Hoge Raad, 25-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:444, 21/01143
Hoge Raad, 25-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:444, 21/01143
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 maart 2022
- Datum publicatie
- 25 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:444
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:652
- Zaaknummer
- 21/01143
Inhoudsindicatie
Art. 10 Wet LB 1964; vergoeding van immateriële schade ten gevolge van arbeidsongeval; uitleg HR 29 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AW9439 (smeerkuil), met betrekking tot rechtspositionele regeling.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/01143
Datum 25 maart 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2021, nr. 19/013221, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE AWB 18/3728) betreffende het van belanghebbende ingehouden bedrag aan loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak maart 2018.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door F.R. Herreveld, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door F.R. Herreveld, voornoemd, advocaat te Rotterdam.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam bij de Veiligheidsregio [R] (hierna: de werkgever). De werkgever heeft belanghebbende aangesteld als vrijwilliger bij de brandweer.
Tijdens zijn in die hoedanigheid verrichte werkzaamheden is belanghebbende betrokken geraakt bij een ongeval waaraan hij blijvend letsel en een blijvende bewegingsbeperking heeft overgehouden.
Op grond van een bepaling in een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (hierna: de collectieve arbeidsvoorwaarden) heeft de werkgever een ongevallenverzekering afgesloten voor degenen die als vrijwilliger bij de brandweer werkzaam zijn. Deze verzekering, met de werkgever als begunstigde, voorziet onder meer in een uitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval.
Krachtens deze verzekering is in verband met de invaliditeit van belanghebbende een letselschadevergoeding van € 32.375 toegekend. Deze letselschadevergoeding is aan belanghebbende uitgekeerd onder inhouding van € 13.270,81 aan loonheffing.
3 Procedure bij het Hof
De Inspecteur is in hoger beroep opgekomen tegen het oordeel van de Rechtbank dat de aan belanghebbende gedane uitkering voor de toepassing van artikel 10 Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) niet tot het loon kan worden gerekend en de inhouding van loonheffing achterwege had moeten blijven. Dit oordeel heeft de Rechtbank gebaseerd op de vaststelling dat de werkgever met het opnemen van de bepaling in de collectieve arbeidsvoorwaarden en het ter uitvoering van die bepaling afsluiten van de ongevallenverzekering, niet de leden van de vrijwillige brandweer heeft willen belonen maar daarmee vooral de aan haar opgedragen publieke taak heeft willen dienen.
Het Hof heeft het hoger beroep van de Inspecteur gegrond verklaard. Daartoe heeft het Hof, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AW9439, overwogen dat belanghebbende het recht op vergoeding van de door hem geleden schade ontleende aan een rechtspositionele regeling zodat de uit dit recht voortvloeiende uitkering tot het loon behoort. Ook bij een publiekrechtelijke dienstbetrekking moeten uit een rechtspositionele regeling voortvloeiende uitkeringen worden aangemerkt als uitkeringen die hun grond vinden in de dienstbetrekking, aldus het Hof.