Aflevering 51

Gepubliceerd op 19 december 2019

NTFR 2019/3097 - Fiscale weemoed: het blijft genieten

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019 geschreven door mr. dr. J. Ganzeveld
Op een van de donkere dagen voor kerst stond ik weemoedig voor mijn boekenkast met vakliteratuur. In een tijd van verdergaande digitalisering lijkt de boekenkast welhaast een uitstervend fenomeen. Mijn blik ging langs de oude B.-nummers (Beslissingen in belastingzaken, nu de BNB–nummers). Vanaf 1950 zijn de nummers gedigitaliseerd; voor nummers van vóór die tijd is men aangewezen op papier. Ook viel mijn blik op de collectie afscheidsbundels van hoogleraren, waaronder de Smeetsbundel uit 1967 en de Van Dijckbundel uit 1988.Zie over vriendenbundels: L.J.A. Pieterse, ‘Eerbetoon en vriendenbundel’, NTFR 2018/463. De verbinding tussen beide bundels is een fiscale grootmeester op het gebied van de inkomstenbelasting: prof.dr. J.E.A.M. (Jan) van Dijck (1923-2012). In de eerstgemelde bundel opstellen staat een bijdrage van zijn hand: ‘Wie geniet het inkomen?’J.E.A.M. van Dijck, ‘Wie geniet het inkomen?’, in: Smeetsbundel, Opstellen aangeboden aan Prof.dr. M.J.H. Smeets, Kluwer, Deventer 1967, p. 159 e.v. In de tweede bundel staan opstellen ter ere van zijn afscheid als hoogleraar.Van Dijckbundel, Opstellen aangeboden aan Prof.dr. J.E.A.M. van Dijck, FED, Deventer 1988. Hij legde zijn wetenschappelijke pen overigens pas in 2007 neer.J.E.A.M. van Dijck, ‘Slotwoord’, WFR 2007/1183.

NTFR 2019/3098 - Lijst onderzoeken Belastingdienst 2015-2019

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
Staatssecretaris Snel van Financiën heeft een lijst met externe adviezen die de Belastingdienst de afgelopen vijf jaar heeft laten uitvoeren naar de Tweede Kamer gestuurd. Om die lijst is verzocht in het AO Belastingdienst van 25 september jl. De staatssecretaris heeft lijsten met de lopende en afgeronde onderzoeken en adviesopdrachten die in de periode van 2015 tot en met 2019 door de huidige onderdelen van de Belastingdienst zijn uitbesteed aan externe onderzoekbureaus en waarbij een onderzoeks- of adviesrapport is, opgeleverd. Voor de goede orde betreft dit onderzoeken van externe commerciële partijen die zijn ingehuurd door de Belastingdienst. Naast deze onderzoeken worden regelmatig in opdracht van de Belastingdienst onderzoeken uitgevoerd door bijvoorbeeld de Auditdienst Rijk. Over de afgeronde onderzoeken van de ADR wordt de Kamer reeds halfjaarlijks geïnformeerd door de minister van Financiën. Daarnaast voeren ook instanties als de Autoriteit Persoonsgegevens en de Nationale ombudsman regelmatig formeel onderzoek uit bij de Belastingdienst. Deze onderzoeken worden op de sites van deze instanties gepubliceerd.

NTFR 2019/3099 - WOB-verzoek toezicht anbi's

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit genomen op een WOB-verzoek dat betrekking heeft op het toezichtbeleid op algemeen nut beogende instellingen (anbi’s). Het besluit bevat dertien documenten. In sommige daarvan zijn om verschillende op de WOB gebaseerde redenen delen niet openbaar gemaakt. Andere documenten zijn in het geheel niet openbaar gemaakt.

NTFR 2019/3101 - Energielijst 2020 gepubliceerd

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
De Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 is aangepast. Als bijlage daarbij is opgenomen de Energielijst 2020, waarin een opsomming staat van investeringen waarvoor vanaf 1 januari 2020 de energie-investeringsaftrek geldt.

