Aflevering 3

Gepubliceerd op 1 maart 2013

FTV 2013/13 - Aftrek van eigenwoningrente bij de erfrechtelijke vruchtgebruiker op de tocht?

Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2013 geschreven door Martin Schoenmaker
Onlangs brak er door een artikel op de voorpagina van De Telegraaf De Telegraaf van zaterdag 26 januari 2013. grote paniek uit in de Tweede Kamer. Was het inderdaad waar dat door ‘blunders’ in de nieuwe regels ter zake van de verplichte annuïtaire aflossing bij eigenwoningschuldenZie art. 3.119c Wet IB 2001. de aftrek van hypotheekrente bij nieuwbouwwoningen op de tocht stond? Alle reden voor de Tweede Kamer om drie dagen later minister Blok ter verantwoording te roepen tijdens het mondelinge vragenuur. Volgens de minister ging het hier om een onduidelijkheid met betrekking tot de zogenoemde bouwrente. Om iedereen gerust te stellen verklaarde de minister dat als mensen een koop-aannemingsovereenkomst hebben gesloten en daarna een hypotheeklening sluiten die voldoet aan de wettelijke criteria, de bouwrente ook na 1 januari 2013 aftrekbaar is. De minister heeft daarbij aangegeven dit te zullen vastleggen in een beleidsbesluit en de kwestie bij een eerstvolgende wetswijziging te regelen. Verder heeft de minister toegezegd om met een stofkam door de hele wet te gaan om te bezien of er wellicht nog andere onduidelijkheden bestaan met betrekking tot de aftrek van hypotheekrente.

FTV 2013/14 - Maasdriel en een beetje Don Bosco en Komen, ofwel de ontwikkelingen (en nieuwe vragen) ten aanzien van art. 11 lid 3 en 4 Wet OB 1968

Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2013 geschreven door Drs. W.J.A. Ambergen
De afgelopen jaren is er veel jurisprudentie in Nederland verschenen rond de vraag of een pand door renovatie een in fiscale zin nieuwe onroerende zaak is geworden of dat het pand een reeds meer dan twee jaar geleden in gebruik genomen pand is. De jurisprudentie over de vraag wanneer een onbebouwd terrein als een bouwterrein in de zin van art. 11 lid 4 Wet OB 1968 kan worden aangemerkt, was echter schaars.

FTV 2013/15 - Het niet nagekomen periodiek verrekenbeding

Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2013 geschreven door Prof. mr. A.H.N. Stollenwerck
Het periodiek verrekenbeding heeft tot veel rechtspraak en uitvoerige beschouwingen en disputen in de literatuur geleid. Het gaat dan in het bijzonder om het niet nagekomen periodiek verrekenbeding. De problematiek die het niet nagekomen periodiek verrekenbeding kan opleveren, is voor sommigen aanleiding het periodiek verrekenbeding te mijden en derhalve het maken daarvan te ontraden. De wettelijke regeling van de verrekenbedingen - het periodiek en het finaal verrekenbeding - stamt van 1 september 2002. Op die datum traden art. 1:136 tot en met 143 BW in werking. Daarvoor werd het verrekenbeding al vaak opgenomen in huwelijkse voorwaarden en had de Hoge Raad al een aanzienlijk aantal belangrijke arresten gewezen over - in het bijzonder - het niet nagekomen periodiek verrekenbeding.

FTV 2013/16 - De in gemeenschap van goederen gehuwde inbrenger bij een APV

Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2013 geschreven door P.J. van Gelderen FB en Mr. T.C. Hoogwout
Per 1 januari 2010 is een regeling voor de behandeling van het afgezonderd particulier vermogen (hierna: APV) in de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) geïntroduceerd. Op grond van de wet worden de bezittingen en schulden, alsmede de opbrengsten en uitgaven van een APV toegerekend aan de inbrenger (art. 2.14a Wet IB 2001). De inbrenger is degene die het vermogen van het APV bij leven of bij overlijden heeft afgezonderd. Noch in de parlementaire behandeling, noch in de literatuur is aandacht besteed aan de fiscale gevolgen als de in gemeenschap van goederen gehuwde inbrenger vermogen van de gemeenschap inbrengt in een APV. Kan in dat geval de echtgenoot van de inbrenger ook als inbrenger worden aangemerkt? Dit is relevant voor de toerekening van het vermogen van het APV zowel bij leven als na het overlijden van de inbrenger, en voor de bepaling van de fictieve erfrechtelijke verkrijging (art. 16 SW 1956). Ook is dit relevant voor de bepaling van de vrijstelling en het tarief bij een fictieve schenking, zodra een begunstigde (niet zijnde de inbrenger) iets verkrijgt van het APV (art. 17 SW 1956).

FTV 2013/17 - Reactie op 'Wie heeft er wat te verwachten?'

Aflevering 3, gepubliceerd op 01-03-2013 geschreven door R.E. Brinkman
P. Blokland gaat in FTV 2013/2 in op de vraag of de notaris bij een tweetrapsmaking alle verwachters in kennis zou moeten stellen van het overlijden. Hij vreest dat de notaris inderdaad alle verwachters dient te informeren. Een uitzondering wordt door hem bepleit als de insteller in het testament opneemt dat de notaris de subsidiaire verwachters niet hoeft te informeren.