Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:891, 22/1128

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:891, 22/1128

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 februari 2024
Datum publicatie
16 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:891
Formele relaties
Zaaknummer
22/1128
Relevante informatie
Art. 10 Wet Vpb 1969

Inhoudsindicatie

VPB. Afwaardering vordering. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk gelden ter leen heeft verstrekt.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/1128

uitspraakdatum: 6 februari 2024

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 juni 2022, nummer AWB 21/2272, in het geding tussen

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende) en de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) voor het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 160.160. Verder is een bedrag aan belastingrente berekend van € 7.474.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag Vpb 2016 en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag en de beschikking belastingrente verminderd tot nihil, het verlies voor 2016 vastgesteld op € 64.557, en vergoedingen voor proceskosten en griffierecht toegekend van respectievelijk € 2.056 en € 360.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De Inspecteur heeft op 9 oktober 2023 een pleitnota ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2023. Namens belanghebbende is verschenen [naam1] , bijgestaan door [naam2] van [naam3] te [plaats1] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam4] , [naam5] en [naam6] . Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is opgericht op 27 september 1984. De heer [naam1] is directeur en houdt middellijk alle aandelen in belanghebbende.

2.2.

In december 2014 is belanghebbende een geldleningsovereenkomst aangegaan met de vennootschap in oprichting [naam7] (hierna: [naam7] ), gevestigd te [plaats2] . Deze vennootschap is op 20 februari 2015 naar Marokkaans recht opgericht door de heer [naam1] en zijn toenmalige echtgenote [naam8] . Vanaf de oprichting houden zij ieder de helft van de aandelen in [naam7] en vormen zij samen de directie. Het eigen vermogen van [naam7] bedroeg bij oprichting 10.000 Marokkaanse dirham (ongeveer € 925) en is nadien nimmer hoger geweest. [naam7] heeft vanaf 1 april 2015 een beddenspeciaalzaak geëxploiteerd in een gehuurd bedrijfspand te [plaats2] .

2.3.

In de overeenkomst van geldlening is onder meer het volgende bepaald:

De ondergetekenden:

1. [Belanghebbende] (…), hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [naam1] , in zijn functie van statutair directeur, hierna 'schuldeiser',

en

2. De naar Marokkaans recht op te richten besloten vennootschap [ [naam7] ] (…), hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [naam1] en mevrouw [naam8] , in hun functie van directeur, hierna 'schuldenaar’,

in aanmerking nemend dat:

• schuldeiser bereid is een geldlening te verstrekken aan schuldenaar, welke geldlening schuldenaar aanvaardt;

• de geldlening is bedoeld voor werkkapitaal voor het opzetten van een bedden speciaal zaak in [plaats2] ;

• schuldeiser en schuldenaar terzake overeen zijn gekomen een akte van geldlening op te stellen, welke geldlening wordt geacht te zijn aangegaan op de hierna te noemen voorwaarden;

komen het volgende overeen.

Artikel 1. Hoofdsom

1. Schuldeiser verstrekt aan schuldenaar ter leen een bedrag maximaal groot € 250.000, (zegge: tweehonderd vijftigduizend euro), welk bedrag (hierna te noemen: 'de hoofdsom') schuldenaar aanvaardt.

2. Schuldeiser stelt de kapitaal ter beschikking op basis van de noodzaak hiervan, ter beschikking.

Artikel 2. Rente

1. Over de hoofdsom, of het eventuele restant daarvan, is schuldenaar een rente verschuldigd van 2%. Dit rentepercentage geldt voor de gehele looptijd van de lening.

2. De rente vervalt per kwartaal achteraf, voor de eerste keer op 31 december 2016, over het alsdan verstreken tijdvak.

3. Partijen beogen een zakelijke rente overeen te komen. Indien de belastingrechter van mening is dat de rente onzakelijke is, dan komen partijen overeen dat vanaf datum aangaan van de lening, een door de belastingrechter vast te stellen zakelijke rente zal worden gehanteerd, waarbij de schuldenaar deze rente binnen 30 dagen aan schuldeiser zal vergoeden, waarbij de vergoeding op basis een samengestelde rente wordt berekend.

Artikel 3. Looptijd en (vervroegde) aflossing

1. De geldlening heeft een looptijd tot 31 december 2022.

2. De schuldenaar lost de hoofdsom af voor het eerst op 31 december 2017, zijnde 1/6e deel van de hoofdsom. Vervolgens zal op 31 december van ieder jaar dit bedrag worden afgelost.

3. Tijdens de looptijd is schuldenaar evenwel te allen tijde bevoegd de hoofdsom of het eventuele restant daarvan geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen.

