Aflevering 6

Gepubliceerd op 1 juni 2012

FTV 2012/27 - Beneficiaire aanvaarding als hoofdregel

Aflevering 6, gepubliceerd op 01-06-2012 geschreven door Prof. mr. W.D. Kolkman
In het Nederlandse recht geldt als uitgangspunt dat een erfgenaam onvoorwaardelijk in de vermogensrechtelijke voetsporen van de erflater treedt. Hiervoor is wel vereist dat hij de nalatenschap zuiver aanvaardt, maar dit geschiedt in veruit de meeste gevallen en bovendien zonder dat de erfgenaam zich ervan bewust is. Degene die zich gedraagt als zuiver aanvaard hebbende erfgenaam, aanvaardt daarmee zuiver, zo parafraseer ik art. 4:192 lid 1 BW. Hij die zuiver heeft aanvaard, is in privé aan te spreken voor de schulden van de nalatenschap.

FTV 2012/28 - Pressie als som van dwang

Aflevering 6, gepubliceerd op 01-06-2012 geschreven door Prof. mr. G.J.M.E. de Bont
In toenemende mate wordt door de Belastingdienst gebruikgemaakt van de mogelijkheid de burgerlijke rechter te verzoeken een dwangsom op te leggen om de naleving van fiscale verplichtingen af te dwingen. Deze procedures worden binnen de Belastingdienst gecoördineerd. Kennelijk vult de mogelijkheid een dwangsom op te leggen een leemte in de bestuursrechtelijke wetgeving. In deze bijdrage zal allereerst aandacht worden besteed aan het arrest van de Hoge Raad waarin de zogeheten tweewegenleer uiteen is gezet. Daarna wordt ingegaan op feitelijke situaties waarin de rechter besluit al dan niet een dwangsom aan de belastingplichtige op te leggen en wordt geanalyseerd welke argumenten worden gebruikt voor de uiteindelijke uitspraak. Deze argumenten zullen nader worden getoetst aan de fiscale en civiele doctrine en jurisprudentie.

FTV 2012/29 - Pensioen, lijfrente en alimentatie bij scheiding: verdelen van vermogen of het verkrijgen van inkomen?

Aflevering 6, gepubliceerd op 01-06-2012 geschreven door Mw. dr. A.H.H. Bollen-Vandenboorn
Waarom wordt de verdeling van ‘vermogen’ naar aanleiding van een echtscheiding in bepaalde gevallen aangemerkt als belastbaar inkomen? Deze vraag is aan de orde in deze bijdrage naar aanleiding van een uitspraak van Hof Den Bosch van 23 februari 2012, waarin twee lijfrentepolissen in het kader van de boedelverdeling werden toebedeeld aan de man onder verrekening van de waarde in contant geld. De verwijzing naar deze uitspraak is niet omdat het een spraakmakend of afwijkend oordeel betreft, maar deze uitspraak laat juist de discrepantie zien tussen de belevingswereld enerzijds en de fiscaal-juridische kwalificatie anderzijds.

FTV 2012/30 - Wilsonbekwaamheid mede vanuit medisch perspectief nader bekeken

Aflevering 6, gepubliceerd op 01-06-2012 geschreven door Mw. drs. E. Cleton, Mw. mr. C.G.C. Engelbertink en Mw. drs. S.A. van de Merwe
Het vaststellen van de wilsbekwaamheid van de comparant vormt een belangrijk onderdeel bij het opstellen van een notariële akte. Soms is er echter een fragiele grens tussen het wel of niet wilsbekwaam zijn van een persoon. Als wilsonbekwaamheid nader wordt bekeken vanuit een medische hoek, blijken er ook gevolgen te zijn voor de juridische wereld en voor de notaris in het bijzonder. Verder is bij vragen over iemands wilsbekwaamheid niet de behandelend (huis)arts van de cliënt de aangewezen persoon, maar een onafhankelijke arts die daartoe speciaal is opgeleid.

FTV 2012/31 - Art. 11 lid 2 SW 1956 geldt niet voor economen

Aflevering 6, gepubliceerd op 01-06-2012 geschreven door Mr. J.C. van Straaten
In FTV 2010, nr. 12 heeft M.J.A. Pals in een lezenswaardig artikel haar licht doen schijnen over art. 11 lid 2 Successiewet 1956 (hierna: SW 1956), in het bijzonder over het laatste gedeelte van de tweede volzin van deze bepaling. Dat gedeelte van de bepaling luidt: “Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing (...) op goederen waaromtrent door de erflater een verplichting tot levering is aangegaan en de levering plaatsvindt bij overlijden of een daarmee verband houdend tijdstip.” Heeft deze zin mede betrekking op economische eigendomsoverdrachten?

FTV 2012/32 - Werktuigenuitzondering

Aflevering 6, gepubliceerd op 01-06-2012 geschreven door Mr. H. van Leijenhorst
Bij de bepaling van de waarde van een onroerende zaak op de voet van de Wet WOZ wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van: -werktuigen -die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken. Op deze uitzondering ga ik hierna in. Voordat ik dat doe, wil ik onderstrepen dat de toepassing van de uitzonderingen, dus ook van de werktuigenuitzondering, pas aan de orde komt nadat eerst twee andere stappen in de waardebepaling zijn genomen.