Aflevering 40

Gepubliceerd op 1 oktober 2009

NTFR 2009/2031 - Berlusconiaanse belastingwetgeving

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 geschreven door prof. dr. A.C. Rijkers
In NTFR 2008/1781 heb ik aandacht gevraagd voor het fenomeen van grondwettelijk verboden privileges in ons belastingstelsel. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Successiewet 1956Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten, Kamerstukken II, 2008-2009, 31 930. geeft gerede aanleiding om op dit thema terug te komen. In het bijzonder trekt de voorgestelde verhoging van de vrijstelling bij bedrijfsopvolging de aandacht. De vrijstelling – neergelegd in art. 35c, lid 2 – zal immers verhoogd worden van 75% naar 90%. Waar de vrijstelling op zich al omstreden is in de fiscale literatuur, is de verhoging des te meer verbluffend.

NTFR 2009/2032 - Vereenvoudiging tot elke prijs

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009
Om 15.15 uur zucht de printer bij de opdracht tot het printen van alle zojuist geopenbaarde fiscale wetsvoorstellen. Het zijn er zes: het Belastingplan 2010, Overige fiscale maatregelen 2010, de Wet uniformering loonbegrip, de Fiscale vereenvoudigingwet 2010, de Fiscale onderhoudswet 2010 en de Wet afschaffing vliegbelasting. Samen met even zoveel rapporten van de Raad van State, nadere rapporten aan de Koningin, memories van toelichting en fact sheets is het een papiermassa van formaat. Respect maakt zich van mij meester voor een dergelijke indrukwekkende ambtelijke prestatie. De wetenschap dat er menig leesuurtje aan zal moeten worden besteed, kan dat respect niet wegnemen.

NTFR 2009/2033 - Onbeperkt navorderen: definitieve aanslag wordt voorlopige aanslag

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009
Op Prinsjesdag is een veelheid aan fiscale wetsvoorstellen gelanceerd waartussen een zeer opmerkelijke wijzigingsvoorstel zit verborgen. Deze wijziging moet het voor een inspecteur gemakkelijker maken om foutief door hem vastgestelde belastingaanslagen te corrigeren door middel van het opleggen van navorderingsaanslagen. Het gevolg daarvan is dat vanaf 2010 een definitieve aanslag in feite een voorlopig karakter krijgt en dat een belastingplichtige pas na verloop van vijf jaren zekerheid heeft over de definitieve omvang van zijn belastingschuld. Op dit moment heeft een belastingplichtige deze zekerheid op het moment dat de definitieve aanslag is opgelegd en in ieder geval na verloop van (de aanslagtermijn van) drie jaren. De rechtsonzekerheid wordt als gevolg van het wetsvoorstel voor alle belastingplichtigen met twee jaren verlengd.

NTFR 2009/2034 - Kamervragen over de begrotingen van Financiën beantwoord

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009
De minister van Financiën beantwoordt Tweede Kamervragen over de Miljoenennota 2010, de begrotingen van Financiën (IX-B), de Nationale Schuld (IX-A) en BTW-compensatiefonds (G). In de antwoorden op de vragen over de begrotingen van Financiën (IX-B) gaat de minister in op de taakstelling van de Belastingdienst (1, 12, 13 en 38), op toeslagen (2, 3, en 40), de vooringevulde aangifte (18 en 19), bezwaren en klachten (22), streefwaarden (23, 24 en 26), en de horizontale toezichtsconvenanten (25). De vragen en antwoorden over de begrotingen van Financiën (IX-B) hebben wij als brondocument bijgevoegd.

NTFR 2009/2035 - Exploitatie van windturbine vormt een onderneming

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende, exploitant van een bloemenkwekerij, heeft geïnvesteerd in de aanschaf van een windturbine die hij heeft laten plaatsen op zijn privégrond. Belanghebbende heeft de opgewekte elektriciteit bij voorbaat verkocht aan een nutsbedrijf. In geschil is of de exploitatie van de windturbine als het drijven van een onderneming moet worden aangemerkt, dan wel tot het box 3-regime behoort. A-G Niessen meent dat sprake is van winst uit onderneming. Naar zijn opvatting vormt de onderhavige productie van elektriciteit naar haar aard een onderneming. Voor die conclusie acht A-G Niessen niet zozeer de (omvang van de) tijdens de exploitatiefase ingebrachte arbeid beslissend, maar vooral is naar zijn opvatting cruciaal dat het belanghebbende is die het initiatief heeft genomen om de productie-eenheid neer te zetten en daarbij substantiële risico’s op zich heeft genomen.

