Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1858, 23/347
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1858, 23/347
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 juli 2025
- Datum publicatie
- 14 augustus 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:247, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/347
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet met vrucht een beroep kan doen op het bepaalde in artikel 15, lid 3 van het belastingverdrag Nederland-Zwitserland en dat Nederland op grond van artikel 15, lid 1, van het belastingverdrag het exclusieve heffingsrecht heeft over de inkomsten die belanghebbende in 2014 heeft genoten.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/347
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 25 januari 2023, nummer BRE 19/1279, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2014 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn via Mijn Rechtspraak gedeeld met de inspecteur.
De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota met vier bijlagen toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota via Mijn Rechtspraak gedeeld met belanghebbende. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de vier bij deze pleitnota behorende bijlagen.
De zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende woont in 2014 in Nederland.
Belanghebbende is in 2014 als “Second Engineer ER” in dienstbetrekking werkzaam bij [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] dan wel de werkgever), gevestigd in Zwitserland. Hij verricht zijn werkzaamheden op schepen van de aan [bedrijf 1] gelieerde vennootschap [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ).
Het hoofdkantoor van [bedrijf 2] bevindt zich in Zwitserland en [bedrijf 2] heeft kantoren in diverse andere landen, waaronder Nederland. [bedrijf 2] levert diensten op zee aan opdrachtgevers in de olie- en gasindustrie. De belangrijkste diensten zijn het leggen van pijpleidingen op de zeebodem en het verwijderen van platforms. In 2014 behoren tot de vloot van [bedrijf 2] de pijpenleggerschepen “ [schip 1] ”, “ [schip 2] ” en “ [schip 3] ”, een support schip “ [schip 4] ” en een ponton “ [schip 5] ”. [schip 5] is ook een pijpenleggerschip, maar kan door zijn geringe diepgang in zeer ondiep water actief zijn.
Belanghebbende heeft in 2014 in de wateren van Australië, Brazilië, Namibië en internationale wateren gewerkt. In 2014 heeft belanghebbende geen werkzaamheden in Zwitserland verricht en zijn van [bedrijf 1] genoten loon over dat jaar is niet aldaar in de belastingheffing betrokken. De in Australië door de werkgever vanuit een hypotax fonds afgedragen belasting bedraagt omgerekend € 35.244.
Belanghebbende heeft in 2014 gewerkt aan boord van de [schip 1] (hierna: het schip). Dit schip is eigendom van [bedrijf 3] [schip 1] , gevestigd in Zwitserland. Dit is eveneens een concernonderdeel van de [bedrijf 2] . Aan boord van het schip zijn ook de pijpen en materialen die nodig zijn voor het leggen van de pijpleidingen. Dat is zowel het geval voorafgaand aan, als tijdens het pijpleggen. De pijpen worden dus op het schip geladen, daarna getransporteerd en vervolgens gelegd op de zeebodem. Incidenteel bevinden zich aan boord van het schip pijpen en materialen die niet zelf door het schip worden gebruikt voor het pijpleggen. Ook worden er incidenteel personen meegenomen die niet voor het eigen pijpleggingsproces nodig zijn.
Belanghebbende heeft op 13 mei 2015 zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 ingediend. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt € 55.725 en bestaat uit de volgende posten:
loon: [bedrijf 1] € 44.137
loon: [bedrijf 1] € 33.541
af: eigen woning -/- € 4.767
af: betaalde premies inkomensvoorzieningen -/- € 16.288
af: studiekosten en andere scholingsuitgaven -/- € 898
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 55.725
Belanghebbende heeft in de aangifte verzocht om een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het van [bedrijf 1] genoten loon van € 33.541 (het volgens belanghebbende in Australië belaste loon) en daarnaast om vrijstelling voor de PVV voor het gehele jaar 2014.
De aanslag is conform het in de aangifte opgenomen belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld. De inspecteur heeft daarbij op grond van het Belastingverdrag Nederland-Australië van 17 maart 1976 over een inkomensbedrag van € 33.541 aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend. De verzochte vrijstelling voor de PVV is niet verleend.
De Sociale Verzekeringsbank (de SVB) heeft, bij besluit van 3 oktober 2018, over de periode 1 mei 2010 tot en met 30 september 2015 aan belanghebbende ontheffing verleend van de verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 januari 2019 het belastbaar inkomen uit werk en woning nader vastgesteld op € 90.969, als volgt berekend:
loon: [bedrijf 1] € 44.137
loon: [bedrijf 1] € 33.541
loon: uit Hypotax fund betaalde belasting € 35.244
af: eigen woning -/- € 4.767
af: betaalde premies inkomensvoorzieningen -/- € 16.288
af: studiekosten en andere scholingsuitgaven -/- € 898
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 90.969
De inspecteur heeft in de uitspraak op bezwaar verder over een inkomensbedrag van € 66.066 (€ 30.822 + € 35.244) aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend. De inspecteur is hierbij uitgegaan van een aan Australië toe te rekenen inkomen van 75/189 dagen x € 77.678 = € 30.822 en van uit het Hypotax fonds (hierna: het fonds) betaalde Australische belasting van € 35.244. De inspecteur heeft de ‘aftrek elders belast inkomen’ vastgesteld op € 18.422 en tevens voor het gehele jaar een vrijstelling voor de PVV verleend.
De rechtbank heeft in haar uitspraak het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek elders belast van het gehele van [bedrijf 1] genoten loon en dat het bedrag van € 35.244 bestaande uit door het fonds afgedragen Australische belasting terecht tot het loon uit dienstbetrekking is gerekend. De rechtbank heeft de ‘aftrek elders inkomen’ belast nader vastgesteld op € 21.903.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende in 2014 recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het gehele van [bedrijf 1] genoten loon op basis van artikel 15, lid 3, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting1 (hierna: het Verdrag).
Ter zitting heeft belanghebbende zijn standpunt dat het fiscale loon te hoog is vastgesteld vanwege de betaling uit het Hypotax fund uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.
Belanghebbende concludeert tot bevestigende beantwoording van de geschilvraag. De inspecteur concludeert tot een ontkennende beantwoording van die vraag en tot een bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.