Aflevering 7-8

“There wants was two cats of Kilkenny, Each cat thought there was one cat too many, So they fought and they fit, And they scratched and they bit, Til instead of two cats, there weren’t any”.Auteur onbekend.

Dit artikel analyseert de tweetrapstoets die de Hoge Raad begin dit jaar heeft toegepast en vergelijkt deze met de tweetrapstoets die in de parlementaire geschiedenis van de Geefwet is opgenomen. De auteur concludeert dat deze tweetrapstoetsen met elkaar overeenkomen en dat dit betekent dat de jurisprudentie uit het pre-Geefwettijdperk ook van toepassing is op geschillen van na 1 januari 2012. Er is dus geen sprake van een breuk met de oude jurisprudentie, maar van een daarop voortbouwen. Tevens wordt het belang van deze conclusie voor woningbouwcorporaties en dorps- en buurthuizen besproken.

De laatste jaren zijn er veel fiscale wijzigingen geweest voor doelvermogens met een maatschappelijk nut. Doelvermogens met maatschappelijk nut behartigen in tegenstelling tot een Afgezonderd Particulier Vermogen niet enkel een particulier belang, maar juist (ook) een algemeen nuttig of sociaal doel of dienen ter ondersteuning van een dergelijk doel.Sinds 1 januari 2010 kennen we naast de Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) ook de Sociaal Belang Behartigende Instelling (SBBI). De Geefwet heeft per 1 januari 2012 de Culturele Instelling en de Steunstichting SBBI geïntroduceerd. Met ingang van 23 juni 2012 is de Uitvoeringsregeling Geefwet in werking getreden, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012. . Dit artikel beschrijft de meest recente wijzigingen.

Het huwelijksvermogensrecht omvat regels op drie verschillende gebieden: het verbintenissenrecht, het goederenrecht en het ‘bestuursrecht’. Met dit laatste doel ik op de regels betreffende de bevoegdheid van echtgenoten over huwelijksgoederen te beschikken, dan wel ten aanzien daarvan feitelijke handelingen te verrichten; zie art. 1:88, 89, 90 en 97 BW.Huwelijksvermogensrechtelijke bepalingen zijn van toepassing op de relatie tussen de echtgenoten (intern) en, afhankelijk van de aard van ervan, ook op de verhouding tussen de echtgenoten en derden (extern).

In onze eerdere bijdrage (FTV 2012, nr. 25) zijn we ingegaan op de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting en erfbelasting bij overlijden van een aanmerkelijkbelanghouder die aandelen houdt in een vennootschap die een onderneming drijft. Wij bespraken de invloed van de wettelijke verdeling en het vruchtgebruiktestament op de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 (hierna: Successiewet of SW 1956) en de doorschuifregeling in de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen in een vennootschap die een onderneming drijft. Wij kwamen tot de conclusie dat in de situatie dat een nalatenschap enkel uit aanmerkelijkbelangaandelen bestaat waarop de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing is, een vruchtgebruiktestament vanuit fiscaal oogpunt voordeliger is dan een vererving volgens de wettelijke verdeling.

Wie, zoals ik, het genoegen heeft mogen smaken om het regime voor de fiscale beleggingsinstelling uitgelegd te krijgen door prof. dr. J.W. Zwemmer, mag zich gewapend weten met het broodnodige inzicht in de principes van deze rechtsfiguur en kan met een gerust hart dit terrein van het fiscale leven betreden (waar het ons zij vergund om enkele onbeduidende krassen achter te laten op het tableau van de oneindigheid). Maar in de praktijk kan de hulp van een goed handboek eigenlijk niet worden gemist.