TFB 2014, afl. 4 - Waar staan we nu? Een update over de kortgedingprocedures in het Rekeningenproject
Aflevering 4, gepubliceerd op 01-06-2014 geschreven door A.M.E. NuyensToen de Belastingdienst in 2000 via de diplomatieke kanalen informatie over zo’n tienduizend Nederlanders ontving, van wie werd vermoed dat zij in ieder geval op 31 januari 1994Datum van het microfiche. een of meer rekeningen bij de Kredietbank Luxemburg (hierna: KBL) aanhielden, had men vast niet kunnen bevroeden wat de impact van deze verkrijging zou zijn op de fiscale rechtspraktijk. In het kader van dit zogenoemde Rekeningenproject zijn vele rechtsvragen opgeworpen en heeft de Hoge Raad al diverse spoorboekjes geschreven. Denk aan de jurisprudentie over het gebruik van gestolen bewijsmateriaal, identificatieprocessen, het hanteren van gegevens van derden bij de totstandkoming van schattingsmethodieken, de redelijke voortvarendheid en het gebruik van bewijsvermoedens bij het opleggen van boeten.Zie bijvoorbeeld HR 14 november 2006, NJ 2007, 179, HR 21 maart 2011, BNB 2008/159c, HR 15 april 2011, BNB 2011/206, HR 21 oktober 2011, BNB 2012/3, HR 26 juni 2013, V-N 2013/32.7. Over deze onderwerpen is in de vakliteratuur al het nodige geschreven.Zie onder meer S. Barathsing, ‘Gestolen goed gedijt niet, Gesloten informatie evenmin’, TFB 2004/05, G.H. Sjobbema, ‘Het duivelse dilemma van de KB Lux affaire’, WFR 2008/769, A.J.H. van Suilen, ‘Met redelijke voortvarendheid’, NTFRB 2012/35 en E.J.M. Rosier, ‘De KB Lux en het bewijs van beboetbare feiten’, TFB 2013/06. Daaraan zal ik dan ook geen aandacht besteden. Wel wordt in deze bijdrage een update gegeven ten aanzien van de civiele weg die de Staat inmiddels bewandelt om (bank)informatie te verkrijgen.