Home

Rechtbank Rotterdam, 16-12-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12298, ROt 19/6230

Rechtbank Rotterdam, 16-12-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12298, ROt 19/6230

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
16 december 2021
Datum publicatie
29 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2021:12298
Zaaknummer
ROt 19/6230

Inhoudsindicatie

BC; Wet dieren; kantelproces kuikens; kuikens vallen tussen container en kantelaar waardoor niet elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden bespaard is gebleven; geen aanleiding inschakelen deskundige.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 19/6230

gemachtigde: mr. P.J.G.G. Sluijter,

en

gemachtigden: mr. ing. H.D. Strookman (zitting 31 maart 2021) en mr. M. Kool en

mr. L.C.M. Harteveld (zitting 21 oktober 2021).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 2.500,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.

Bij besluit van 5 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en een dwangsom van € 1.442,- toegekend wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Daarnaast heeft verweerder het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar afgewezen.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend, die betrekking hebben op het hoger beroep van eiseres in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:RBROT:2020:11338).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam 1], directeur van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2], toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen om aanvullende beroepsgronden in te dienen waarbij zij in het bijzonder zou concretiseren welke elementen uit het hoger beroepschrift van 24 februari 2021 volgens haar relevant zijn voor de onderhavige zaak. Daarnaast is eiseres hierbij in de gelegenheid gesteld om haar verzoek om in deze zaak een deskundige in te schakelen toe te lichten.

Bij brief van 14 april 2021, door de rechtbank ontvangen op 16 april 2021, heeft eiseres aanvullende beroepsgronden ingediend.

Bij brief van 4 juni 2021, door de rechtbank ontvangen op 7 juni 2021, heeft verweerder op deze aanvullende beroepsgronden gereageerd.

Het onderzoek ter zitting is hervat op 21 oktober 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam 1], directeur van eiseres.. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, bijgestaan door [naam 3], senior toezichthoudend dierenarts bij de NVWA.

Overwegingen

1.1.

Verweerder heeft in het primaire besluit aan eiseres een boete opgelegd van

€ 2.500,- omdat eiseres het volgende beboetbare feit zou hebben begaan:

“Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren geen tekenen van vermijdbare pijn, angst of abnormaal gedrag vertonen.”

Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in samenhang gelezen met artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren, en met artikel 3, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onder d, van de Verordening 1099/2009.

1.2.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.

2. Volgens het rapport van bevindingen van 16 mei 2018, waarop verweerder het primaire besluit en het bestreden besluit heeft gebaseerd, heeft een toezichthouder (met toezichthoudernummer [nummer]) van de NVWA een inspectie in het kader van regulier toezicht op het slachthuis van eiseres uitgevoerd. Deze toezichthouder heeft het volgende gerapporteerd:

“Tijdens de inspectie bevond ik mij in de aanvoerhal bij de kantelaar van bovengenoemd slachthuis, waar containers met levende, onbedwelmde kuiken worden gelost. Uit containers gelost levend pluimvee werd niet beschermd tegen elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden.

Ik zag dat een kuiken na het kantelen op het plateau van de transportband voor de aanvoercontainers tussen de kantelaar en de wasstraat van de aanvoercontainers viel. Ik zag dat dit kuiken met de poten onder de aanvoercontainer bekneld raakte toen de aanvoercontainer verplaatst werd over de betreffende transportband richting de wasstraat. Ik zag dat op het moment dat het kuiken klem zat, de aanvoercontainer stopte met verplaatsen. Ik zag en hoorde dat het kuiken reacties vertoonde die tekenen zijn van pijn, spanning of lijden, namelijk: vleugel fladderen en een toename van vocalisatie.

Ik zag dat één medewerker van het bedrijf bij het kantelproces aanwezig was op de plateaus bij de kantelaar. Tijdens het bekneld raken van het kuiken bevond deze medewerker zich aan de andere zijde van de aanvoercontainer. Ik zag dat deze medewerker, na het tot stilstand komen van de container, naar de andere zijde van de container liep en de beknelling van het kuiken verhielp.

