Home

Hoge Raad, 08-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:238, 22/04590

Hoge Raad, 08-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:238, 22/04590

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 maart 2024
Datum publicatie
8 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:238
Formele relaties
Zaaknummer
22/04590

Inhoudsindicatie

Art. 8:69a Awb i.v.m. art. 17 Wet WOZ.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/04590

Datum 8 maart 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DEVENTER

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 oktober 2022, nr. BK-ARN 21/016121, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. AWB 20/2331) betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2020.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend. Aangezien dit geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

De Advocaat-Generaal M.R.T. Pauwels heeft op 22 september 2023 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.2

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende is huurder van een appartement. Hij heeft een op zijn naam gesteld aanslagbiljet gemeentelijke belastingen ontvangen waarop tevens de op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) gegeven beschikking (hierna: WOZ-beschikking) inzake de waarde van het appartement voor het jaar 2020 is bekendgemaakt.

2.2

Belanghebbende heeft een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

2.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep met toepassing van artikel 8:69a Awb ongegrond verklaard. Daartoe heeft de Rechtbank overwogen dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van niet-geliberaliseerde woonruimte, dat wijziging van de WOZ-waarde voor belanghebbende, als huurder van niet-geliberaliseerde woonruimte, geen enkel effect heeft, en belanghebbende zich beroept op een norm die niet strekt tot bescherming van zijn belang. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

3 Procedure bij het Hof

3.1

Bij het Hof was in geschil of de Rechtbank het beroep terecht met toepassing van artikel 8:69a Awb ongegrond heeft verklaard, en zo nee, of de waarde van het appartement te hoog is vastgesteld. Het Hof heeft – samengevat – als volgt overwogen en beslist.

3.2.1

Met betrekking tot de ontvankelijkheid moet worden aangenomen dat eenieder aan wie een op zijn naam gestelde WOZ-beschikking is bekendgemaakt, bij die beschikking en dus bij de daarin vastgestelde waarde een procesbelang heeft. Het door belanghebbende ingestelde beroep is daarom terecht ontvankelijk geacht.

3.2.2

Artikel 8:69a Awb verbiedt de bestuursrechter een besluit te vernietigen indien een geschonden voorschrift evident niet strekt tot bescherming van degene die de norm inroept. Deze bepaling is geen ontvankelijkheidsvereiste, maar kan ertoe leiden dat vernietiging van het besluit op de desbetreffende beroepsgrond achterwege blijft, ook als wordt vastgesteld dat het besluit in strijd is met de ingeroepen rechtsregel, omdat de rechtsregel niet strekt tot bescherming van het belang van degene die daarop een beroep doet. Indien dat niet het geval is, kan de bestuursrechter in het midden laten of de ingeroepen rechtsregel is geschonden.

3.2.3

Een belanghebbende kan opkomen tegen de vastgestelde WOZ-waarde indien deze op een te hoog of een te laag bedrag is bepaald, maar artikel 8:69a Awb staat aan vermindering of verhoging van de vastgestelde waarde in de weg indien de indiener van het bezwaar of beroep daarvan geen direct financieel gevolg ondervindt. In dat geval strekt de rechtsregel van artikel 17 Wet WOZ niet tot bescherming van het belang van deze indiener.

3.2.4

In dit geval is niet gebleken dat sprake is van een niet-geliberaliseerde woonruimte, of dat belanghebbende anderszins een direct financieel gevolg ondervindt bij wijziging van de vastgestelde WOZ-waarde. Toepassing van artikel 8:69a Awb leidt dus ertoe dat het beroep ongegrond moet worden verklaard, aldus het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

4 Beoordeling van de middelen

5 Proceskosten

6 Beslissing