Aflevering 6

Gepubliceerd op 9 februari 2006

NTFR 2006/181 - Art. 13ba

Aflevering 6, gepubliceerd op 09-02-2006 geschreven door prof. dr. mr. P.G.H. Albert
De fiscale behandeling van afgewaardeerde schuldvorderingen op gelieerde vennootschappen is gecompliceerd. In gelieerde verhoudingen zou het – zonder nadere wettelijke voorziening – mogelijk zijn dat de crediteur de belaste opwaardering van de vordering transformeert in een onbelast deelnemingsresultaat, bijvoorbeeld door de vordering kwijt te schelden of om te zetten in aandelenkapitaal. Die nadere voorziening wordt sinds 9 december 2005 vooral gevonden in art. 13ba Wet VPB 1969. De huidige tekst van art. 13ba kwam tot stand door middel van de Wet omzetting en vervreemding afgewaardeerde vorderingen. Dit is niet de officiële titel. De officiële titel is: de Wet van 1 december 2005, houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde vorderingen en een aanpassing van de regeling voor afwaarderingsverliezen van deelnemingen, Stb. 2005, 613 (V–N 2006/3.6.2, p. 142). Aan de wet, die op 9 december 2005 in werking trad, lag wetsvoorstel 29 686 ten grondslag (NTFR 2004/1106, V–N 2004/36). In deze Opinie bespreek ik twee aspecten van art. 13ba, waaraan bij de behandeling van wetsvoorstel 29 686 weinig aandacht is besteed, namelijk de toedeling van een opwaarderingsreserve na ontvoeging uit een fiscale eenheid en de omzetting van een vordering die door een onafhankelijke derde is afgewaardeerd. Vanwege het recente bestaan van art. 13ba lijkt het mij nuttig eerst de globale inhoud van de bepaling te schetsen.

NTFR 2006/191 - Verlenging goedkeuring in besluit film- en zeescheepvaart-cv's

Aflevering 6, gepubliceerd op 09-02-2006
Het besluit van 12 september 2005, nr. CPP2005/2205M, NTFR 2005/1174, is aangepast. De aanleiding is de verlenging van de goedkeuring dat de bijdrage van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film niet in mindering behoeft te worden gebracht op de voortbrengingskosten. Dat betekent een groter fiscaal voordeel. Deze goedkeuring geldt nu tot de inwerkingtreding van de filmbepalingen van het Belastingplan 2006 (NTFR 2005/1209). Verder heeft de staatssecretaris het standpunt dat het houden van meer dan drie participaties altijd als één onderneming moet worden aangemerkt genuanceerd door daar ‘in beginsel‘ voor te zetten.

NTFR 2006/196 - Uitstel voor aangifte IB werkt door naar aanvraag toeslagen

Aflevering 6, gepubliceerd op 09-02-2006
De staatssecretaris van Financiën heeft aangekondigd dat het verlenen van uitstel voor het indienen van een aangifte inkomstenbelasting toch gaat doorwerken naar de aanvraag voor een toeslag. Eerder wees de staatssecretaris een verzoek met die strekking van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs af, maar nu is hij toch tot inkeer gekomen.

NTFR 2006/199 - Aanpassing tijdelijk besluit buitengewone uitgaven

Aflevering 6, gepubliceerd op 09-02-2006
In een besluit past de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een aantal amvb‘s aan. Daarbij is ook de aanpassing van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven (tbu) geregeld die door de staatssecretaris van Financiën is aangekondigd in een brief aan de Tweede Kamer (NTFR 2005/1486). Deze aanpassing moet voorkomen dat er een verzilveringsprobleem ontstaat bij de niet- of weinig verdienende partner. Dat probleem ontstaat als één van beide fiscale partners geen of weinig inkomen heeft en daardoor de algemene heffingskorting krijgt uitgekeerd op basis van de te betalen belasting van de andere partner en deze – wel of meest verdienende – andere partner buitengewone uitgaven opvoert en deze geheel binnen de fiscaliteit kan verzilveren. Deze verzilvering leidt echter weer tot een beperking in de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de niet of weinig verdienende partner. Zijn heffingskorting wordt immers beperkt door de in verband met de buitengewone uitgaven verlaagde verschuldigde belasting van zijn partner.

NTFR 2006/201 - Voor toepassing vermenigvuldigingsfactor ook geen aangifte over 2002 nodig

Aflevering 6, gepubliceerd op 09-02-2006
In het besluit van 6 december 2004, nr. CPP2004/2100M, wordt goedgekeurd dat er voor de toepassing van de vermenigvuldigingsfactor en voor het chronisch ziekenforfait in de jaren 2002 en 2003 geen aangifte hoeft te worden gedaan over de jaren 2000 en 2001. Voorwaarde daarbij is dat de inkomens over de jaren 2000 tot en met 2003 nagenoeg ongewijzigd zijn en de belastingplichtige in deze jaren alleen al met de standaardziektekosten voor aftrek van buitengewone lasten/uitgaven in aanmerking zou komen. In het besluit van 1 februari 2006, nr. CPP2005/2893M, past de staatssecretaris van Financiën het besluit van 6 december 2004 aan, in die zin dat onder dezelfde voorwaarden, ook voor het jaar 2002 geen aangifte hoeft te worden gedaan om voor de vermenigvuldigingsfactor en/of voor het chronisch ziekenforfait in aanmerking te komen.

NTFR 2006/221 - Alsnog akkoord over verlaagde BTW-tarieven arbeidsintensieve diensten

Aflevering 6, gepubliceerd op 09-02-2006
De minister van Financiën heeft een aanvulling uitgebracht op het verslag van de vergadering van de Ecofin-Raad van 23 en 24 januari in Brussel (zie NTFR 2006/170). In het verslag meldt hij dat na een week van intensieve besprekingen op woensdagavond 1 februari 2006 een definitief akkoord is bereikt over de verlaagde BTW-tarieven op arbeidsintensieve diensten.

NTFR 2006/223 - Belastbaar feit forensenbelasting ondanks huurbemiddelingsovereenkomst

ECLI:NL:HR:2005:AU3550, datum uitspraak 30-09-2005, publicatiedatum 30-09-2005
Aflevering 6, gepubliceerd op 09-02-2006
Belanghebbende X heeft een vakantiewoning. Met betrekking tot die woning is aan hem een aanslag forensenbelasting opgelegd. X heeft met een organisatie een huurbemiddelingsovereenkomst gesloten waaruit blijkt dat het reserveren voor eigen gebruik mogelijk is indien de woning nog vrij is. Hof Den Haag oordeelt dat de gemeente aannemelijk heeft gemaakt dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan. Uit alles wat X heeft aangevoerd is het tegendeel niet gebleken. Uit de huurbemiddelingsovereenkomst blijkt niet dat X de woning niet voor meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of zijn gezin ter beschikking hield.