Buitenlands inkomen in periode van buitenlandse belastingplicht telt niet mee voor berekening arbeidskorting

Buitenlands inkomen in periode van buitenlandse belastingplicht telt niet mee voor berekening arbeidskorting

Gegevens

Nummer
2024/279
Publicatiedatum
12 februari 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:1266
Rubriek
Inkomstenbelasting diversen
Relevante informatie
Art. 2.7 Wet IB 2001, Art. 8.1 Wet IB 2001, Art. 8.11 Wet IB 2001, Art. 7.2 Wet IB 2001, Art. 12 Wfsv

Belanghebbende woonde en werkte van 1 januari tot 20 februari 2019 in Brunei. Vanaf 20 februari 2019 woont en werkt belanghebbende in Nederland. Belanghebbende was geen kwalificerend buitenlands belastingplichtige als bedoeld in art. 7.8 Wet IB 2001. Belanghebbende is in de binnenlandse periode belasting- en premieplichtig in Nederland. In geschil is de hoogte van de arbeidskorting. De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk gesteld van de hoogte van het arbeidsinkomen. Het begrip arbeidsinkomen is gedefinieerd als het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de belastingplichtige met tegenwoordige arbeid is genoten als winst uit een of meer ondernemingen, loon en resultaat uit een of meer werkzaamheden. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen is geoordeeld in het Costa Rica-arrest (ECLI:NL:HR:2021:1893, NTFR 2022/20) nog steeds heeft te gelden, zodat het buitenlandse inkomen genoten in een periode dat geen sprake is van Nederlandse belastingplicht niet meetelt voor de berekening van de arbeidskorting. Voor de berekening van de arbeidskorting telt het in Brunei genoten loon dus niet mee. De wetswijzigingen van art. 2.7 lid 1 Wet IB 2001 en de toevoeging van het achttiende lid aan art. 7.2 Wet IB 2001 hebben daarin geen verandering gebracht. Deze wetswijzigingen zien op buitenlandse belastingplichtigen. Het voorgaande geldt ook voor het premiedeel van de arbeidskorting.

(Beroep gegrond.)