Geen bezwaar mogelijk tegen beslissing van inspecteur op verzoek om teruggaaf btw dat niet bij aangifte is gedaan
Geen bezwaar mogelijk tegen beslissing van inspecteur op verzoek om teruggaaf btw dat niet bij aangifte is gedaan
Gegevens
- Nummer
- 2025/1390
- Publicatiedatum
- 12 september 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Formeel belastingrecht
- Relevante informatie
Belanghebbende heeft geen aangifte gedaan over het tweede kwartaal van 2019. Bij brief van 9 juli 2019 heeft belanghebbende voor dit tijdvak verzocht om teruggaaf van omzetbelasting. De inspecteur heeft op dat verzoek beslist dat belanghebbende geen recht op teruggaaf heeft. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna ook de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard.
Volgens hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:2593) had belanghebbende op grond van art. 31 lid 1 Wet OB 1968 het teruggaafverzoek moeten doen bij de aangifte over het tijdvak. Nu dat niet is gebeurd, kan de beslissing van de inspecteur niet worden aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking. Daarom staat daartegen op grond van art. 26 AWR geen bezwaar en beroep open (gesloten stelsel van rechtsmiddelen). De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. In cassatie heeft belanghebbende onder verwijzing naar HR 16 juli 2021, nog betoogd dat het hof de ontvankelijkheid van het bezwaar niet mocht beoordelen, omdat zowel de inspecteur als de rechtbank geen aanleiding heeft gezien het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betoog kan niet slagen. In het arrest HR ging het om de beoordeling door de rechter van de tijdigheid van het bezwaar. Dat is hier niet aan de orde. De Hoge Raad ziet geen reden om zijn beslissing in HR dat de rechter de tijdigheid van een bezwaar of beroep in een vorige instantie niet ambtshalve behoort te beoordelen, ook toe te passen op de vraag of tegen een besluit bezwaar openstaat.