Aflevering 11

Op 1 januari 2020 trad de Mobiliteitsrichtlijn in werking. Met de Richtlijn worden civielrechtelijke regels voor grensoverschrijdende omzetting en splitsing van kapitaalvennootschappen geïntroduceerd en worden de bestaande regels inzake grensoverschrijdende fusie verbeterd. Het gaat wat betreft grensoverschrijdende omzetting en splitsing om voor de interne markt en voor de praktijk belangrijke nieuwe Europese harmonisatiewetgeving. Lidstaten dienen de Richtlijn uiterlijk 31 januari 2023 te implementeren, maar omdat grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen op grond van het EU-vestigingsrecht reeds mogelijk zijn, is zij al direct voor vennootschappen relevant. In deze bijdrage worden de civielrechtelijke aspecten van de Mobiliteitsrichtlijn onderzocht. Gezien de ingrijpende rechtsgevolgen die intreden bij een grensoverschrijdende herstructurering wordt afzonderlijk ingegaan op de positie van (minderheids)aandeelhouders en op de bescherming van schuldeisers. De grootste uitdaging voor de nationale implementatie en voor de praktische uitwerking ziet op de antimisbruiktoets. Daarbij kunnen zowel civielrechtelijke, als strafrechtelijke, als fiscale aspecten een rol spelen.

Hoewel de Mobiliteitsrichtlijn op het oog geen fiscale bepalingen bevat, kunnen grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen wél vergaande fiscale gevolgen hebben. In deze bijdrage bespreekt de auteur enige fiscale aspecten van de Mobiliteitsrichtlijn. Daarbij wordt ingegaan op de bepalingen rondom crediteurenbescherming, het in de Mobiliteitsrichtlijn opgenomen uittreedrecht voor minderheidsaandeelhouders en de vraag of de Mobiliteitsrichtlijn een fiscale antimisbruiktoets bevat op grond waarvan bevoegde instanties een voorgenomen grensoverschrijdende verrichting kunnen blokkeren.

Deze bijdrage gaat in op de btw-aspecten van EU Richtlijn 2019/2121 die de Mobiliteitsrichtlijn (Richtlijn 2017/1132) wijzigt. Met name wordt ingegaan op de btw-gevolgen van de grensoverschrijdende omzetting en de grensoverschrijdende splitsing, nu voor deze handelingen een Unierechtelijk kader is gecreëerd. Onderbouwd wordt dat deze rechtshandelingen op zichzelf niet tot btw-heffing zullen leiden maar dat er in de bredere btw-gevolgen nog wel een aantal aandachtspunten bestaat. De auteurs bespreken een aantal mogelijke knelpunten en doen voorstellen om aan die knelpunten tegemoet te komen.