NTFR 2009/2036 - Zetmeelquotum vormt geen zelfstandig voor afschrijving vatbaar vermogensbestanddeel

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van dr. J. Doornebal
Belanghebbende exploiteert een akkerbouwbedrijf. Op de balans staan onder de noemer 'zetmeelquotum' de aandelen in de F. F houdt zich bezig met het verwerken van aardappelen tot zetmeel. Sinds 1995 wordt aan F een (Europeesrechtelijk) subcontingent voor de productie van zetmeel toegewezen. F ontvangt ook een Europese subsidie. Een aandeel in F geeft stemrecht in de ledenraad, recht op een evenredig deel van het vermogen en tot levering van een tevoren bepaalde hoeveelheid aardappelzetmeel tegen een bepaalde prijs. Toewijzing van het quotum vindt jaarlijks plaats door middel van een teeltcontract. Belanghebbende is van mening dat het aandeel en het leveringsrecht, dan wel het teeltcontract, apart geactiveerd en gewaardeerd moeten worden en dat op de laatste twee kan worden afgeschreven. De Hoge Raad is het hier niet mee eens. Het recht op toewijzing van een zogenoemd zetmeelequivalent vormt namelijk niet een los van de aandelen bestaand zelfstandig voor afschrijving vatbaar vermogensbestanddeel. De (veronderstelde) door belanghebbende betaalde vergoeding voor het recht maakt deel uit van de verkrijgingsprijs van de aandelen. Afwaardering van die aandelen op lagere bedrijfswaarde is mogelijk, maar dat is hier niet aan de orde omdat de bedrijfswaarde niet is gedaald onder de kostprijs. Ook de stelling van belanghebbende dat zijn situatie vergelijkbaar is met die van boeren met een melk- of suikerquotum (die wel kunnen afschrijven), wordt niet onderschreven door de cassatierechter. Ten overvloede merkt de Hoge Raad nog op dat het eventuele voordeel dat belanghebbende als leverancier geniet doordat aan hem een minimumprijs wordt voldaan, niet als een voordeel uit deelneming in het kapitaal van F is aan te merken.

NTFR 2009/2037 - Souteneur slaagt niet in verzwaarde bewijslast inzake winstcorrecties

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ7976, datum uitspraak 25-08-2009, publicatiedatum 18-09-2009
Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld voor (onder meer) mensenhandel. De inspecteur heeft belanghebbende vervolgens aangeslagen ter zake van als souteneur genoten winst uit onderneming. De winst heeft de inspecteur geschat door ervan uit te gaan dat vijf prostituees gedurende veertig weken op jaarbasis € 2.000 per week hebben verdiend. Rechtbank Arnhem heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Ook in appel heeft belanghebbende geen succes. Op grond van de gedingstukken is het hof van oordeel dat belanghebbende een onderneming dreef. Nu belanghebbende geen administratie heeft bijgehouden, dient de bewijslast volgens het hof te worden omgekeerd en verzwaard. Daar komt nog bij dat belanghebbende geen aangiften heeft gedaan. Het verlangde bewijs is door belanghebbende niet geleverd, aldus het hof. De door de inspecteur gemaakte schatting van de verzwegen winst acht het hof redelijk en niet willekeurig.

NTFR 2009/2038 - Kosten 'Masterclass Tandheelkunde' vormen aftrekbare bedrijfskosten

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ2918, datum uitspraak 07-07-2009, publicatiedatum 17-07-2009
Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende en zijn echtgenote drijven in firmaverband een tandartsenpraktijk. Zij hebben personeel in dienst. Belanghebbende heeft deelgenomen aan de 'Masterclass Tandheelkunde'. Deze masterclass is uitsluitend gericht op tandartsen met een tandartsenpraktijk. De hieraan verbonden kosten van € 63.450 heeft belanghebbende ten laste van het resultaat gebracht.

