Aflevering 8

De eerste volzin van art. 44, lid 2, IW 1990 luidt als volgt:

Voor het achterwege laten van de inhouding van dividendbelasting wordt een onderscheid gemaakt tussen de zuiver binnenlandse en een buitenlandse fiscale aangelegenheid. Indien de deelnemingsvrijstelling, bedoeld in art. 13 Wet VPB 1969 van toepassing is, mag de inhouding van dividendbelasting achterwege blijven.

De Belastingdienst bestaat 200 jaar. Ter gelegenheid daarvan zijn herdenkingsmunten geslagen. Het ‘Belasting Vijfje’ kan bij het postkantoor worden gekocht. Of zoals het staat vermeld op de verpakking: ‘ruil € 5 en betaal er mee in heel Nederland’. Er is dus sprake van een wettig betaalmiddel. Waarom dit wettige betaalmiddel uitsluitend in Nederland mag worden gebruikt nu toch sprake is van € 5 ontgaat mij. Bovendien levert dit in het buitenland, aannemende dat deze herdenkingsmunt daar niet wordt geaccepteerd, onhandige taferelen op.Voorts kan men kans maken op een Gouden Belasting Tientje. Daarvoor moet uiteraard een vraag worden beantwoord en een slagzin worden afgemaakt, te weten: ‘200 jaar Belastingdienst stelt onze samenleving in staat om….’.

Nog niet zo heel lang geleden oordeelde de strafkamer van de Hoge Raad (eindelijk) over het in het fiscale boeterecht zo gangbare leerstuk van het pleitbare standpunt. In zijn arrest van 8 februari 2005HR 8 februari 2005, NTFR 2005/267. overwoog de strafkamer als volgt: