Aflevering 4

De staatssecretaris heeft onderstaande beleidsbesluiten afgegeven in het kader van de invoering van de Wet IB 2001. Het betreft besluiten die van belang blijven voor de toepassing van de Wet IB 2001, maar waarvoor een redactionele aanpassing nodig was. Hierbij kunt u denken aan omzetting van verwijzingen naar bepalingen in de Wet IB '64. De volgende besluiten zijn afgegeven:

begrip landbouwbedrijf, bestemmingswijziging, heffingsrente, landbouwvrijstelling, tijdvak

balanscontinuïteit, foutenleer

autokostencorrectie, autokostenfictie, premie-inkomen

kaartenshop, postagentschap, postkantoor

De staatssecretaris van Financiën heeft afgezien van nieuwe wetgeving naar aanleiding van het baksteenarrest. In een besluit heeft hij uiteengezet hoe in het licht van dat arrest moet worden omgegaan met voorzieningen. De staatssecretaris neemt daarbij geen benepen standpunt in; hij staat inhaal toe. Aan de wetgeving naar aanleiding van het baksteenarrest en de intrekking daarvan besteedden wij eerder aandacht in NTFR 2000/228 (verslag Tweede Kamer), 2000/1689 (persbericht over intrekking) en 2001/14 (brief aan Tweede Kamer).

De staatssecretaris heeft door middel van een besluit het aanspreekpunt vastgoedfondsen voor de toepassing van de Wet IB 2001 gecontinueerd. Het aanspreekpunt draagt zorg voor een uniforme fiscale behandeling van personen in twee categorieën vastgoedprojecten. De taken lijken iets ruimer dan voorheen.

De apothekerscoöperatie OPG is op 10 januari 2001 omgezet in een NV. Ten behoeve van de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid is door middel van een besluit aangegeven welke standpunten de fiscus inneemt ten aanzien van de omzetting in aandelen van inleggelden en participaties die bij apothekers tot hun ondernemingsvermogen behoren. Zo wordt aangegeven in welke gevallen moet worden afgerekend (oude inleggelden) en wanneer de claim kan worden doorgeschoven ((certificaten van participaties). Verder wordt aandacht gegeven aan de toepasselijkheid van de deelnemingsvrijstelling en aan de etikettering van de verkregen aandelen. In ons commentaar geven wij aan dat de antwoorden merkwaardigerwijze zijn toegeschreven op de inmiddels ingetrokken Wet IB 1964.

inkomsten uit arbeid, waarde economisch verkeer, zakelijke prijs

meewerkende echtgenoot

Volgens de inspecteur heeft belanghebbende ten onrechte f 105.000 niet aangegeven als inkomsten uit drugs. Het feit dat belanghebbende een bedrag aan inkomsten van f 342 niet in zijn aangifte had aangegeven, leidt volgens het hof niet tot omkering van de bewijslast. De bewijslast rust op de inspecteur. De inspecteur heeft echter geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende in het bezit van drugs was aangetroffen of dat belanghebbende andere handelingen in verband met de handel in drugs had verricht. De inspecteur heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende inkomsten uit drugs heeft genoten.

Vorige week namen wij in NTFR het persbericht op dat door het Ministerie van Financiën was uitgegeven naar aanleiding van de commotie die was ontstaan na de speech op 15 januari van de staatssecretaris in Brussel bij de Nederlands-Belgische vereniging. Diverse media berichtten dat de staatssecretaris de verwachting zou hebben uitgesproken dat de hypotheekrenteaftrek onder druk van Europa op termijn zou moeten worden afgeschaft. Het persbericht gaf een tegengestelde lezing. Wij meldden vorige week al dat de staatssecretaris over zijn uitlatingen door de Tweede Kamer inmiddels aan de tand was gevoeld (vragenuurtje 16 januari). Als brondocument treft u het verslag aan van hetgeen tijdens dat vragenuurtje is besproken. De staatssecretaris doet een moedige poging om te verduidelijken wat hij eigenlijk bedoeld heeft te zeggen. Of dat gelukt is laten wij over aan de lezer; politiek eieren lopen voor gevorderden...

accessoires, autokostenforfait, catalogusprijs

autokostenforfait, gelijkheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel

autokostenforfait, effective remedy, gelijkheidsbeginsel

auto gehouden voor invalide

alleenstaande-ouderaftrek

Belanghebbende heeft eind december 1993 een zeilklipper gekocht. Belanghebbende en zijn partner wonen op het schip. Belanghebbende vaart gemiddeld tien à twintig dagen per jaar recreatief met het schip. Belanghebbende heeft voor de aanschaf van het schip een hypotheek afgesloten. Ter zake van deze hypotheek heeft belanghebbende in 1997 f 23.814 aan hypotheekrente betaald. Het hof heeft geoordeeld dat de rente-aftrekbeperking niet van toepassing is. Het hof sluit voor het duurzaamheidvereiste van art. 45, lid 5, onder 6, Wet IB aan bij HR 20 september 2000, nr. 34.153 (NTFR 2000/1391) en HR 11 oktober 2000, nr. 33.540 (NTFR 2000/1776). Aangezien het schip sinds 1 januari 1994 dezelfde ligplaats heeft, is aangesloten op het elektriciteitsnetwerk en het vaste telefoonnetwerk en er aan het schip een adres is toegekend, is het hof van oordeel dat het schip een vaste ligplaats heeft en dat derhalve aan het duurzaamheidvereiste is voldaan. Gelet op het aantal vaar- en ligdagen is hier slechts sprake van incidentele onderbrekingen.

Het beleidsbesluit dat de fiscale behandeling regelt van jaarlijkse subsidies ingevolge de Regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987 en het Besluit Woninggebonden Subsidies, is in verband met de invoering van de Wet IB 2001 opnieuw uitgebracht. Onder de werking van de Wet IB '64 was dit geregeld in het Besluit van 17 november 1993, nr. DB 93/4788. De bedoelde regelingen houden in dat onder bepaalde voorwaarden aan een eigenaar/verhuurder door het gemeentebestuur subsidie in de vorm van jaarlijkse bijdragen wordt toegekend voor een renovatieplan van een vooroorlogse woning.

De staatssecretaris van Financiën heeft de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer een verduidelijking gegeven naar aanleiding van krantenberichten dat een groot aantal belastingbetalers een veel te hoge voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2001 heeft ontvangen. Op 16 januari was reeds een persbericht uitgegeven over de gang van zaken bij voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2001 (NTFR 2001/120).

liquidatie-uitkering, liquidatieverlies

investeringsaftrek, sloop of verbouwing pand

De staatssecretaris heeft de bestaande beleidslijn voor het meegeven van verliezen bij het einde van de belastingplicht van de overdrager bij een bedrijfsfusie in een nieuw besluit opgenomen. Het bestaande beleid is opgenomen in het Besluit van 1 juli 1993, nr. DB 93/2165M, zoals gewijzigd bij Besluit van 5 februari 1998, nr DB 97/3358M, punt 4.2. Het bestaande beleid wordt in het nieuwe besluit als volgt omschreven: 'Indien een buitenlands belastingplichtige zijn gehele met behulp van een vaste inrichting in Nederland gedreven onderneming overdraagt aan een daartoe opgerichte naamloze of besloten vennootschap met toepassing van artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna Wet Vpb) en zijn belastingplicht hierdoor eindigt, ben ik bereid goed te keuren dat de aanspraak op voorwaartse verliesverrekening overgaat op de overnemer, dan wel dat de door de overnemer geleden verliezen binnen de gestelde termijnen achterwaarts kunnen worden verrekend met de binnenlands inkomens van de overdrager. In punt 4.3. van dit besluit geef ik aan dit beleid overeenkomstig toe te passen indien de belastingplicht van een stichting of vereniging eindigt door overdracht met toepassing van artikel 14 van de Wet Vpb.'

Op 10 juli 1995 is de economische eigendom van diverse onroerende zaken, waaronder onbebouwde grond, aan belanghebbende geleverd. Ter zake van deze verkrijging was reeds op 1 juni 1994 een vaststellingsovereenkomst met de belastingdienst afgesloten en had op 8 mei 1995 een minnelijke taxatie plaatsgevonden. Belanghebbende heeft voorts ter zitting verklaard dat er geen stukken zijn met betrekking tot de koop van voor 31 maart 1995 die door belanghebbende en de verkoper zijn ondertekend. Ten aanzien van de onbebouwde grond is het hof van oordeel dat overgang van enig risico van tenietgaan niet mogelijk is, waardoor er geen sprake is van een belastbaar feit. Derhalve is geen overdrachtsbelasting verschuldigd ten aanzien van de verkregen onbebouwde grond. Ten aanzien van de bebouwde onroerende zaken is het hof van oordeel dat een schriftelijke overeenkomst van voor 31 maart 1995, 18.00 uur, ontbreekt.

onderhandse verkoop

dictum, vergissing

aftrekbare kosten, proceskostenveroordeling

onafhankelijke rechter, onpartijdige rechter, wrakingsregeling

Belanghebbende heeft in 1995 voor een lijfrentepolis f 1.541 aan premie betaald. Belanghebbende claimt op grond van een mededeling van de inspecteur nogmaals aftrek van f 1.541 in 1995. Volgens het hof was niet gebleken dat een verzoek ex artikel 45b, lid 2, Wet IB bij de aangifte van 1996 was gedaan en dat aan de voorwaarden van artikel 45b, lid 2, Wet IB was voldaan. De toezegging van de inspecteur hield in dat de premie, die in 1994 niet in aftrek kon worden gebracht vanwege het feit dat deze premie niet voor 1 juli 1995 was betaald, in 1995 in aftrek kon worden gebracht. Derhalve was geen sprake van opgewekt vertrouwen.

biologische analyse, laboratoriumonderzoek, medische analyse, medische diensten, monsterneming

berm of zijkant van weg

conversie, wijzigingsbeschikking

Gebate onroerende zaken

tijdstip aanslagoplegging

bewijslast betaling, parkeerbelasting

mest, mestproductie, oppervlaktewater, zuiveringslasten

Verdere (tarief)differentiatie naar verschillende categorieën woningen dan wel niet-woningen wordt vooralsnog niet overwogen. Een wijziging van de taxatie-instructies voor huurwoningen is gelet op het objectieve karakter van de onroerendezaakbelastingen geen optie. In het wetsvoorstel tariefdifferentiatie staan gemeenten de instrumenten van ingroei en aftop ter beschikking om uitschieters in belastingtoename vanwege de waardeontwikkeling op te vangen.