NTFR 2009/2039 - Geen cassatie tegen oordeel dat kosten 'Masterclass Tandheelkunde' bedrijfskosten vormen

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van mr. J.S. van Daal
De staatssecretaris van Financiën deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen Hof Arnhem 7 juli 2009, nr. 08/00075. Het hof oordeelde in die uitspraak dat de uitgaven ad € 63.450 voor het volgen van een 'Masterclass Tandheelkunde' voor belanghebbende (tandarts) bedrijfskosten vormen, nu deze kosten zijn gemaakt om het belanghebbende mogelijk te maken zijn onderneming te drijven op een wijze die passend is binnen de normale ontwikkeling van zijn onderneming en de groei daarvan bij te kunnen houden. Van een wanverhouding tussen de uitgaven en het nut ervan voor de onderneming is geen sprake, aldus het hof.

NTFR 2009/2041 - Forfaitaire norm telefoon geldt ook wanneer werkelijke kosten lager zijn

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende heeft aan haar werknemer een mobiele telefoon verstrekt. De mobiele telefoon fungeert voor hem als tweede telefoon. De kosten van die mobiele telefoon bedragen voor belanghebbende gemiddeld € 21 per maand. De telefoon wordt zowel zakelijk als voor privédoeleinden gebruikt. De inspecteur heeft een correctie aangebracht wegens de verstrekking van de mobiele telefoon en een forfaitair bedrag van € 22,69 per maand bij zijn belastbaar loon geteld op voet van art. 39 Uitv.reg. LB 2001. In geschil is of de correctie met betrekking tot de mobiele telefoon terecht is. Het hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de mobiele telefoon geheel of nagenoeg geheel zakelijk werd gebruikt en voorts dat in het jaar 2001 art. 39 Uitv.reg. LB 2001 toepassing mist. Bij de waardering van het privégebruik in 2001 heeft het hof rekening gehouden met de wettelijke vrijstelling voor vergoede abonnementskosten. Het hof heeft het normbedrag van art. 39 Uitv.reg. LB 2001 ook voor de jaren 2002 tot en met 2004 niet toegepast en de privégesprekskosten van de telefoon gesteld op € 5 per maand. Volgens het hof leidt de onverkorte toepassing van art. 39 Uitv.reg. LB 2001 in casu tot het ongerijmde gevolg dat de bijtelling hoger is dan de feitelijk gemaakte kosten. Dit kan naar het oordeel van het hof niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest.

NTFR 2009/2045 - Ondertekening geldt voor gehele aangifte inclusief domiciliekeuze

ECLI:NL:HR:2009:BJ8209, datum uitspraak 25-09-2009, publicatiedatum 05-04-2013
Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009
Belanghebbende heeft een erfenis ontvangen. De aangifte voor het recht van successie is verzorgd door een belastingadviseur. Op het voorblad van de aangifte is de gekozen woonplaats niet ingevuld. In de daarachter gevoegde aangifte is woonplaats gekozen ten kantore van de adviseur. In appel stelt belanghebbende dat hij in de aangifte geen domicilie heeft gekozen ten kantore van voornoemde adviseur.

NTFR 2009/2048 - Belastingdienst dwingt informatieverplichting af langs civiele weg

ECLI:NL:HR:2009:BI5906, datum uitspraak 18-09-2009, publicatiedatum 18-09-2009
Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
De Belgische fiscale autoriteiten hebben op grond van de Bijstandsrichtlijn spontaan fotokopieën verstrekt aan de FIOD-ECD van bestanden uit de administratie van Van Lanschot Bankiers ter zake van Nederlandse ingezetenen met een bankrekening bij de Luxemburgse vestiging van die bank. Naar aanleiding daarvan verzoekt de inspecteur op 7 maart 2007 met een beroep op art. 47 AWR aan belanghebbende om het formulier ‘Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)’ en het formulier ‘Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)’ in te vullen en op te sturen alsmede overige gevraagde bescheiden te verstrekken. Belanghebbende verklaart schriftelijk dat hij in 1993 in Luxemburg een bankrekening heeft geopend bij Van Lanschot aldaar en dat het saldo van die rekening nihil bedraagt. Hij weigert, ook na sommatie, de overige gevraagde informatie te verstrekken. In kort geding vordert de Staat verstrekking van de gevraagde informatie op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter veroordeelt belanghebbende tot verstrekking van de informatie op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag met een maximum van € 100.000. In hoger beroep bekrachtigt het hof het vonnis. De Hoge Raad verwerpt het ingestelde cassatieberoep. Volgens de Hoge Raad kan uit het stelsel van de AWR niet worden afgeleid dat het langs privaatrechtelijke weg afdwingen van een vordering tot nakoming van art. 47 AWR is uitgesloten. De publiekrechtelijke weg van de in de AWR voorziene strafrechtelijke vervolging of bestuurlijke beboeting wordt daardoor niet doorkruist. De mogelijkheid dat de verkregen gegevens worden gebruikt ten behoeve van een bestuurlijke beboeting of strafvervolging, staat evenmin aan toewijzing van de vordering van de Staat in de weg. De vraag of van die gegevens later gebruik mag worden gemaakt in een strafzaak of bij het opleggen van een boete is in deze civiele kortgedingprocedure niet aan de orde; die vraag moet te zijner tijd in een strafrechtelijke of fiscale procedure worden beantwoord.

