Aflevering 14

Gelijkheid is en blijft een belangrijke waarde in de maatschappij. Toch blijkt dat door negatieve stereotyperingen en vooroordelen een impliciet verschil ontstaat tussen de sociaal-economische posities van verschillende culturen in Nederland. Deze bijdrage verkent in hoeverre het mogelijk is een regeling in de inkomstenbelasting te introduceren om culturen positief te discrimineren die nog niet op gelijke voet kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Om tot een conclusie te kunnen komen, wordt allereerst onderzocht hoe Nederland het fenomeen cultuur ziet en of de regering op dit moment positief discrimineert. Ook wordt bekeken hoe positieve discriminatie onder het (internationale) gelijkheidsbeginsel uitwerkt. Verder betrekt deze verhandeling ook de denkwijzen van verschillende filosofen ten aanzien van positieve discriminatie. Ten slotte volgt de conclusie: een regeling die positief discrimineert op cultureel vlak binnen de Wet inkomstenbelasting 2001, kan dat?

Onder de Nederlandse aanvullende CFC-wetgeving worden bepaalde voordelen van een laagbelast gecontroleerd lichaam opnieuw toegerekend aan de Nederlandse (indirecte) aandeelhouder en opnieuw in de heffing betrokken. Deze bijdrage bevat een verkennende analyse van de relatie tussen de Nederlandse aanvullende CFC-wetgeving in art. 13ab Wet Vpb 1969 en belastingverdragen. De auteur behandelt de relatie tussen de Nederlandse aanvullende CFC-wetgeving en art. 7 OESO-modelverdrag, dat ziet op de voordelen van een onderneming. Aan de hand van jurisprudentie en literatuur wordt vervolgens getoetst of de Nederlandse lezing van de goede verdragstrouw ex. art. 31 van het Verdrag van Wenen zich kan verzetten tegen de Nederlandse aanvullende CFC-wetgeving.

Het begrip ‘zakelijke overwegingen’, zoals dat wordt gehanteerd bij de antimisbruikbepalingen van de fusie- en splitsingsfaciliteiten, kent een roerige geschiedenis. Over de invulling heeft lange tijd onduidelijkheid bestaan en de rol van het begrip is in de loop der tijd gewijzigd. In deze bijdrage wordt onderzocht welke overwegingen als zakelijk kwalificeren, wanneer misbruik aan de orde is en welke bandbreedte er tussen deze twee begrippen bestaat.