FTV 2013/16 - De in gemeenschap van goederen gehuwde inbrenger bij een APV
Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2013 geschreven door P.J. van Gelderen FB en Mr. T.C. HoogwoutPer 1 januari 2010 is een regeling voor de behandeling van het afgezonderd particulier vermogen (hierna: APV) in de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) geïntroduceerd. Op grond van de wet worden de bezittingen en schulden, alsmede de opbrengsten en uitgaven van een APV toegerekend aan de inbrenger (art. 2.14a Wet IB 2001). De inbrenger is degene die het vermogen van het APV bij leven of bij overlijden heeft afgezonderd. Noch in de parlementaire behandeling, noch in de literatuur is aandacht besteed aan de fiscale gevolgen als de in gemeenschap van goederen gehuwde inbrenger vermogen van de gemeenschap inbrengt in een APV. Kan in dat geval de echtgenoot van de inbrenger ook als inbrenger worden aangemerkt? Dit is relevant voor de toerekening van het vermogen van het APV zowel bij leven als na het overlijden van de inbrenger, en voor de bepaling van de fictieve erfrechtelijke verkrijging (art. 16 SW 1956). Ook is dit relevant voor de bepaling van de vrijstelling en het tarief bij een fictieve schenking, zodra een begunstigde (niet zijnde de inbrenger) iets verkrijgt van het APV (art. 17 SW 1956).