NTFR 2009/2050 - Toepassing saldomethode via gelijkheidsbeginsel niet gehonoreerd

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ7118, datum uitspraak 04-08-2009, publicatiedatum 08-09-2009
Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van mr. J. Snitker
Belanghebbende heeft in 1988 tegen een – door haar vader betaalde – eenmalige koopsom een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule afgesloten. In 2003 heeft belanghebbende de uitkering ontvangen. Zij heeft geen gevolg gegeven aan de lijfrenteclausule. De inspecteur heeft de uitkering in de heffing betrokken. Belanghebbende brengt hiertegen het gelijkheidsbeginsel in stelling. Bij een broer en een zus van haar, die in dezelfde situatie verkeren als belanghebbende, is namelijk de zogenoemde saldomethode toegepast. Het hof honoreert dat beroep op het gelijkheidsbeginsel niet. De meerderheidsregel gaat volgens het hof niet op omdat de zus 'onder een andere inspecteur valt'. Alsdan is er geen meerderheid. Voorts is ten aanzien van de broer door de inspecteur een goedkeurende resolutie toegepast, op grond waarvan een niet in aftrek gebrachte koopsom wordt aangemerkt als een koopsom die niet op het inkomen in mindering kon worden gebracht. De omstandigheid dat de behandelend ambtenaar de broer wel en belanghebbende niet heeft geloofd, kan volgens het hof niet leiden tot een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel.

NTFR 2009/2053 - Geen cassatie tegen oordeel dat geen heffingsrente is verschuldigd

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van mr. A.A. Fase
De staatssecretaris van Financiën deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen Hof Leeuwarden 24 juli 2009, nr. 08/00055. Het hof oordeelde in die uitspraak dat belanghebbende recht heeft op terugbetaling van de heffingsrente die hem in rekening is gebracht doordat aan haar bij het opleggen van de voorlopige aanslag, ongevraagd, en ten onrechte, de verhoging van de gecombineerde heffingsrente is uitbetaald.

NTFR 2009/2054 - Beroep voorlopige aanslag ontvankelijk ondanks definitieve aanslag; geen cassatie

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
De staatssecretaris van Financiën deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen Hof Den Haag 26 mei 2009, nr. 07/00458, NTFR 2009/1246. Het hof oordeelde in die uitspraak dat aan de ontvankelijkheid van een bezwaar, beroep of hoger beroep inzake een voorlopige aanslag niet in de weg staat dat deze voorlopige aanslag is verrekend met een definitieve aanslag, ook niet als de definitieve aanslag inmiddels onherroepelijk vaststaat. Onder verwijzing naar HR 21 maart 2008, nr. 43.126, NTFR 2008/610, oordeelt het hof vervolgens dat belanghebbende recht heeft op toepassing van het tarief van 11% ex art. 24, lid 4, SW 1956.

NTFR 2009/2056 - EC: herziene gedragscode voor het toepassen van de Arbitrage Overeenkomst

Aflevering 40, gepubliceerd op 01-10-2009
De Europese Commissie stelt voor de gedragscode voor het toepassen van de Arbitrage Overeenkomst te herzien. Doel van de herziening is het voorkomen van dubbele belasting te verbeteren. Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op het rapport van het ’EU Joint Transfer Pricing Forum’. De Commissie en het Forum menen dat het elimineren van dubbele belastingheffing met betrekking tot ‘transfer pricing-aanpassingen’ gemakkelijker wordt door continue monitoring van de problemen die zich in de praktijk voordoen. Dit heeft geleid tot verscheidene verbeterde interpretaties van de bepalingen van de Arbitrage Overeenkomst die in de voorgestelde herziene gedragscode zijn verwerkt, met name het terugbrengen van de driejaarsdoelstelling voor het oplossen van probleemgevallen.