Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-01-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:268, 22/00793

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-01-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:268, 22/00793

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 januari 2024
Datum publicatie
14 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:268
Formele relaties
Zaaknummer
22/00793
Relevante informatie
Art. 8.14a Wet IB 2001, Art. 3:4 Awb, Art. 14 EVRM, Art. 26 IVBPR, Art. 21 VWEU

Inhoudsindicatie

In 2014 werkt belanghebbende in Nederland en verblijft hij drie dagen per week bij zijn vrouw en twee kinderen in België. In geschil is of hij voor 2014 aanspraak kan maken op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Over 2015 hebben het hof en de Hoge Raad al eerder geoordeeld dat dit niet het geval is (ECLI:NL:GHSHE:2020:4115 en ECLI:NL:HR:2021:1686). Het hof ziet voor 2014 geen aanleiding anders te oordelen. Ook de argumenten van belanghebbende over het burgerschap van de Unie of het evenredigheidsbeginsel slagen niet.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/00793

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [plaats 1] (België), met gekozen domicilie in [plaats 2] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van

17 februari 2022, nummer BRE 20/7652 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2014 afgewezen.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Bij brief van 9 november 2023 heeft belanghebbende een verzoek tot wraking ingediend van mrs. J.M. van der Vegt, W.A.P. van Roij en H.J. Cosijn. Bij uitspraak van 18 december 2023 heeft de wrakingskamer het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.1

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat op 27 november 2023 aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende had in 2014 een partner en twee kinderen jonger dan 12 jaar. De partner van belanghebbende woonde vanwege haar werk sinds 2013 met de kinderen in België en stond met hen op hun woonadres in België ingeschreven.

2.2.

Belanghebbende werkte in 2014 in [plaats 3] . Hij was ingeschreven in de basisregistratie personen op een Nederlands woonadres. Van maandag tot en met donderdag verbleef belanghebbende in Nederland en van vrijdag tot en met zondag en in de vakanties verbleef hij bij zijn gezin in België. Op de dagen dat belanghebbende bij zijn gezin verbleef had hij, samen met zijn partner, de feitelijke zorg voor de kinderen. Belanghebbende droeg tevens financieel zorg voor de kinderen.

2.3.

Bij de aanslag IB/PVV 2014 is, overeenkomstig de aangifte, geen rekening gehouden met de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: IACK). Tegen die aanslag is geen bezwaar ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens opnieuw een nieuwe aangifte IB/PVV 2014 ingestuurd. Daarin is aanspraak gemaakt op de IACK. De inspecteur heeft de nieuwe aangifte behandeld als een verzoek om ambtshalve vermindering.

2.4.

De inspecteur heeft het verzoek afgewezen omdat belanghebbende niet heeft voldaan aan het wettelijke vereiste dat in 2014 gedurende ten minste zes maanden een kind dat bij de aanvang van dat jaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt op hetzelfde woonadres als belanghebbende staat ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: het inschrijvingsvereiste).2 Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur zijn weigering gehandhaafd.

2.5.

Belanghebbende heeft over de aanslag IB/PVV 2015 ook geprocedeerd. Bij de procedure bij het gerechtshof3 zijn de volgende geschilpunten behandeld:

“Is de niet-toekenning van de IACK in strijd met

a. doel en strekking van de IACK,

b. artikel 26 Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR) en/of artikel 14 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), of

c. het vrij verkeer van werknemers en personen in de EU, of

d. de Verordening EU 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels in de EU, of

e. het zorgvuldigheidsbeginsel,

f. het motiveringsbeginsel,

g. het evenredigheidsbeginsel,

h. het gelijkheidsbeginsel

i. het recht op 'family life'/gezinsleven,

j. het rechtszekerheidsbeginsel,

en tenslotte:

k. artikel 11 Wet algemene bepalingen.”.

2.6.

Het hof heeft het hoger beroep over het jaar 2015 ongegrond verklaard. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard4.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is de niet-toekenning van de IACK in strijd met:

a) doel en strekking van de IACK; of

b) artikel 26 Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR) en/of artikel 14 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), waaronder het recht op een gezinsleven; of

c) het vrij verkeer van werknemers en burgerschap in de Europese Unie (hierna: EU); of

d) de Verordening EU 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels in de EU; of

e) de zogenoemde “Schumacker”-doctrine; of

f) diverse fundamentele rechtsbeginselen zoals, het zorgvuldigheids-, het motiverings-, het evenredigheids- en het gelijkheidsbeginsel.

2. Heeft belanghebbende recht op de IACK omdat hij zich niet in het Belgische bevolkingsregister kan inschrijven?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag IB/PVV 2014. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing