FBN 2023/26 - WBRV + Wet OB: verkoper handelde bij levering van bouwkavel als btw-ondernemer
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-05-2023 X heeft onder meer een perceel bouwgrond verkocht. Bij de levering is ervan uitgegaan dat overdrachtsbelasting is verschuldigd door de kopers. De inspecteur is evenwel van mening dat X bij de levering heeft gehandeld als een btw-ondernemer. Omdat het geleverde perceel is bestemd om te worden bebouwd, is aan X een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Volgens de rechtbank is er terecht omzetbelasting nageheven. De rechtbank heeft daartoe onder meer het volgende overwogen. Volgens art. 7 lid 1 Wet OB wordt eenieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent aangemerkt als btw-ondernemer. Art. 9 lid 1 Btw-richtlijn bepaalt dat als ondernemer wordt beschouwd eenieder die zelfstandig een economische activiteit verricht ongeacht het oogmerk of resultaat. Uit HvJ EU 15 september 2011, ECLI:EU:C:2011:589 (Słaby en Kuć) volgt dat de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht op zich niet als een economische activiteit als bedoeld in art. 9 lid 1 Btw-richtlijn kan worden beschouwd. Dat ligt anders als de betrokkene voor de verkoop van een onroerende zaak actief stappen onderneemt door middelen in te zetten die te vergelijken zijn met die welke een fabrikant, handelaar of dienstverrichter in de zin van art. 9 lid 1 Btw-richtlijn aanwendt. Dergelijke actieve stappen kunnen onder meer bestaan in de uitvoering van werken om deze terreinen bouwrijp te maken en het gebruik van beproefde verkooptechnieken. Omdat dergelijke initiatieven normaal gezien niet passen bij het beheer van een privévermogen kan de levering van een onroerende zaak in een dergelijk geval niet worden beschouwd als de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht. Het enkele feit dat de onroerende zaak is verkaveld voor de verkoop is niet doorslaggevend bij de vraag of de verkoop daarvan kwalificeert als economische activiteit. In dit geval blijkt uit de stukken dat X voor het perceel de inspanningsverplichting op zich heeft genomen om de bestemming van het perceel te wijzigen naar een woonbestemming. Uit de gedingstukken volgt verder dat X actief stappen heeft ondernomen om te bewerkstelligen dat woningbouw (en dus verkoop als hoger gewaardeerde (bouw)grond) mogelijk werd. X heeft onder meer een bureau ingeschakeld om de vereiste acties te ondernemen en stukken op te stellen om het bestemmingsplan te wijzigen. Verder heeft hij in verband met de bestemmingswijziging een flora- en faunaonderzoek laten doen. Ook heeft X de gemeente actief benaderd om een bestemmingsplanwijziging te bewerkstelligen en heeft hij uitvoering gegeven aan de met de gemeente gemaakte afspraken door een naburig perceel aan te kopen. Met het verrichten van voormelde werkzaamheden heeft X werkzaamheden verricht die vergelijkbaar zijn met die van een handelaar zodat hij de levering van het perceel heeft verricht als btw-ondernemer. De volgende vraag is of het geleverde perceel kwalificeert als een bouwterrein in de zin van art. 11 lid 6 Wet OB. Uit de notariële leveringsakte volgt dat het perceel ten tijde van de levering bouwgrond betrof en dus bestemd was om te worden bebouwd. X heeft dit ook ter zitting bevestigd. Gelet op het eerdere gebruik van dit perceel als cultuurgrond stelt de rechtbank vast dat het perceel ten tijde van de levering onbebouwd was. Dit betekent dat de levering geldt als een levering van een bouwterrein als bedoeld in art. 11 lid 6 Wet OB. Rb. Zeeland-West-Brabant 15 februari 2023, nr. BRE 19/2290 (ECLI:NL:RBZWB:2023:1025).