Enkele minuten later zag ik dat een kuiken tussen een container en de kantelaar naar beneden viel na het kantelen. Ik zag dat dit kuiken onder de kantelaar terechtkwam op het frame voor de kantelaar. Ik zag dat de bovengenoemde medewerker aan kwam lopen vanaf de andere zijde van de container en het kuiken voorzichtig uit deze positie probeerde te bevrijden, maar dat ging moeizaam. Ik zag en hoorde dat het kuiken daarbij reacties vertoonde die teken zijn van pijn, spanning of lijden, namelijk: vleugel fladderen, spartelen en een toename van vocalisatie. Zie film 1 en 2 in de bijlage.

Vanuit mijn deskundigheid als dierenarts concludeer ik dat de kuikens in bovengenoemde situatie niet elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden is bespaard.”

Er zijn twee bijlagen bij dit rapport van bevindingen gevoegd, te weten twee filmpjes en een schriftelijke aanzegging van het rapport van bevindingen van 16 mei 2018.

2.1.

Zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 19 maart 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:124) geldt als uitgangspunt dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen. Indien die bevindingen evenwel gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.

3.1.

Eiseres voert in de gronden van 9 januari 2020 aan dat er volgens haar geen sprake is van een overtreding. Eiseres heeft immers zo spoedig mogelijk ingegrepen bij het vallen van de kuikens. Van vermijdbare pijn, spanning of letsel is daarom geen sprake, te meer nu het vallen van kuikens tijdens het kantelen niet geheel en altijd is te voorkomen. Mede gelet op het adequate ingrijpen is de boete onevenredig, aldus eiseres.

3.2.

Eiseres voert in de aanvullende gronden van 16 april 2021 - samengevat - het volgende aan.

Eiseres stelt dat zij niet eerder heeft kunnen ingrijpen op de incidenten. Eiseres verwijst in dit kader naar haar brief van 24 februari 2021 aan het CBb en de bijbehorende bijlagen, die betrekking hebben op het hoger beroep tegen de uitspraak van 9 december 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:11338).

Eiseres wijst op de procesbeschrijving van het kantelen binnen haar bedrijf waarbij foto’s zijn gevoegd. Het pluimvee wordt aangevoerd met containers. Dit zijn containers met vijf laden waarin per lade tot 52 kuikens kunnen worden geladen. Deze containers worden bij het bedrijf van eiseres geleegd door deze te kantelen. De lades worden geleegd door de container met een machine (de kantelaar) langzaam te kantelen naar een stand van 55 graden. De kuikens schuiven dan langzaam de lade uit en komen via glijplaten op een losband (dit is een lopende band, ook wel dumpband genoemd) terecht. Vanaf die plaats worden de kuikens met een transportband (lopende band) verder getransporteerd, verdoofd en geslacht. Het incident waarvoor eiseres in deze zaak is beboet, is volgens haar een rechtstreeks gevolg van het verbod op nakantelen/herkantelen. Volgens eiseres is niets gekomen van de naleefhulp die de NVWA eerder in het Handhavingsprotocol heeft toegezegd. Van een wederzijds geaccepteerd verbeterproces is geen sprake geweest.

Volgens het per 3 oktober 2016 ingevoerde handhavingsprotocol was destijds bij eiseres sprake van ruw kantelen. Als gevolg daarvan heeft eiseres plannen van aanpak gemaakt, maar door verweerder is nooit concreet gemaakt aan welke normen het kantelsysteem dient te voldoen en welke maatregelen ter verbetering zouden moeten worden genomen. Eiseres heeft vanaf november 2016 alle mogelijke aanpassingen doorgevoerd ter optimalisatie van het kantelproces. De aanpassingen, die eiseres heeft doorgevoerd, richten zich met name op het verminderen van de valhoogte van de kuikens door langere glijbanen, het zoveel mogelijk tegengaan van stapeling in de kantelaar, onder meer door de gladde dumpband te vervangen door een dumpband welke de kuikens grip geeft, het verduisteren van de kantelaar en het gebruik van blauw licht om de kuikens te kalmeren. Ook wordt binnen het bedrijf van eiseres op geen enkele manier meer nagekanteld, nu dit door de NVWA als ruw kantelen wordt gezien. Er zijn volgens eiseres geen technische of werkbouwtechnische mogelijkheden over om het kantelproces verder te verbeteren.

