Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-01-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:52, 21/2998

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-01-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:52, 21/2998

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 januari 2023
Datum publicatie
16 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:52
Zaaknummer
21/2998
Relevante informatie
Art. 3.110 Wet IB 2001, Art. 3.111 Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001, Art. 7.8 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Eigen woning. Welk deel van de woning kwalificeert als eigen woning?

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/2998

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] (België), belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 juli 2021.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 111.612. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur € 94 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur] , [inspecteur] en [inspecteur] . Belanghebbende heeft via een telefoonverbinding een deel van de zitting bijgewoond.

1.5.

De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst, het vooronderzoek hervat en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om de in de aangifte opgevoerde aftrek elders belast te onderbouwen. Belanghebbende heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. De inspecteur heeft een reactie gegeven op deze stukken. De rechtbank heeft vervolgens conform de op de zitting gemaakte afspraak met partijen besloten om geen nadere zitting te houden, het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende woont in [plaats 1] (België). Hij heeft twee kinderen, die 27 en 29 jaar oud waren ten tijde van de zitting op 24 november 2022.

2.2.

Bij akte van levering van 16 december 2002 is aan belanghebbende als koper het volgende geleverd voor een prijs van € 281.343:

“hoevewoning met aanhorigheden op en met grond, [adres 1] , volgens titel gekadastreerd wijk [X] nummer [nummer 1] , groot één hectaar éénentwintig aren, thans gekadastreerd wijk [X] nummers [nummer 1] , [nummer 1] en [nummer 1] , samen groot één hectaar éénentwintig aren.”

2.3.

Dezelfde omschrijving van het geleverde staat op het bewijs van eigendom van belanghebbende van 3 april 2003.

2.4.

In de aangiften IB/PVV over de jaren 2007 tot en met 2013 heeft belanghebbende telkens vermeld dat [adres 1] in [plaats 1] kwalificeert als eigen woning als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).

2.5.

Belanghebbende is in 2015 gescheiden van [ex-partner] (de ex-partner). In het vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg in [plaats 2] van 30 april 2015 in verband met de echtscheiding staat vermeld dat de ex-partner voorheen woonde op [adres 2] in [plaats 3] en op dat moment woont op [adres 1] in [plaats 3] . Als woonadres van belanghebbende is vermeld [adres 2] in [plaats 3] .

2.6.

Tot de stukken van het geding behoort een pagina van een taxatierapport van [naam] van 13 juli 2016, waarbij een niet nader genoemd object is getaxeerd op een waarde in vrije verkoop van € 538.000.

2.7.

In de aangiften IB/PVV over de jaren 2014 tot en met 2018 heeft belanghebbende telkens [adres 2] als eigen woning aangemerkt.

2.8.

Tot de stukken van het geding behoort een jaaroverzicht 2019 van [bank] , geadresseerd aan “ [adressering] ” op het adres [adres 2] in [plaats 1] . Daarop staat het volgende vermeld:

Lening deel

Soort hypotheek

Uw schuld op 31-12-2018

Uw schuld op 31-12-2019

In rekening gebrachte rente

01

Rendementhypotheek

€ 100.000,00

€ 100.000,00

€ 2.791,63

02

Aflossingsvrije hypotheek

€ 350.000,00

€ 350.000,00

€ 8.239,62

Totaal

€ 450.000,00

€ 450.000,00

€ 11.031,25

2.9.

In het jaar 2019 wordt belanghebbende aangemerkt als een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 van de Wet IB 2001.

2.10.

Belanghebbende heeft een aangifte IB/PVV 2019 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 104.057. In de aangifte is vermeld dat belanghebbende alleenstaand is en geen fiscaal partner heeft. Het inkomen is als volgt opgebouwd:

Loon uit dienstbetrekking [werk]

€ 121.663

Aftrek elders belast in box 1: buitenlandse werkdagen

-/- € 10.051

Eigenwoningforfait

€ 3.477

Eigenwoningrente

-/- € 11.032

Saldo inkomsten eigen woning

-/- € 7.555

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 104.057

2.11.

