worden verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 68.375 - f 2.377 = f 65.998.

4. Beslissing

HOF Leeuwarden 10 april 1992 (Nr. 516/91)