Inspecteur mag bewijsvermoeden gebruiken om aannemelijk te maken dat geen sprake is van vrijwillige inkeer
Inspecteur mag bewijsvermoeden gebruiken om aannemelijk te maken dat geen sprake is van vrijwillige inkeer
Gegevens
- Nummer
- 2025/1162
- Publicatiedatum
- 18 juli 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Formeel belastingrecht
- Relevante informatie
Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV 2005 t/m 2014 zijn bankrekeningen bij de Zwitserse UBS Bank niet aangegeven. In 2015 heeft de Belastingdienst een groepsverzoek gedaan aan de Zwitserse autoriteiten om bankgegevens te verstrekken van Nederlandse rekeninghouders bij UBS Bank. Bij brief van 16 september 2015 heeft UBS Bank de rekeninghouders die voldoen aan de in het groepsverzoek omschreven criteria ingelicht over het groepsverzoek. Op 28 oktober 2015 heeft belanghebbende de inspecteur bericht dat hij openheid van zaken wil geven over zijn rekeningen bij UBS Bank. Hij beroept zich daarbij op de inkeerregeling van art. 67n AWR. Op basis van de door belanghebbende en de Zwitserse autoriteiten ontvangen informatie heeft de inspecteur navorderingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd. In geschil is of de vergrijpboetes vernietigd moeten worden vanwege vrijwillige inkeer. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat UBS Bank de brief van 16 september 2015 ook aan belanghebbende heeft verzonden en dat deze ook is ontvangen. Nu belanghebbende dit vermoeden niet heeft ontzenuwd komt het hof tot de conclusie dat geen sprake is van een vrijwillige inkeer. Belanghebbende kon namelijk vermoeden dat de inspecteur door het groepsverzoek op de hoogte zou komen van de bij UBS Bank aangehouden rekeningen.
De Hoge Raad laat dit hofoordeel in stand. In fiscale boetezaken geldt de verzwaarde bewijslast voor de inspecteur alleen voor de bestanddelen van het beboetbaar feit. Het is aan de belanghebbende om te bewijzen dat desondanks geen boete kan worden opgelegd, bijvoorbeeld door vrijwillige inkeer of afwezigheid van alle schuld (avas). In afwijking van voornoemde bewijsregel is in het Besluit Bestuurlijke Boeten bepaald dat de inspecteur bewijst dat geen sprake is van vrijwillige inkeer. Op deze beleidsregel kan een beroep worden gedaan. Voor het leveren van dit bewijs kan de inspecteur volstaan met aannemelijk maken en kan hij daarom gebruik maken van een niet-ontzenuwd bewijsvermoeden.
Deze samenvatting ziet ook op arrest HR 18 juli 2025, nr. 23/04711, ECLI:NL:HR:2025:1167.