Aflevering 12

Gepubliceerd op 23 september 2021

MBB 2021/36 - De aanmerkelijkbelangeis van art. 4 lid 3 WBRV

Aflevering 12, gepubliceerd op 23-09-2021 geschreven door Simonis, D.C. en Zwan, R.J. van der
Op 9 april 2021 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen inzake de toepassing van de aanmerkelijk belang (‘a.b.’)-eis van art. 4 lid 3 WBRV bij de verkrijging van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon (‘OZR’) door een vastgoedfonds. De Hoge Raad besliste kort gezegd dat ook bij de verkrijging van uitsluitend de juridische eigendom van aandelen in een OZR aan de a.b.-eis wordt voldaan indien het verkregen aandelenpakket zelf een wezenlijke zeggenschap (materieel belang) in de OZR vertegenwoordigt. In deze bijdrage onderwerpen de auteurs het HR-arrest aan een nadere beschouwing. Hierbij gaan de auteurs ook in op de mogelijke uitstralingseffecten naar andere bepalingen in de WBRV, waaronder de interne reorganisatievrijstelling. In de visie van de auteurs schept het HR-arrest aan de ene kant duidelijkheid ten aanzien van de toepassing van de a.b.-eis bij een juridische eigendomsverkrijging van aandelen in een OZR, aan de andere kant creëert het arrest onduidelijkheid ten aanzien van de invulling van het begrip ‘belang’ op andere plaatsen in de WBRV.