De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV, in afwijking van de ingediende aangifte, geen rekening gehouden met de (negatieve) inkomsten uit eigen woning.

3 Beoordeling door de rechtbank

3.1.

De rechtbank beoordeelt of de aanslag IB/PVV 2019 niet naar een te hoog bedrag is vastgesteld. De rechtbank gaat in op de vraag of belanghebbende (negatieve) inkomsten uit eigen woning heeft genoten. Zij doet de beoordeling aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. De inspecteur heeft zijn beroep op interne compensatie ingetrokken.

3.2.

De rechtbank is van oordeel dat de aanslag IB/PVV niet naar een te hoog bedrag is vastgesteld. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij (negatieve) inkomsten uit werk en woning heeft genoten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Heeft belanghebbende (negatieve) inkomsten uit eigen woning?

3.3.

Niet in geschil is dat belanghebbende als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in beginsel belastbare inkomsten uit een eigen woning in België in Nederland in aanmerking kan nemen. Partijen houdt echter verdeeld wat de eigen woning in dit geval is en welke hypotheekschuld daarmee samenhangt. Belanghebbende stelt dat de gehele woning aan [adres 1] en [adres 2] in zijn eigendom is en in verband met die woning een schuld van € 450.000 is aangegaan. De inspecteur is van mening dat onvoldoende stukken zijn overgelegd waaruit de juistheid van de stellingen van belanghebbende volgt en dat daarom geen (negatieve) inkomsten uit eigen woning in aanmerking kunnen worden genomen.

3.4.

In de Wet IB 2001 is bepaald dat belastbare inkomsten uit eigen woning de voordelen uit eigen woning zijn verminderd met de op die voordelen drukkende aftrekbare kosten.1 Onder eigen woning wordt onder meer verstaan (een gedeelte van) een gebouw dat eigendom is van de belastingplichtige, voor zover dat de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.2 De rente betaald op schulden die zijn aangegaan in verband met de eigen woning, komen als kosten voor aftrek in aanmerking.3 Op belanghebbende rust de bewijslast feiten en omstandigheden aan te dragen die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een eigen woning en welk bedrag aan rente voor aftrek in aanmerking komt.

3.5.

Partijen houdt allereerst verdeeld wat kan worden aangemerkt als eigen woning. Op de zitting is de situatie ter plaatse aan de hand van Google Streetview besproken. Daarop is te zien dat zowel aan de linker- als aan de rechterkant van het perceel een oprit is. Aan de oprit aan de linkerkant staat een brievenbus met daarop nummer 6. Die oprit leidt tot een grote hoevewoning. Deze woning lijkt te bestaan uit twee delen, direct aan de oprit een woongedeelte met een zwart dak, en daaraan vast een voor bewoning geschikt verbouwd deel met een rood dak. Aan de rechteroprit staat een brievenbus met daarop nummer [adres 2] . Deze oprit leidt enerzijds tot het deel van de hoevewoning met het rode dak en anderzijds tot een bijgebouw. Ook dit bijgebouw lijkt voor bewoning geschikt te zijn gemaakt. Op het bijgebouw staat het huisnummer [adres 2] .

3.6.

Belanghebbende heeft vervolgens de volgende toelichting op de zitting gegeven.

-

Het is één boerderij. Het is vroeger van een aannemer geweest, die heeft op de brievenbus nummer [adres 2] laten zetten.

-

Ik woon sinds de echtscheiding in de stal. Mijn dochter en zoon wonen in de grote woning. Mijn ex-partner heeft daar na de echtscheiding ook gewoond, maar zij woont nu in [plaats 3] . De stal heeft een rood dak en is verbouwd als hobbyruimte. De kinderen wonen in de hoeve met het zwarte dak.

-

Bij de gemeente is de woning niet officieel gesplitst. Bij de gemeente is alleen nummer [nummer 2] bekend.

