Home

Hoge Raad, 25-11-2025, ECLI:NL:HR:2025:1785, 23/03410

Hoge Raad, 25-11-2025, ECLI:NL:HR:2025:1785, 23/03410

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 november 2025
Datum publicatie
25 november 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:1785
Formele relaties
Zaaknummer
23/03410

Inhoudsindicatie

Belastingfraude. Feitelijk leiding geven aan opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften voor loonheffing, begaan door vier rechtspersonen, art. 69.2 AWR. Vrijspraak in eerste aanleg (van 2 feiten). 1. Bewijsklachten “onjuist of onvolledig” doen van aangiften. 2. Bewijsklacht opzet. 3. Bewijsklacht feitelijk leiding geven. 4. Strafmotivering (gevangenisstraf van 14 maanden). Kon hof, vanwege grootschalig karakter van fiscale fraude, bij strafoplegging uitgaan van benadelingsbedrag van ruim € 400.000?

Ad 1, 2 en 3. HR: Om redenen vermeld in CAG, leiden middelen niet tot cassatie.

Ad 4. Onder omstandigheden staat het rechter vrij om bij strafoplegging rekening te houden met niet tlgd. feit. Dat kan – naast in HR:2010:LJN BM9968 genoemde gevallen – aan orde zijn in zaak als deze, waarin het i.h.b. gaat om verdenking van grootschalige fiscale fraude. In zo’n zaak kan dat grootschalige karakter van delict voor straftoemeting relevante omstandigheid betreffen, ook al volstaat tll. met beschrijving van beperkt aantal strafbare feiten. Dat grootschalige karakter moet o.g.v. verhandelde ttz. aannemelijk zijn geworden. (Vgl. HR:2020:896.) Het staat rechter niet vrij om i.v.m. grootschaligheid van betreffende fiscale fraude bij strafoplegging rekening te houden met feiten die wel aan verdachte zijn tlgd. maar die niet tot veroordeling hebben geleid.

Hof heeft onder 1 tot en met 4 bewezenverklaard dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan, kort gezegd, door vier vennootschappen opzettelijk onjuist en/of onvolledig doen van aangiften voor loonheffing. Hof heeft overwogen dat deze bewezenverklaring alleen betrekking heeft op personen die in betreffende jaar “in het geheel niet” op verzamelloonstaten zijn vermeld. Daarmee zijn buiten bewezenverklaring gehouden onder 1 tot en met 4 tlgd. gedragingen die ertoe strekken dat voor bepaalde personen “te weinig” loonbelasting is afgedragen. Hof heeft daartoe overwogen dat niet vastgesteld kon worden of ook specifiek in tlgd. periode m.b.t. die personen te weinig belasting is geheven. Ook heeft hof verdachte vrijgesproken van onder 2 tenlastegelegde wat betreft “aangifteperiode van 12 september 2016 tot en met 9 oktober 2016 (week 37 t/m 40)”. In zijn strafmotivering heeft hof o.m. overwogen dat sprake is van grootschalige fraude en dat daarom in beginsel kan worden uitgegaan van door Belastingdienst berekende strafrechtelijk nadeel dat t.a.v. vier in bewezenverklaring genoemde vennootschappen € 484.746 bedraagt. Hof heeft verder overwogen dat het, rekening houdend “met de deelvrijspraak onder 2”, uitgaat van benadelingsbedrag van ruim € 400.000. Oordeel van hof dat bij strafoplegging vanwege grootschalige karakter van fiscale fraude kan worden uitgegaan van benadelingsbedrag van ruim € 400.000, is niet z.m. begrijpelijk. Vanwege redenen die zijn vermeld in CAG onder 8.15 tot en met 8.17, moet immers worden aangenomen dat nadeelberekening van Belastingdienst mogelijk mede betrekking heeft op onderdelen van tll. die door hof niet zijn bewezenverklaard. Daarnaast heeft hof niet voldoende inzichtelijk gemaakt waarop door hof in aanmerking genomen benadelingsbedrag van ruim € 400.000, rekening houdend “met de deelvrijspraak onder 2”, is gebaseerd.

Volgt (partiële) vernietiging en terugwijzing t.a.v. strafoplegging.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 23/03410

Datum 25 november 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 augustus 2023, nummer 21-000160-22, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten A.J.C. Perdaems en D.C. Molenaars bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.

De advocaat-generaal P.H.P.H.M.C. van Kempen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ten einde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De raadsvrouw A.J.C. Perdaems heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het eerste, het derde en het vierde cassatiemiddel

2.1

De cassatiemiddelen klagen over de bewezenverklaring van het onder 1, 2 ,4 en 5 tenlastegelegde.

2.2

De cassatiemiddelen leiden niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3, 4, 6 en 7.

3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel

5 Beslissing