Eiseres volgt verweerder niet in zijn standpunt dat het achterblijven, vallen en bekneld raken van de kuikens kan worden voorkomen of eerder opgelost door een andere inrichting van het kantelsysteem waardoor wel handmatig tijdig zou kunnen worden ingegrepen. Kuikens op grotere afstand zijn volgens eiseres fysiek niet bereikbaar en nog los daarvan is het brengen van een arm tussen de kantelaar en de container onveilig. Direct gevolg van het niet langer toestaan van nakantelen is dat met name zwaardere, meer krachtige kuikens, na de kanteling achterblijven in de containers of op de kleppen.

Eiseres acht het in deze situatie aangewezen dat de rechtbank een deskundigenbericht inwint. Dit deskundigenbericht zal inzicht moeten verschaffen in de werktuigbouwkundige (technische) werking van het kantelmechanisme en de werktuigbouwkundige (technische) mogelijkheden om tijdens het kantelproces vóór het mechanisch uit de kantelaar wegvoeren van de containers achtergebleven kuikens uit de containers en van de kleppen te halen.

4.1.

Verweerder heeft de rechtbank verzocht om de op 17 maart 2021 door eiseres ingebrachte stukken, die betrekking hebben op het hogerberoepschrift van 24 februari 2021 gericht tegen de uitspraak van deze rechtbank van 9 december 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:11338), en de aanvullende beroepsgronden van 16 april 2021 niet bij de beoordeling te betrekken wegens strijd met de goede procesorde.

4.2.

Zoals de rechtbank ter zitting heeft toegelicht, ziet zij geen aanleiding om dit verzoek van verweerder te honoreren. De rechtbank acht in dit verband van belang dat de stukken van 17 maart 2021 door eiseres tijdig, te weten meer dan tien dagen voor de zitting van 31 maart 2021, zijn ingediend. Ten aanzien van de aanvullende gronden van 16 april 2021 overweegt de rechtbank dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat alle gronden al in het eerste beroepschrift moesten staan. In het kader van de schorsing van het onderzoek heeft de rechtbank eiseres verzocht om aanvulling van haar standpunt, in het bijzonder door de relevantie van het hogerberoepschrift van 24 februari 2021 voor deze zaak nader te onderbouwen. Dit heeft geresulteerd in de aanvullende gronden van 16 april 2021. Bovendien heeft verweerder alle gelegenheid gekregen om op de op 17 maart 2021 ingebrachte stukken en de aanvullende beroepsgronden van 16 april 2021 te reageren. De rechtbank zal deze stukken dus bij haar beoordeling betrekken.

5.1.

In bezwaar heeft eiseres betoogd dat niet Verordening 1009/2009 hier van toepassing is, maar Verordening 1/2005 (de Transportverordening). Volgens eiseres was de overtreding vastgesteld tijdens het uitladen en was het pluimvee nog in de aanvoercontainer aanwezig.

5.2.

Voor zover eiseres zich ook in beroep op dit standpunt stelt, overweegt de rechtbank dat verweerder onder punt 3 van het bestreden besluit (pagina 4 en 5) genoegzaam heeft gemotiveerd waarom dit betoog van eiseres niet slaagt. In dit geval gaat het om kuikens die al waren uitgeladen, want ze vielen na het kantelen. Het transport als bedoeld in de Transportverordening geldt tot de plaats van bestemming. Er staat hier niet “tot en met de plaats van bestemming”. ‘Lossen’ moet volgens verweerder worden geïnterpreteerd als het lossen dan wel uit het vervoermiddel laden van de containers met daarin de kuikens. Op dat moment is er geen sprake meer van transport. Het gaat hier om het dierenwelzijn waarvoor eiseres als bedrijfsexploitant verantwoordelijk is. De rechtbank volgt deze uitleg van verweerder over de toepasselijkheid van de Verordening 1009/2009.