4. Schuldenaar is terzake van deze vervroegde aflossing aan schuldeiser geen boete (boeterente) verschuldigd.

Artikel 4. Zekerheden

Als zekerheid voor de correcte nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, zullen partijen trachten een recht van pand te vestigen op de voorraad en inventaris van schuldenaar.

Artikel 5. Opeisbaarheid

1. De Hoofdsom of het restant daarvan en de daarover verschuldigde rente, zal terstond opeisbaar zijn:

a. in geval van, fusie, splitsing, ontbinding, faillissement, surseance van betaling, onder bewind of ondercuratelestelling van schuldenaar;

b. indien op enig vermogensbestanddeel van schuldenaar door derden executoriaal beslag wordt gelegd;

c. indien op enig vermogensbestanddeel van schuldenaar door derden conservatoir beslag wordt gelegd dat niet binnen 30 dagen na de dag van beslaglegging is opgeheven of vernietigd;

d. bij overtreding door schuldenaar van enige bepaling van deze overeenkomst, dan wel indien schuldeiser goede gronden heeft te vrezen dat schuldenaar in de nakoming van haar verplichtingen uit deze akte van geldlening zal tekortschieten of dat schuldeiser in haar verhaalsmogelijkheden zal worden benadeeld.

2. Schuldenaar zal in gebreke zijn door het enkel verloop van de bepaalde termijnen of het enkele feit der niet of niet-behoorlijke nakoming of overtreding, zonder dat daartoe een ingebrekestelling, aanmaning, bevel of soortgelijke daad van rechtsvervolging nodig zal zijn.

Artikel 6. Informatieplicht

Schuldenaar is gehouden direct feiten en omstandigheden die (mogelijkerwijze) leiden tot een directe opeisbaarheid als bedoeld in artikel 5 (opeisbaarheid), te melden aan schuldeiser.

(…)

Artikel 12. Overige bepalingen

  1. Op deze overeenkomst is Nederlands recht exclusief van toepassing.

  2. Schuldenaar voldoet alle verschuldigde bedragen uit deze overeenkomst door overmaking op een rekeningnummer ten name van schuldeiser.

Aldus overeengekomen, in tweevoud opgesteld en op iedere pagina geparafeerd, te [vestigingsplaats] en [plaats2] op .. december 2014

schuldeiser schuldenaar

te dezen: [naam1] te dezen: [naam1]

te dezen: [naam8] ”

2.4.

Volgens belanghebbende heeft zij op basis van deze geldleningsovereenkomst in 2015 en 2016 bedragen van in totaal € 224.717 ter leen verstrekt aan [naam7] voor het opzetten van een beddenspeciaalzaak in [plaats2] .

2.5.

Medio 2016 zijn de heer [naam1] en zijn echtgenote uit elkaar gegaan. Vanwege een aanklacht door de echtgenote van internationale kinderontvoering, wilde de heer [naam1] niet langer in [plaats2] verblijven. De echtscheiding is definitief vastgesteld op 4 mei 2018.

2.6.

Belanghebbende heeft eind 2016 de vordering op [naam7] – die op dat moment € 224.717 zou bedragen – volledig afgewaardeerd ten laste van de winst. [naam7] heeft nimmer rente betaald of bedragen afgelost.

2.7.

Belanghebbende heeft aangifte Vpb 2016 gedaan naar een belastbaar bedrag van negatief € 64.557. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag Vpb 2016 de afwaardering volledig gecorrigeerd en de aanslag vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 160.160.

2.8.

De Rechtbank heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Daartoe heeft de Rechtbank overwogen dat met betrekking tot de door belanghebbende verstrekte gelden geen sprake is van een zogenoemde onzakelijke lening en dat de Inspecteur de afwaardering van deze vordering derhalve ten onrechte heeft gecorrigeerd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende terecht het bedrag van de afwaardering ten laste van de winst heeft gebracht. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2.

De Inspecteur verdedigt in hoger beroep de opvatting i) dat niet is gebleken dat belanghebbende daadwerkelijk gelden ter leen heeft verstrekt aan [naam7] , ii) dat de geldleningsovereenkomst niet is bekrachtigd door [naam7] , iii) dat geen aanleiding bestaat tot afwaardering van de vordering, iv) dat de geldverstrekking niet als geldlening maar als kapitaalverstrekking heeft te gelden, en v) dat de afwaardering van de geldlening niet ten laste van het resultaat kan worden gebracht aangezien het aanvaarde debiteurenrisico onzakelijk is. Belanghebbende is de tegenovergestelde opvattingen toegedaan.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing