Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-03-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1974, AWB - 14 _ 7470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-03-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1974, AWB - 14 _ 7470

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
30 maart 2017
Datum publicatie
2 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:1974
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 7470
Relevante informatie
Wet op de dividendbelasting 1965 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 10

Inhoudsindicatie

Artikel 10, lid 1 Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB). Verzoek teruggaaf dividendbelasting.

Belanghebbende is een naar Japans recht ingesteld pensioenfonds dat feitelijk is gevestigd in Japan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij objectief vergelijkbaar is met (1) een in Nederland gevestigd pensioenfonds dat op grond van artikel 10, eerste lid van de Wet DB in aanmerking komt voor teruggaaf van dividendbelasting en (2) een in Nederland gevestigd publiekrechtelijk rechtspersoon die geen onderneming drijft. De verzoeken om teruggaaf dividendbelasting zijn dan ook terecht afgewezen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 14/7470 tot en met 14/7473

Uitspraak van 30 maart 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [X] (Japan),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft met dagtekening 24 december 2013 de inspecteur verzocht om teruggaaf van dividendbelasting voor:

- het jaar 2008 tot een bedrag van € 223.872,98 (zaaknummer 14/7470);

- het jaar 2009 tot een bedrag van € 329.929,07 (zaaknummer 14/7471);

- het jaar 2010 tot een bedrag van € 291.020,76 (zaaknummer 14/7472);

- het jaar 2011 tot een bedrag van € 389.871,12 (zaaknummer 14/7473).

1.2.

De inspecteur heeft de voormelde verzoeken voor de jaren 2008 en 2009 bij beschikkingen van 14 mei 2014 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Tevens zijn daarbij de verzoeken om de teruggaaf ambtshalve te verlenen, afgewezen.

Eveneens bij beschikkingen van 14 mei 2014 heeft de inspecteur de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting voor de jaren 2010 en 2011 afgewezen.

1.3.

De inspecteur heeft de daartegen gerichte bezwaren bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 7 november 2014 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 15 december 2014, bij de rechtbank binnengekomen op 16 december 2014, beroep ingesteld. Ter zake daarvan heeft de griffier van belanghebbende éénmaal griffierecht geheven van € 328. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2017 te Breda. Voor het verhandelde ter zitting en een overzicht van de aldaar verschenen personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen in afschrift wordt toegestuurd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak binnen twaalf weken aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is een naar Japans recht ingesteld pensioenfonds dat feitelijk is gevestigd in Japan. De deelnemers aan de pensioenregelingen die door het fonds worden uitgevoerd, zijn voormalig werknemers, ondernemers en zelfstandig beroepsbeoefenaren, die niet in aanmerking komen voor deelname aan de pensioenregelingen voor werknemers. Deelname aan de pensioenregelingen van belanghebbende is niet verplicht.

2.2.

Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren als aandeelhouder portfoliodividenden ontvangen van in Nederland gevestigde beursgenoteerde vennootschappen. Bij de uitkering van die dividenden is steeds 15 percent dividendbelasting ingehouden.

2.3.

Belanghebbende is in Japan voor haar werkzaamheden als pensioenfonds niet onderworpen aan een belastingheffing naar de winst. Er is daarom geen mogelijkheid voor belanghebbende om de dividendbelasting te verrekenen met een winstbelasting. Ook wordt in Japan voor deze dividendbelasting aan belanghebbende geen tegemoetkoming verleend. Belanghebbende heeft daarom verzocht om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting (zie 1.1.).

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting voor de jaren 2008 tot en met 2011. Belanghebbende beroept zich op artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Tussen partijen is niet in geschil dat de Nederlandse wet noch het belastingverdrag tussen Nederland en Japan van 3 maart 1970 (Trb. 1970, 67) aan belanghebbende een recht toekent op teruggaaf van dividendbelasting. Evenmin is in geschil dat aan de teruggaaf niet in de weg staat dat belanghebbende is gevestigd in Japan en dat zij aldaar is vrijgesteld van enige belastingheffing naar de winst.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011 conform de verzoeken.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing