Aan vrijstellingsverklaring loonbelasting kan vertrouwen worden ontleend
Aan vrijstellingsverklaring loonbelasting kan vertrouwen worden ontleend
Gegevens
- Nummer
- 2025/1650
- Publicatiedatum
- 24 oktober 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Formeel belastingrecht
- Relevante informatie
Erflater woonde in België en genoot een oudedagspensioen uit Nederland. Hij had van de inspecteur zowel in 2010 als in 2015 een vrijstellingsverklaring gevraagd en gekregen. Die verklaring hield in dat het pensioenfonds kon afzien van de inhouding van loonbelasting. Het formulier voor de aanvraag van de verklaring bevatte niet een vraag naar de wijze waarop het pensioen in de woonstaat werd belast. Achteraf bezien had de inspecteur dat wel willen weten, want op grond van het belastingverdrag met België verleent Nederland alleen vrijstelling als de pensioenuitkeringen in de woonstaat zijn belast tegen het algemeen van toepassing zijnde tarief. Dat was hier niet het geval. Toen de inspecteur dat ontdekte, trok hij de vrijstellingsverklaring in en legde hij de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op. Hof Den Bosch (31 januari 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:269) heeft de navorderingsaanslagen vernietigd wegens strijd met het vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris heeft cassatieberoep aangetekend. De Hoge Raad heeft dit cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 Wet RO en de conclusie van A-G Koopman (22 november 2024, ). De A-G heeft daarin onder meer overwogen dat erflater ervan mocht uitgaan dat hij met het invullen van het formulier alle relevante informatie had verstrekt. Erflater behoefde er niet op te rekenen dat hij de inspecteur diende te informeren over de feitelijke heffing over zijn pensioen in België, omdat die feitelijke heffing voor de toepassing van art. 18 lid 2 Verdrag niet relevant is. Verder hoefde erflater de inspecteur niet spontaan te onderwijzen in het Belgische belastingrecht, aldus de A-G.
(Volgt ongegrondverklaring.)