Aflevering 5

Gepubliceerd op 2 februari 2006

NTFR 2006/136 - Lessen communautair recht

Aflevering 5, gepubliceerd op 02-02-2006 geschreven door dr. A. van Dongen
De Raad kondigde op 17 oktober 2005 trots de aanvaarding aan van de eerste verordening met materiële bepalingen op het gebied van de BTW. Op zich was de verordening tot deze datum geen onbekende in de BTW, maar dit instrument werd immer gebruikt om de samenwerking tussen de lidstaten te reguleren, zoals Verordening nr. 1798/2003 over de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (en haar voorgangers Verordening nr. 218/92 en Verordening nr. 1553/89). Verordening nr. 1777/2005Pb. EG 2005 nr. L 288. is wat de materiële BTW–wetgeving betreft wel een primeur. Zij is gebaseerd op art. 29 bis Zesde Richtlijn en bevat een aantal uitvoeringsmaatregelen die de eenduidige uitlegging en toepassing van enkele bepalingen uit de Zesde Richtlijn moet verzekeren. De Verordening vormt dus een uitwerking of toelichting op een aantal bepalingen uit de Zesde Richtlijn, en betekent geen breuk met de geleidelijke weg van harmonisatie in de BTW die de Raad sinds de afschaffing van de fysieke grenzen tussen de lidstaten is ingeslagen. Zij treedt in werking op 1 juli 2006, met uitzondering van art. 13 Verordening, dat twee besparingsconstructies bestrijdt. Art. 13, over de maatstaf van heffing bij betaling via een creditcard en bij de inschakeling van een met de leverancier samenwerkende kredietverschaffer, is op 1 januari 2006 in werking getreden. Art. 13 bepaalt dat de provisie die aan de uitgever van de creditcard c.q. de kredietverschaffer wordt betaald, tot de maatstaf van heffing behoort waarover de leverancier van de goederen of de diensten BTW is verschuldigd. Kennelijk was het oordeel van het HvJ EG in zijn arresten Chaussures BallyHvJ EG 25 mei 1993, zaak C–18/92, FED 1995/527 en V–N 1995/3113. en PrimbackHvJ EG 15 mei 2001, zaak C–34/99, NTFR 2001/754 met commentaar van Nieuwenhuizen. niet voor iedereen duidelijk genoeg.

NTFR 2006/137 - Geactualiseerd besluit over vermogensetikettering

Aflevering 5, gepubliceerd op 02-02-2006
De staatssecretaris heeft een besluit over vermogensetikettering geactualiseerd (CPP2003/2002, NTFR 2003/1574). Daarbij is een nieuw beleidsstandpunt toegevoegd (1.1). Het onderdeel over de waardebepaling van een woning die door keuzeherziening naar het privé-vermogen wordt overgebracht, is weggelaten.

NTFR 2006/150 - Eerste Kamer neemt wetsvoorstel implementatie Moeder-dochterrichtlijn aan

Aflevering 5, gepubliceerd op 02-02-2006
De Europese Moeder-dochterrichtlijn voorziet in gemeenschappelijke voorschriften op grond waarvan vrijstelling van bronheffing wordt verleend voor winstuitkeringen door dochtermaatschappijen aan moedermaatschappijen. Daarnaast verplicht de richtlijn om dubbele belastingheffing op winstuitkeringen door dochtermaatschappijen op het niveau van moedermaatschappijen te voorkomen. Die richtlijn is eind 2003 gewijzigd. Naar aanleiding daarvan moesten zowel in de Wet VPB 1969 als in de Wet DB 1965 met name enkele percentages worden gewijzigd. Het nationale wetsvoorstel waarmee dat wordt gerealiseerd is op 17 januari 2006 door de Eerste Kamer als hamerstuk aangenomen.

NTFR 2006/170 - Nog geen akkoord over verlaagde BTW-tarieven bij Ecofin

Aflevering 5, gepubliceerd op 02-02-2006
De minister van Financiën heeft verslag uitgebracht van de vergadering van de Ecofin–Raad van 23 en 24 januari in Brussel. Tijdens de vergadering is onder andere gesproken over het voorstel om de proef met het verlaagde BTW–tarief voor arbeidsintensieve diensten (bijlage K van de Zesde Richtlijn) te verlengen tot en met 2010. Daarover werd geen akkoord bereikt; een drietal lidstaten (het gaat om Tsjechië, Polen en Cyprus, red.) vindt het voorstel onacceptabel, omdat het geen gelijke behandeling van de lidstaten bewerkstelligt.