Home

Rechtbank Noord-Holland, 09-12-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12313, HAA 21/3953

Rechtbank Noord-Holland, 09-12-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12313, HAA 21/3953

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
9 december 2022
Datum publicatie
28 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:12313
Zaaknummer
HAA 21/3953
Relevante informatie
Art. 4.12 Wet IB 2001, Art. 4.43 lid 1 Wet IB 2001, Art. 12a Wet LB, Art. 10 Wet Vpb 1969, Art. 27e lid 1 AWR, Art. 67 AWR, Art. 67d AWR, Art. 67e AWR, Art. 3 BPB

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting. Directeur-grootaandeelhouder (dga) heeft een huurovereenkomst op eigen naam gesloten terwijl de vennootschap eigenaar van het verhuurde onroerend goed is. Fiscus merkt de door de dga ontvangen huuropbrengsten aan als verkapte winstuitdelingen van de vennootschap. Tevens is een gebruikelijk loon in aanmerking genomen en zijn vergrijpboetes opgelegd.

Eiser stelt de huurovereenkomst op eigen naam te hebben gesloten om beslag op de huuropbrengsten te vermijden. Daarnaast stelt hij dat geen vermogensverschuiving heeft plaatsgevonden omdat hij de ontvangen huuropbrengsten zou hebben doorgestort naar de vennootschap en de stortingen juist zijn verwerkt in de rekening-courantverhouding.

De rechtbank oordeelt dat sprake is van een vermogenverschuiving van de vennootschap naar de dga, de huuropbrengsten zijn terecht als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen. Tevens is terecht een gebruikelijk loon gerekend.

Vergrijpboetes verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 21/3953 t/m HAA 21/3956

(gemachtigde: mr. [naam 1] ,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Midden- en Kleinbedrijf, kantoor Hoorn, verweerder.

Procesverloop

HAA 21/3953

Verweerder heeft aan eiser over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.707 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 98.973. Tevens is bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van € 6.532 en belastingrente tot een bedrag van € 3.219 in rekening gebracht.

Verweerder heeft het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd naar een bedrag van € 65.307, de vergrijpboete verminderd naar een bedrag van € 4.310 en de in rekening gebrachte belastingrente verminderd naar een bedrag van € 1.949.

HAA 21/3954

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.859 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 56.835. Tevens is bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van € 4.262 en belastingrente tot een bedrag van € 1.459 in rekening gebracht.

Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

HAA 21/3955

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.116 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 59.541. Tevens is bij beschikking belastingrente tot een bedrag van € 1.185 in rekening gebracht.

Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

HAA 21/3956

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.173 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 49.569. Tevens is bij beschikking belastingrente tot een bedrag van € 905 in rekening gebracht.

Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Alle zaken

Eiser heeft tegen de bovengenoemde uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met één verweerschrift.

In reactie op dit verweerschrift heeft eiser een conclusie van repliek ingediend.

Verweerder heeft een conclusie van dupliek ingediend.

Eiser heeft voor de zitting nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, en drs. [naam 2] , mr. [naam 3] en [naam 4] namens verweerder. Deze beroepen zijn gezamenlijk behandeld met de beroepen met zaaknummers HAA 21/3943, HAA 21/3945, HAA 21/3947 en HAA 21/3993.

Feiten

1. Eiser is enig aandeelhouder, bestuurder en werknemer van [bedrijf 1] B.V. ( [bedrijf 2] ). [bedrijf 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] B.V. ( [bedrijf 3] ). [bedrijf 2] houdt zich bezig met verhuur van onroerende zaken en beheeractiviteiten ten behoeve van [bedrijf 3] . [bedrijf 3] handelt in nieuwe en gebruikte personenauto’s. De vennootschappen vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting en de omzetbelasting.

2. [bedrijf 2] is eigenaar van een perceel aan de [adres] te [plaats 2] . Het pand op het perceel en de bijbehorende financiering staan op de balans van [bedrijf 2] . [bedrijf 2] heeft dit perceel verhuurd aan [bedrijf 3] voor een huurprijs van € 54.000 per jaar.

3. Het dossier bevat een conceptovereenkomst tussen [bedrijf 2] en [bedrijf 4] voor de verhuur van een deel van bovenvermeld perceel te [plaats 2] . In dit concept is opgenomen dat [bedrijf 2] de eigenaar is van het perceel.

4. Tot de stukken behoort een getekende huurovereenkomst tussen eiser en [bedrijf 4] waarin, kort gezegd, is opgenomen dat eiser eigenaar is van een stuk onbebouwde grond gelegen aan de [adres] te [plaats 2] , dat eiser een deel van dit perceel zal verhuren en dat eiser zich verplicht om een van de huur afhankelijk recht van opstal te verlenen aan [bedrijf 4] voor het aanleggen en onderhouden van een tankstation. Partijen zijn een vaste huurprijs van € 45.000, jaarlijks te indexeren, en een variabele huurprijs van € 0,005 per verkochte liter motorbrandstof overeengekomen.

5. Eiser heeft deze huur vanaf april 2013 gefactureerd aan [bedrijf 4] onder vermelding van zijn bankrekeningnummer en zijn (vervallen) omzetbelastingnummer.

6. De huur is ook door eiser ontvangen en is in onderhavige jaren niet verantwoord in de administratie van [bedrijf 2] .

7. Verweerder heeft met dagtekening 20 januari 2017 een verzoek om informatie vooruitlopend op een in te stellen boekenonderzoek verstuurd aan [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . In deze brief is een boekenonderzoek naar de aangifte vennootschapsbelasting 2014 van [bedrijf 2] en de aangiften omzetbelasting en loonheffingen over het tijdvak 2014 van beide vennootschappen aangekondigd.

8. Het boekenonderzoek is aangevangen op 30 maart 2017. Gedurende het onderzoek is de reikwijdte ervan uitgebreid tot de jaren 2012 tot en met 2017.

9. Op 30 oktober 2017 heeft verweerder een derdenonderzoek ingesteld bij [bedrijf 4] . Deze heeft de in de jaren 2013 tot en met 2016 ontvangen huurnota’s verstrekt.

10. Verweerder heeft het definitieve rapport van het boekenonderzoek bij brief met dagtekening 13 augustus 2019 aan eiser verzonden. In dit rapport is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

“5. Fiscale resultatenrekening

5.1.1 Benzinepomp

(..)

In de administratie van de belastingplichtige komt de opbrengst van de verhuur niet naar voren. Uit de administratie is ook niet gebleken dat de heer [naam 5] het perceel huurt van [bedrijf 1] B.V.

De heer [naam 5] heeft verklaard dat hij de huuropbrengsten in privé ontvangt en dan door boekt naar de [bedrijf 5] Deze informatie is niet juist.

Op 7 september 2017 gaf de heer [naam 5] aan dat de huur één op één naar het autobedrijf werd doorbetaald, maar dat daar enige tijd tussen kan zitten. Na onderzoek is echter niet gebleken dat de huuropbrengsten in 2014 zijn doorgestort naar [bedrijf 3] B.V.

Mevrouw [naam 6] boekt de bedragen die de heer [naam 5] naar de B.V. overmaakt in RC. Aan het einde van het jaar vindt geen correctieboeking plaats inzake de verhuur aan [bedrijf 4] . De heer [naam 5] heeft verteld dat de accountant niet op de hoogte is van de verhuur van de bezinepomp.

(…)

Uit derden informatie blijkt dat over de periode april 2013 tot en met 15 september 2017 aan [bedrijf 4] is gefactureerd voor de onderstaande bedragen:

Jaar Omzet (excl. BTW) BTW*

2014 € 98.973,16 € 20.784,36

2015 € 56.835,14 € 11.935,38

2016 € 59.541,33 € 12.503,68

2017 € 49.569,18 € 10.409,53

Totaal € 264.918,81 € 55.632,95

(…)

Nu de bestuurder/directeur en enig aandeelhouder dezelfde persoon betreft, zijn zowel de aandeelhouder als belastingplichtige op de hoogte van het feit dat de verhuuropbrengst van het perceel niet ten goede komt aan belastingplichtige die eigenaar van de grond is, maar dat er bewust voor gekozen is dit voordeel aan de aandeelhouder te doen toekomen.