NTFR 2019/3102 - Geen willekeurige afschrijving voor investering in bed-and-breakfast-appartementen

ECLI:NL:HR:2019:1687, datum uitspraak 08-11-2019, publicatiedatum 08-11-2019
Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende en zijn echtgenote exploiteerden in de vorm van een commanditaire vennootschap drie appartementen als bed and breakfast. Elk appartement bestaat uit een woon- en eetkamer, een separate keuken, een slaapkamer en een badkamer. Hof Den Bosch (19 juli 2018, nrs. 16/03775 en 16/03776, NTFR 2018/2661) heeft de aanspraak van belanghebbende op toepassing van de willekeurige afschrijving voor startende ondernemers niet gehonoreerd omdat volgens het hof sprake is van een van aftrek uitgesloten investering in woonhuizen. Hiertegen komt belanghebbende in cassatie, echter zonder succes. Bij de beantwoording van de vraag of de appartementen zijn te beschouwen als woonhuizen in de zin van art. 3:45, lid 1, onderdeel d, Wet IB 2001 heeft het hof volgens de Hoge Raad terecht vooropgesteld dat bepalend is of de appartementen opstallen zijn die naar aard en inrichting woningen zijn, en zijn bestemd om als zodanig te worden gebruikt (vgl. HR 8 mei 1985, nr. 22.963, ECLI:NL:HR:1985:AW8282). Voor het overige zijn de oordelen van het hof van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk, aldus de Hoge Raad.

NTFR 2019/3103 - Kamervragen over pensioenoverdracht uit het buitenland

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019 geschreven door mr. J.Th. Gommer MPLA CCFP
Op 11 oktober 2019 zijn er Kamervragen gesteld aan de staatssecretaris van Financiën over de mogelijkheid van pensioenoverdracht uit het buitenland. Voor de fiscale aspecten van deze mogelijkheid is met name het beleidsbesluit van 9 oktober 2015, nr. DGB2015/7010M, NTFR 2016/862 van belang.

NTFR 2019/3106 - Drie maanden uitstel voor eisen WW-premiedifferentiatie

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
De Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) treedt op 1 januari 2020 in werking. Hieruit volgt een WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract. Uit de praktijk zijn signalen ontvangen dat niet alle werkgevers op tijd aan de administratieve vereisten ten aanzien van de schriftelijke arbeidsovereenkomsten kunnen voldoen. Daarom geeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkgevers tot 1 april 2020 de tijd om alsnog aan de administratieve vereisten voor de lage WW-premie te voldoen.

NTFR 2019/3108 - WOB-verzoek inkomensafhankelijke combinatiekorting

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
De Belastingdienst heeft een besluit genomen op een WOB-verzoek over de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Meer specifiek gaat het om de vraag naar de reden voor een tekstuele wijziging op de website van de Belastingdienst in de voorwaarden voor de IACK. Vóór 2018 stond daar dat de co-ouder ten minste drie gehele dagen per week voor zijn kind moest zorgen. Medio 2018 is dit gewijzigd naar 3 x 24 uur.

NTFR 2019/3110 - Schriftelijke beantwoording vragen over de fiscale behandeling van woningcorporaties in de earningsstrippingmaatregel

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
Staatssecretaris Snel van Financiën heeft de Eerste Kamer geïnformeerd over de fiscale behandeling van woningcorporaties in de zogenoemde earningsstrippingmaatregel en heeft de overwegingen in kaart gebracht op grond waarvan het kabinet niet voorziet in een uitzondering voor woningcorporaties in de earningsstrippingmaatregel. De Eerste Kamer had daarom gevraagd tijdens de plenaire behandeling op 10 december 2019 van het Belastingpakket 2020. De staatssecretaris gaat in zijn beantwoording in op het doel van de earningsstrippingmaatregel om te voorzien in een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen, alsmede op de uitzonderingsmogelijkheid in de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1) voor langlopende openbare-infrastructuurprojecten. Ten slotte wordt een weergave gegeven van de informele contacten met de Europese Commissie (EC) hieromtrent. Opnieuw concludeert de staatssecretaris dat het kabinet geen mogelijkheid ziet om binnen de earningsstrippingmaatregel tegemoet te komen aan de wensen van de woningcorporaties. Als die mogelijkheid al zou hebben bestaan, had dat bovendien ook moeten worden afgewogen tegen het met de earningsstrippingmaatregel na te streven doel dat eigen vermogen en vreemd vermogen voor alle vennootschapsbelastingplichtigen fiscaal meer gelijk wordt behandeld.

NTFR 2019/3111 - Nota n.a.v. verslag Eerste Kamer wetsvoorstel ATAD2

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019 geschreven door mr. H. Lohuis
Staatssecretaris Snel van Financiën heeft op 6 december jl. de nota naar aanleiding van het verslag van het implementatiewetsvoorstel Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD2) aangeboden aan de Eerste Kamer. Naast algemene uiteenzettingen en herhalingen van standpunten bevat de nota twee belangrijke technische verduidelijkingen. Ten eerste wordt bevestigd dat het onmogelijk kan zijn om te concluderen of entiteiten in staten zonder winstbelasting als transparant kwalificeren of niet. Ten tweede wordt bevestigd dat een analyse in de memorie van antwoord van een structuur onjuist was (of gebaseerd op onjuiste veronderstellingen). Op deze beide punten wordt in het commentaar nader ingegaan.

NTFR 2019/3112 - Rapport Auditdienst Rijk 'Onderzoek opvolging aanbevelingen Gateway schenk- en erfbelasting'

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
De Auditdienst Rijk (ADR) heeft op 5 september 2019 het rapport ‘Onderzoek opvolging aanbevelingen Gateway schenk- en erfbelasting’ uitgebracht. Het rapport is op 28 november 2019 gepubliceerd. De ADR heeft in opdracht van het Ministerie van Financiën een audit laten uitvoeren op de opvolging van de aanbevelingen uit de Gateway-review op het automatiseringsproject Klantoptimalisatie schenk- en erfbelasting. Een Gateway-review is een bestuurlijk instrument dat binnen de Rijksoverheid wordt gehanteerd om een project te toetsen. Het doel van het onderzoek is om onafhankelijk inzicht te krijgen in de mate waarin de aanbevelingen uit de Gateway-review door de Belastingdienst zijn opgevolgd.

NTFR 2019/3116 - 21% btw voor de levering van holle, buisvormige medische hulpmiddelen met snij- of prikfunctie

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019 geschreven door drs. C. Verweij
Op de site van de Belastingdienst staat dat medische hulpmiddelen die bestaan uit een flexibele, holle buis met een snij- of prikfunctie geen katheters zijn. De levering hiervan is daarom belast met 21% btw. Een katheter is een medisch hulpmiddel in de vorm van een buisje. De belangrijkste functie van een katheter is het transporteren van stoffen of andere hulpmiddelen in of uit het lichaam. Heeft een buisvormig medisch hulpmiddel nog andere essentiële functies? Wordt het bijvoorbeeld gebruikt om te prikken of snijden? Dan is de transportfunctie niet meer de belangrijkste functie. Het gaat dan niet om een katheter. Denk bijvoorbeeld aan buisvormige medische hulpmiddelen waarmee in het lichaam wordt gesneden om weefsel te verwijderen. Of waarmee stoffen zoals botox of inkt worden geïnjecteerd. Als er naast een transportfunctie ook andere functies zijn, zoals een prik- of snijfunctie, die essentieel zijn voor de goede werking van het medische hulpmiddel, dan zijn deze belast tegen het btw-tarief van 21%.

NTFR 2019/3117 - Geen vergoeding van Irimierente bij teruggaaf BPM bij tijdelijk gebruik in Nederland

ECLI:NL:HR:2019:1951, datum uitspraak 13-12-2019, publicatiedatum 13-12-2019
Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft in januari 2014 een auto vanuit België overgebracht naar Nederland. Daarvoor heeft zij € 35.200 aan BPM voldaan. In juni 2014 is de auto overgebracht naar Duitsland. Op grond van art. 14a Wet BPM (oud) is om teruggaaf van BPM van € 30.787 verzocht, en deze is verkregen. Belanghebbende wenst een rentevergoeding over het teruggegeven bedrag aan BPM berekend vanaf januari 2014. Volgens belanghebbende is met art. 14b Wet BPM sprake van een ongelijke behandeling in heffing tussen enerzijds in Nederland geregistreerde personenauto’s die tijdelijk in Nederland worden verhuurd (volle heffing BPM) en anderzijds in het buitenland geregistreerde personenauto’s die tijdelijk in Nederland worden verhuurd (tijdsevenredige heffing BPM). Hof Den Bosch 23 augustus 2018, nr. 17/00358, NTFR 2018/2638 heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op een dergelijke rentevergoeding. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Art. 110 VWEU verplicht Nederland niet een tijdsevenredige heffing als in art. 14b Wet BPM toe te passen ten aanzien van in Nederland wonende of gevestigde personen, ook niet als de betreffende auto is bestemd om tijdelijk in Nederland te worden verhuurd. Art. 110 VWEU strekt slechts ertoe te voorkomen dat van producten uit andere lidstaten een hogere belasting wordt geheven dan de belasting die rust op nationale producten. Voor auto’s die in een andere lidstaat worden aangekocht, pakt de heffing van BPM niet nadeliger uit dan voor in Nederland geregistreerde auto’s. Ook art. 56 VWEU staat niet eraan in de weg dat de BPM in Nederland wonende of gevestigde dienstverleners benadeelt ten opzichte van in andere lidstaten wonende of gevestigde dienstverleners.

NTFR 2019/3118 - Inwerkingtreding fijnstoftoeslag

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
De heffing van fijnstoftoeslag in de motorrijtuigenbelasting treedt in werking op hetzelfde moment dat de Wet OFM 2020 in werking zal treden. Staatssecretaris Snel van Financiën heeft dit vastgelegd in zijn besluit van 19 november 2019.

NTFR 2019/3124 - Wetsvoorstel UBO-register aangenomen door Tweede Kamer

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
De Tweede Kamer heeft op 10 december jl. ingestemd met het wetsvoorstel voor invoering van een UBO-register (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten). Ondernemingen en rechtspersonen zijn vanaf 2020 verplicht om hun (in)directe eigenaren te registreren. Invoering van het UBO-register is een uitvoering van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Doel van deze richtlijn is het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Er zijn twee amendementen aangenomen. Een amendement dat regelt dat er extra waarborgen in de toegang tot het UBO-register worden ingebouwd en de veiligheid en privacy van uiteindelijk belanghebbenden wordt vergroot (Bruins (CU), Van der Linde (VVD) en Ronnes (CDA), 35179, nr. 11). En een amendement dat de uitzondering voor kerkgenootschappen schrapt (Van der Linde (VVD), 35179, nr. 9).

NTFR 2019/3125 - Hof stelt winstverdeling cv in goede justitie vast zodat per saldo niet meer dan 100% in de heffing wordt betrokken (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2019:1957, datum uitspraak 13-12-2019, publicatiedatum 13-12-2019
Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
De echtgenoot van belanghebbende heeft als internationaal financieel adviseur in de onderhavige jaren advieswerkzaamheden verricht in veertien landen. Hij treedt naar buiten toe op als Group Managing Partner van D, een commanditaire vennootschap waarvan belanghebbende beherend vennoot is. Belanghebbende en haar echtgenoot hebben over de jaren 2009 tot en met 2011 geen aangifte gedaan. In juni 2012 heeft de inspecteur een onderzoek ingesteld naar de inkomsten van belanghebbende en de echtgenoot. Naar aanleiding van dat onderzoek heeft hij bij belanghebbende voor het jaar 2009 € 200.000 aan inkomsten uit D in aanmerking genomen, voor het jaar 2010 € 285.636 en voor het jaar 2011 € 700.000. Omdat het de inspecteur niet duidelijk was aan wie de inkomsten uit D moeten worden toegerekend, heeft hij de volledige bedragen aan geschatte inkomsten zowel bij belanghebbende als bij de echtgenoot in aanmerking genomen. Hof Arnhem-Leeuwarden (29 januari 2019, nrs. 16/01081, 16/01082 en 16/01083, NTFR 2019/617) heeft overwogen dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, hetgeen betekent dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende heeft betwist dat sprake is van een redelijke schatting. Zij stelt dat haar echtgenoot alle financieringswerkzaamheden heeft verricht zodat de inkomsten daaruit volledig aan hem moeten worden toegerekend. De cv bestaat volgens belanghebbende voor fiscale doeleinden niet. Deze constructie is opgezet in verband met het persoonlijke faillissement van haar echtgenoot. Het hof volgt belanghebbende niet in haar betoog. De cv is met handelsnaam D in het handelsregister van de KvK ingeschreven, namens de cv zijn contracten met derden afgesloten en de facturen voor de werkzaamheden zijn verzonden op naam van D en met vermelding van het bankrekeningnummer van D. Ook zijn de inkomsten feitelijk ontvangen op de bankrekening van D. Aan de cv moet volgens het hof dan ook realiteitswaarde worden toegekend. Het hof kwalificeert de wijze waarop de echtgenoot naar buiten toe optreedt, namelijk als Group Managing Partner van D, als een handelen als beherend vennoot van de cv. De cv heeft derhalve twee beherende vennoten: belanghebbende en de echtgenoot. Het hof heeft de winstverdeling van de cv in goede justitie vastgesteld op 50% voor belanghebbende en 50% voor de echtgenoot. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de financieringswerkzaamheden nagenoeg volledig zijn verricht door de echtgenoot, terwijl aan belanghebbende een zakelijke vergoeding voor haar optreden als beherend vennoot en voor de secretariële werkzaamheden moet worden toegekend. Dat betekent dat de belastbare inkomens uit werk en woning door het hof zijn gehalveerd. De inspecteur heeft volgens het hof terecht geen aftrek van dubbele belasting verleend, omdat belanghebbende niet met concrete en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd dat de echtgenoot in alle veertien landen waar hij werkzaamheden heeft verricht een vast middelpunt of een vaste inrichting heeft. Het hof achtte de boetes zoals de rechtbank deze heeft vastgesteld passend en geboden. Wel zijn de boetes verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

NTFR 2019/3127 - Vertraging Wet vereenvoudiging beslagvrije voet en rekentool

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019 geschreven door mr. J.D. Schouten
Kamervragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over de vertraging van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet en de antwoorden van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In deze antwoorden wordt nader ingegaan op de vraag waarom de invoering van de rekentool zo lang duurt. Met name het ontwikkelen van de benodigde software laat lang op zich wachten. Er wordt nog steeds gekoerst op inwerkingtreding op 1 januari 2021. In de komende periode verwacht de staatssecretaris duidelijkheid over de haalbaarheid van volledige uitvoering van de wet per 1 januari 2021 bij alle partijen. Op basis van het dan verkregen beeld kan zij bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn.

NTFR 2019/3148 - Ook rechtspersoon kan zich beroepen op betalingsonmacht griffierecht

Aflevering 51, gepubliceerd op 19-12-2019
Belanghebbende is een rechtspersoon. Zij heeft aan het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao meegedeeld dat zij niet in staat is het griffierecht te betalen. Het Gerecht vat dit op als een beroep op betalingsonmacht. Het Gerecht oordeelt dat niet alleen natuurlijke personen, maar ook rechtspersonen zich kunnen beroepen op betalingsonmacht. Een rechtspersoon dient aannemelijk te maken dat zij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen, ook niet door bijdragen van bestuurders of aandeelhouders In dit geval is daarvan niet gebleken. Belanghebbende is derhalve in verzuim door het niet betalen van griffierecht. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.