Aflevering 2

Al in het najaar van 2011 verscheen in dit tijdschrift een bijdrage van de hand van De Lange over de verwachte wijzigingen in de Wet op het notarisambt (hierna: Wna; zie FTV 2011, nr. 40). Was er toen nog sprake van het wet worden van de beoogde wijzigingen ‘binnen afzienbare tijd’, inmiddels heeft het voorstel op 1 januari 2013 inderdaad integraal kracht van wet gekregen, nadat in 2011 al eerder een deel van de bepalingen in werking was getreden.

Dit artikel geeft een overzicht van de belangrijkste btw-ontwikkelingen in 2012, een jaar waarin wederom een centrale rol was weggelegd voor het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ). Het arrest van het HvJ inzake Gemeente Vlaardingen springt hierbij het meest in het oog. In dit arrest acht het HvJ de Nederlandse interne levering deels in strijd met de Btw-richtlijn. Ook op andere wijze deed het HvJ echter zijn invloed gelden. Eerdere arresten van het HvJ gaven de Hoge Raad aanleiding om eind 2012 ‘om’ te gaan ten aanzien van de Europese verbindendheid van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: BUA) en de btw-positie van de directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga). Afgelopen jaar wees de Hoge Raad ook een aantal arresten waarin het HvJ-leerstuk ‘misbruik’ werd toegepast. De wetgeving werd op onderdelen aangepast en er verscheen een aantal beleidsbesluiten. Al met al een rijke oogst aan btwontwikkelingen ondanks de gure economische tijden.

De Hoge Raad heeft in november 2012 de afroommethode in een situatie van gedeeld ondernemerschap afgeschoten voor het bepalen van de hoogte van het gebruikelijk loon. Het is slechts een van de methoden voor de bepaling van het gebruikelijk loon en niet dé methode die kan worden gebruikt bij gedeeld ondernemerschap. Bij gedeeld ondernemerschap waarbij het winstaandeel een percentage van de winst van het samenwerkingsverband is, is de afroommethode niet van toepassing. Het verwijzingshof zal zich moeten buigen over de vraag op welke wijze het gebruikelijk loon nu wel moet worden bepaald. In beginsel ligt de bewijslast bij de inspecteur om het gebruikelijk loon boven de € 43.000 vast te stellen. In dit artikel zal nader op een tweetal arresten van de Hoge Raad voor de vaststelling van het gebruikelijk loon worden ingegaan. Tevens zal de bewijslastverdeling aan bod komen en het feit dat het salaris van de meestverdienende werknemer niet per definitie betekent dat dit het minimale gebruikelijk loon van de aanmerkelijkbelanghouder is.

Op 1 januari 2013 is de ‘vermogensinkomensbijtelling’ ingevoerd voor het vaststellen van de eigen bijdrage op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo). Dit leidt tot aanzienlijk hogere zorgbijdragen voor verblijf in een AWBZ-instelling en de daarbij horende maatschappelijke ‘onrust’. Door verschillende Kamerleden zijn reeds Kamervragen gesteld over de uitwerking van de ‘vermogensinkomensbijtelling’. Een korte beschouwing.

De stelling uit de titel geldt voor de recente en toekomstige ontwikkelingen rond AOW (eerste pijler), het aanvullend pensioen (tweede pijler) en lijfrente (derde pijler). In dit artikel wordt aandacht besteed aan een aantal van deze ontwikkelingen en de gevolgen die deze hebben voor de pijlers waarop de Nederlandse oudedagsvoorziening rust. Het zwaartepunt ligt daarbij op de AOW en het aanvullend pensioen. Deze oudedagsvoorzieningen nemen gezamenlijk 90% van het Nederlandse driepijlersysteem voor hun rekening.

Bij de afwikkeling van een tweetrapstestament stuit de notaris op de vraag welke verwachters door hem, al dan niet op eigen initiatief, geïnformeerd moeten worden. In deze bijdrage worden enkele richtlijnen geschetst.