In de verhouding werknemer werkgever zal zich een dergelijke handelwijze niet voordoen. Er is sprake van een uitdeling van winst ter zake van de hoogte van de niet verantwoorde huuropbrengsten.

Door deze inkomsten niet in de aangifte op te nemen kan het niet anders zijn dat zowel belastingplichtige als de directeur grootaandeelhouder (DGA) zich ervan bewust zijn geweest dat er te weinig belasting wordt betaald. Omdat belastingplichtige en de heer [naam 5] op de hoogte zijn geweest van de fiscale gevolgen van hun handelen wordt er naast de correctie in de vennootschapsbelasting een uitdeling gesteld in box 2 van de aangifte inkomstenbelasting 2014 en 2015. Voor het jaar 2014 bedraagt de uitdeling € 98.973 en voor het jaar 2015 € 56.853. Voor de vennootschapsbelasting behoren deze uitdelingen van winst tot de niet aftrekbare bedragen.

7.6.1 Gebruikelijkloonregeling

(…)

De heer [naam 5] is fulltime werkzaam in de onderneming en is AB-houder. In de jaren 2012 tot en met 2016 zijn met betrekking tot de heer [naam 5] de volgende lonen aangegeven:

(…)

- 2013: € 4.575

- 2014: € 4.563

- 2015: € 4.536

(…)

In 2013 heeft de heer [naam 5] vanuit privé € 53.000 geleend aan [bedrijf 1] BV en dit in een aparte RC schuld opgenomen. Zie grootboekrekening 1540 “Rekening Courant [voornaam] [naam 5] ”. Hij heeft een groot deel van dit bedrag vervolgens weer opgenomen voor privé bestedingen. Deze opnames hadden niet als een boeking in RC behoren te worden verwerkt maar als loonbetaling kunnen worden aangemerkt.

Uit het grootboek van [bedrijf 3] BV (grootboekrekening 1530) blijken de volgende privé-opnamen:

- 2012: € 41.540

- 2013: € 52.341

- 2014: € 14.760

- 2015: € 2.748

(…)

De accountant heeft verklaard dat de lage lonen zijn aangegeven in verband met een dreigend faillissement. Hierbij is men uitgegaan van een loon minder dan € 5.000.

In de jaren 2012 en 2013 zijn er positieve resultaten behaald. In deze jaren heeft men geen rekening gehouden met de grensbedragen. In 2014 en 2015 waren er negatieve resultaten maar die waren niet dusdanig en niet structureel om van een te laag loon te moeten uitgaan.

We hebben tevens vastgesteld dat de omzetten van de verhuur van de grond van het benzinestation ten onrechte niet zijn aangegeven. Zie onderdeel 5.1.1 benzinepomp. Als gevolg hiervan zouden er in alle jaren inclusief deze omzetten, positieve resultaten zijn behaald.

Uit bovenstaande blijkt uit de privé-opnamen en de privéstortingen, dat het niet aannemelijk is dat de continuïteit van de onderneming in het geding was om uit te gaan van een lager loon dan de grensbedragen. Verder zijn de aangedragen argumenten van de accountant niet voldoende steekhoudend om een lager (fictief) loon dan het grensbedrag aan te geven.

Bovenstaande uiteenzetting toont aan dat het loon van de heer [naam 5] tot een te laag bedrag is aangegeven. Dit zal worden gecorrigeerd.

(…)

De correctie van het gebruikelijk loon zal worden verlaagd met de genoemde correctiebedragen inzake de door ons geconstateerde onzakelijke kosten. Dat zijn de kosten voor: Fitness, Golfabonnement, Verkeersboetes, Representatiekosten, en het abonnement Netflix en privégebruik auto. De volgende correcties inzake het gebruikelijk loon zullen worden opgelegd:

(…)

2013

Grondslag gebruikelijk loon € 38.425

Correctie fitness € 415

Correctie golfabonnement € 500

Correctie verkeersboetes € 1.458

Correctie representatiekosten € 1.435

Correctie abonnement Netflix € 95

Correctie privégebruik auto € 6.020

€ 9.923 -/-

Correctie gebruikelijk loon 2013 € 28.502

2014

Grondslag gebruikelijk loon € 39.437

Correctie fitness € 415

Correctie golfabonnement € 500

Correctie verkeersboetes € 1.048

Correctie representatiekosten € 1.693

Correctie abonnement Netflix € 95

Correctie privégebruik auto € 13.135

€ 16.886 -/-

Correctie gebruikelijk loon 2014 € 22.551

2015

Grondslag gebruikelijk loon € 39.437

Correctie fitness € 415

Correctie verkeersboetes € 331

Correctie representatiekosten € 1.731

Correctie abonnement Netflix € 95

Correctie privégebruik auto € 13.135

€ 15.707 -/-

Correctie gebruikelijk loon 2015 € 23.730

(…) ”

11. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 13 augustus 2019 medegedeeld naar aanleiding van het boekenonderzoek over te gaan tot het opleggen van een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014 en een van de aangifte afwijkende aanslag IB/PVV voor het jaar 2015. Verweerder merkt de door eiser ontvangen huuropbrengsten aan als verkapte winstuitdelingen van [bedrijf 2] en neemt de opbrengsten in aanmerking als inkomen uit aanmerkelijk belang. Tevens wordt een gebruikelijk loon in aanmerking genomen bij eiser en worden vergrijpboetes opgelegd.

12. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslagen de volgende correcties doorgevoerd:

2014: gebruikelijk loon à € 22.551 en inkomen uit aanmerkelijk belang van € 98.973

2015: gebruikelijk loon à € 23.730 en inkomen uit aanmerkelijk belang van € 56.835

2016: gebruikelijk loon à € 3.325 en inkomen uit aanmerkelijk belang van € 59.541

2017: gebruikelijk loon à € 35.173 en inkomen uit aanmerkelijk belang van € 49.569

13. Op 1 april 2021 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden via een videoverbinding. Van dit hoorgesprek is een verslag opgesteld, waarop eiser enkele aanvullingen heeft gedaan.

14. Verweerder heeft het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 op 15 juli 2021 gegrond verklaard en het inkomen uit aanmerkelijk belang verlaagd naar € 65.307 en de vergrijpboete tot € 4.310. De overige bezwaren zijn bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 30 juni 2021 ongegrond verklaard.

15. Het geconsolideerd eigen vermogen van [bedrijf 2] bedraagt blijkens haar jaarrekeningen € - 78.630 per 1 januari 2013, € - 25.701 per 31 december 2013, € - 28.318 per 31 december 2014, € - 48.339 per 31 december 2015, € 133.581 per 31 december 2016 en € 157.244 per 31 december 2017. Het geconsolideerde resultaat bedraagt € 52.929 (2013), € - 2.616 (2014), € - 20.021 (2015), € 181.920 (2016) respectievelijk € 43.030 (2017).

16. Tot de stukken behoort een ondertekende rekening-courantovereenkomst tussen eiser en [bedrijf 2] met de datum 24 maart 1999. De schuld in rekening-courant van eiser aan [bedrijf 2] bedraagt € 55.655 per 1 januari 2013, € 53.584 ultimo 2013, € 65.850 ultimo 2014, € 66.230 ultimo 2015, € 123.910 ultimo 2016 en een bedrag van € 159.393 ultimo 2017.

17. Eiser heeft ultimo 2013 een vordering op [bedrijf 2] ten grootte van € 120.000. De vordering wordt volgens de jaarstukken 2016 in dat jaar verrekend met de rekening-courantschuld van eiser aan [naam 5] [bedrijf 5] Na de verrekening bedraagt de rekening-courantschuld volgens de jaarstukken € 123.910.

Het geschil

Beoordeling door de rechtbank

Beslissing

Informatie over hoger beroep