6.1.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op basis van het rapport van bevindingen van 16 mei 2018 terecht op het standpunt gesteld dat eiseres er niet voor heeft gezorgd dat de kuikens elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Uit het boeterapport blijkt in voldoende mate dat de betreffende twee kuikens bekneld zaten en moesten worden bevrijd door een medewerker van het bedrijf van eiser die aan de andere kant van de aanvoercontainer stond en eromheen moest lopen. Verder volgt uit dit rapport dat het bevrijden van het tweede kuiken moeizaam verliep. Volgens de toezichthoudende dierenarts van de NVWA vertoonden de beknelde kuikens duidelijke reacties, die tekenen zijn van pijn, spanning of lijden, zoals met de vleugels fladderen, spartelen en een toename van vocalisatie.

6.2.

Zoals het CBb heeft geoordeeld in een uitspraak van 2 juni 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:375), laat het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de Verordening 1099/2009 er geen twijfel over bestaan dat er bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten voor moet worden gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard. Dit betekent volgens het CBb dat er een verregaande verplichting is om elke vorm van pijn, spanning of lijden te voorkomen. Het is dus aan eiseres om aan te tonen dat zij aan deze verplichting heeft voldaan.

In de aanvullende beroepsgronden is eiseres uitgebreid ingegaan op het kantelproces binnen haar bedrijf waarbij zij onder meer heeft gewezen op het probleem van in de containers achterblijvende en naast de dumpband vallende kuikens. Volgens eiseres zijn de geconstateerde knelpunten in dit proces vanwege arbeidstechnische redenen niet op te lossen.

Verweerder heeft er in dit kader terecht op gewezen dat de verantwoordelijkheid voor het oplossen van knelpunten binnen het bedrijfsproces niet bij hem ligt. Verweerder houdt toezicht op onder meer het dierenwelzijn en is niet verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van eiseres. Anders dan eiseres kennelijk veronderstelt, behoort het tot haar verantwoordelijkheid om haar werkprocessen aan te passen aan de op dat moment geldende eisen, in geval het kantelproces, zoals dat binnen het bedrijf van eiseres plaatsvindt, zich niet goed (meer) verhoudt tot de wettelijke eisen ten aanzien van het dierenwelzijn. Verweerder heeft in het verweerschrift van 4 juni 2021 ook de mogelijkheid genoemd om zelf een ter zake deskundig ingenieursbureau in te schakelen om zich te laten informeren over de mogelijkheden van de kantelinstallatie, die eiseres binnen haar bedrijf gebruikt. De rechtbank is het met verweerder eens dat het aan eiseres zelf is om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om het kantelproces binnen haar bedrijf te verbeteren. Gezien het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van eiseres om een deskundige in te schakelen af.

Voor zover eiseres heeft gesteld dat de gesignaleerde knelpunten in het kantelproces om arbeidstechnische redenen niet zijn op te lossen, heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vermeende overtreding niet te voorkomen was. Zo heeft verweerder ter zitting gewezen op de mogelijkheid van het plaatsen van een tweede persoon bij de kantelaar. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er geen andere voorzieningen zijn te treffen, zoals het gebruiken van een “verlengde arm” bij de kantelinstallatie.

6.3.

Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat sprake is van een overtreding van artikel 3, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onder d, van de Verordening 1099/2009.

7. Het betoog van eiseres dat de boete in dit geval onevenredig is, slaagt niet. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan de boete zou moeten worden gematigd. Zoals hiervoor is geoordeeld, heeft eiseres ervoor gezorgd dat de betreffende kuikens nodeloos werden blootgesteld aan pijn, spanning en lijden. Dat een medewerker van het bedrijf uiteindelijk heeft ingegrepen door de gevallen kuikens op te pakken, doet niet af aan de geconstateerde overtreding. Het gaat er om dat de kuikens reeds gevallen en bekneld waren geraakt, en dat deze dieren dus geen pijn, spanning of lijden bespaard was gebleven.

8. Het beroep is dus ongegrond.

9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van

P. Deinum, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 16 december 2021.

griffier rechter

de rechter is verhinderd te tekenen

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel