Gerechtshof Amsterdam, 30-01-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:543, 24/190
Gerechtshof Amsterdam, 30-01-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:543, 24/190
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 januari 2025
- Datum publicatie
- 4 maart 2025
- Zaaknummer
- 24/190
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 4 Uitv.reg. WOZ
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde woning.
Uitspraak
kenmerk 24/190
30 januari 2025
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. R. van der Weide)
tegen de uitspraak van 23 november 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/1388 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Y] , de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet Waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [Z] (hierna: de woning) op de waardepeildatum 1 januari 2020 voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 1.018.000.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de waarde van de woning gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 23 november 2023 het volgende beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende – ook – als ‘eiser’ aangeduid en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade van belanghebbende tot een bedrag van € 375, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van deze uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de immateriële schade van belanghebbende tot een bedrag van € 625, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van deze uitspraak van de rechtbank, en;
- veroordeelt verweerder en de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de door belanghebbende redelijkerwijs gemaakt proceskosten tot een bedrag van
€ 105 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van deze uitspraak van de rechtbank.”
Het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 december 2023 en aangevuld bij brief van 11 juni 2024. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft op 9 juli 2024 en 8 januari 2025 nadere stukken ontvangen van belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“Feiten
1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een vrijstaande woning. Deze woning is gebouwd in 2007. De inhoud van de woning is 1.025 m³ en de oppervlakte van het perceel is 1.570 m². De woning is voorzien van een dakkapel, een voorraadkelder, een inpandige garage en een serre.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.
Belanghebbende heeft in eerste aanleg een matrix overgelegd, waarbij de woning wordt vergeleken met de vergelijkingsobjecten [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] , allen gelegen te [Z] .
De heffingsambtenaar heeft zich in eerste aanleg (bij zijn verweerschrift) aangesloten bij de door belanghebbende gebruikte referentieobjecten en heeft op de eerste zitting bij de rechtbank opnieuw een matrix overgelegd, waarbij de woning eveneens wordt vergeleken met de bovenstaande vergelijkingsobjecten. Laatstgenoemde matrix heeft de heffingsambtenaar wederom in hoger beroep overgelegd.
3 Geschil in hoger beroep
Ook in hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld.