Aflevering 15

In hun vorige bijdrage behandelden de auteurs de wijzigingen die in 2024 zijn doorgevoerd in de sinds 2015 als Rijkswet geldende BRNC, voor zover deze zagen op de implementatie van de internationaal overeengekomen minimumstandaard tegen treaty-shopping. In deze tweede bijdrage bespreken zij hoe de Wijzigingswet BRNC 2024 de rechtszekerheid tussen Curaçao en Nederland versterkt via drie sporen: i) een BEPS-actiepunt 14-conforme MAP met toegang tot arbitrage óók bij PPT-geschillen, ii) verduidelijking van het BRNC-inwonerschap (waarbij territorialiteit geen beletsel vormt) en actualisering van uitsluitingen en iii) een uitgewerkte regeling voor fiscaal transparante fondsen (toerekening en vertegenwoordiging) in lijn met de Nederlandse verdragspraktijk. Samen vergroten deze wijzigingen de voorspelbaarheid, uitvoerbaarheid en rechtsbescherming voor belastingplichtigen – in het bijzonder vanuit Curaçaos perspectief.

Belastingplichtigen kunnen met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst sluiten ter voorkoming (‘vooroverleg’) of beëindiging van onzekerheid of geschil. In het geval van belastingheffing in strijd met een (belasting)verdrag hebben belastingplichtigen vaak toegang tot de onderlinge overlegprocedure. In grensoverschrijdende gevallen kan er overlap zijn tussen vaststellingsovereenkomsten en de onderlinge overlegprocedure. Het zal dan in de praktijk gaan om onzekerheid of geschil omtrent de interpretatie en/of toepassing van belastingverdragen, bijvoorbeeld bij verrekenprijsgeschillen of geschillen over de interpretatie of toepassing van het vervreemdingswinstartikel. In deze bijdrage wordt getracht de wisselwerking tussen (fiscale) vaststellingsovereenkomsten en de onderlinge overlegprocedure in kaart te brengen en in het bijzonder de vraag te beantwoorden of toegang tot de onderlinge overlegprocedure in een vaststellingsovereenkomst uitgesloten mag worden.

De auteur bespreekt de wenselijkheid om de fiscale behandeling van de eigen woning te wijzigen. Het huidige systeem, waarbij de eigen woning in box 1 valt, leidt volgens hem tot ongelijke behandeling en verstoringen op de woningmarkt. Met de beoogde invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 in 2028 wordt voorgesteld om de eigen woning voortaan in box 3 te belasten, vergelijkbaar met andere woningen in eigen gebruik. Het artikel vergelijkt de huidige eigenwoningregeling met het nieuwe box 3-stelsel en pleit voor een lagere vastgoedbijtelling voor het hoofdverblijf, een herinvesteringsregeling en een uitstel van betalingsregeling bij fictieve vervreemding.