Aflevering 7249

Begin maart is een concept wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap gepubliceerd die de pennen in beweging heeft gezet. Arends bespreekt het wetsvoorstel en de verschenen commentaren daarop.

Dit artikel stelt het onderscheid tussen legaat en last centraal. Betoogd wordt dat aan de last niet een vorderingsrecht, maar slechts de daaraan verbonden rechtsvordering dient te worden onthouden.

De reactie van Schoonbrood spitst zich toe op de vraag hoe art. 2:82 BW zoals dat luidt per 1 juli jl. zich verhoudt tot een omzetting van aandelen aan toonder in aandelen op naam die vóór 1 juli jl. heeft plaats gehad. Daarover schreef ik dat de leden 5 tot en met 9 van art. 2:82 BW naar de letter en strekking van de wet van toepassing zijn. Verder schreef ik dat het derde lid van dat artikel strikt naar de letter genomen niet op deze omzettingen van toepassing is, maar naar mijn mening wel door de vennootschap zou moeten worden nageleefd. Schoonbrood is van mening dat slechts de leden 6-9 van toepassing zijn op deze omzettingen en de overige leden niet. Ik ga hieronder op zijn argumenten in.

Bij ministerieel besluit de dato 11 maart 2019 is de

Reactie op 'Afschaffing (niet-girale) aandelen aan toonder' van prof. mr. W.J.M. van Veen en reactie op kosteninschatting in Memorie van Toelichting. Schrijver betoogt dat er geen advertentieverplichting is voor oude omzettingen. Tevens een oproep aan de wetgever om een betere inschatting van de kosten van een wetvoorstel te geven.

Over de ontwikkeling van het rechtskarakter van de uiterste wilsbeschikking