-

Bij de aankoop in 2002 was de situatie al zo. Het object was zonder vergunning verbouwd. Dat had niet gemogen, maar de gemeente heeft het toegelaten. Het is een pand met een stal. De stal is verbouwd tot woning, zo heb ik het ook gekocht.

-

Er is een deur tussen beide panden, het is een geheel.

-

De waarde van het gehele object is € 535.000.

-

De hypotheek bij [bank] van € 450.000 ziet op het gehele object, zowel nummer [nummer 2] als [adres 2] . Dat het hypotheekoverzicht is verzonden aan [adres 2] is een vergissing. Dat moet nummer [nummer 2] zijn, want het ziet op het gehele object.

3.7.

De rechtbank leidt uit de toelichting van belanghebbende af dat, hoewel hij het gehele object in eigendom heeft, slechts een deel daarvan aan hem als hoofdverblijf ter beschikking staat. Hij stelt immers dat hij in de stal woont en zijn kinderen (in eerste instantie met zijn ex-partner) in de hoevewoning. Dit volgt ook uit het vonnis van de Antwerpse rechtbank. De rechtbank leidt uit de toelichting van belanghebbende af dat belanghebbende en zijn volwassen kinderen geen gezamenlijke huishouding voeren. Daarvan uitgaande kwalificeert slechts als eigen woning het deel van het object dat belanghebbende niet ter beschikking stelt aan zijn kinderen. Dit kan anders zijn als de woning tijdelijk ter beschikking wordt gesteld aan de kinderen of als de woonruimte van de kinderen geen zelfstandige woning vormt, maar belanghebbende heeft te weinig feiten en omstandigheden aangevoerd om daarvan uit te gaan. De rechtbank komt daarom op basis van de hoofdregel tot het oordeel dat alleen het deel van het object dat belanghebbende ter beschikking staat, als eigen woning in aanmerking kan worden genomen.

3.8.

De rechtbank heeft ondanks de toelichtingen op zitting niet kunnen vaststellen welk deel van het object aan belanghebbende ter beschikking staat en al zeker niet welke waarde aan dat deel moet worden toegekend. Dit heeft er deels mee te maken dat belanghebbende alleen telefonisch bereikbaar was en de gemachtigde ter plaatse niet bekend was. Niet duidelijk is geworden of ‘de stal’ zoals belanghebbende zijn woonruimte noemt, het rechterdeel van de hoevewoning is of het bijgebouw waarop huisnummer [adres 2] staat. Ook uit de stukken volgt een en ander niet. In de stukken komen de huisnummers [adres 1] en [adres 2] wisselend naar voren en wordt niet duidelijk welk deel van het object tot welk huisnummer behoort. Belanghebbende heeft verder slechts een standpunt ingenomen over de waarde van het gehele object en niet voor het hem ter beschikking staande deel.

3.9.

Hetzelfde geldt ten aanzien van rente op de hypothecaire lening bij de [bank] . Ook als ervan wordt uitgegaan dat de lening is aangegaan ter verwerving van het gehele object, is onduidelijk welk deel daarvan ziet op het aan belanghebbende ter beschikking staande deel.

3.10.

Aangezien de inspecteur gemotiveerd betwist dat (negatieve) inkomsten uit eigen woning in aanmerking kunnen worden genomen, had het op de weg van belanghebbende gelegen om een nadere onderbouwing te geven, bijvoorbeeld aan de hand van foto’s, een plattegrond of andere stukken. De rechtbank kan nu niet beoordelen wat de waarde is van het aan belanghebbende ter beschikking staande deel van het object en welk bedrag aan rente voor aftrek in aanmerking komt. De rechtbank heeft ook onvoldoende gegevens om tot een oordeel in goede justitie te komen. Gelet hierop heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij (negatieve) inkomsten uit eigen woning heeft genoten en heeft de inspecteur terecht de in de aangifte opgenomen (negatieve) inkomsten gecorrigeerd.

Wat betekent dit voor de belastingrentebeschikking?

3.11.

Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente-beschikking. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.

4 Conclusie en gevolgen

5 Beslissing