FBN 2023/47 - Wet excessief lenen: hypotheekrecht vereist bij oversluiten van ‘oude’ eigenwoningschuld
Aflevering 10, gepubliceerd op 16-10-2023 Op 1 januari 2023 is de ‘Wet excessief lenen bij eigen vennootschap’ in werking getreden. Dit betekent onder meer dat een aanmerkelijkbelangaandeelhouder wordt geacht een box 2-inkomen te genieten voor zover hij (en/of zijn partner) schulden heeft aan zijn vennootschap(pen) die op 31 december 2023 meer bedragen dan € 700.000 (art. 4.13 lid 1 sub f Wet IB 2001 jo. 4.14a Wet IB 2001). Zie meer hierover FBN 2022/54, FBN 2023/19 en WPNR 2023/7416. Een eigenwoningschuld als bedoeld in art. 3.119a Wet IB telt niet mee in de beoordeling of sprake is van een bovenmatige schuld mits een recht van hypotheek op de eigen woning is verstrekt aan de vennootschap (zie art. 4.14a lid 6 Wet IB 2001). Op grond van het overgangsrecht is evenwel een hypotheekrecht op de eigen woning niet vereist indien de eigenwoningschuld reeds bestond op 31 december 2022 (zie art. 10a.23 Wet IB 2001). Aan de Belastingdienst is de vraag voorgelegd of een hypotheekrecht is vereist als een aanmerkelijkbelanghouder reeds op 31 december 2022 een eigenwoningschuld had bij een derde en deze eigenwoningschuld wordt afgelost met een lening bij de eigen vennootschap. Volgens de Kennisgroep aanmerkelijk belang van de Belastingdienst is in deze situatie een hypotheekrecht op de eigen woning vereist om de eigenwoningschuld niet te laten meetellen bij de beoordeling of de aanmerkelijkbelangaandeelhouder een bovenmatige schuld heeft. De kennisgroep baseert zich hierbij op de volgende passage in de parlementaire geschiedenis (zie Kamerstukken II 35496, nr. 3, p. 27): ‘Voor de op 31 december 2022 bestaande schulden aan de vennootschappen […], hoeft op grond van genoemd art. 10a.21 [Redactie: deze bepaling is later vernummerd tot art. 10a.23] geen recht van hypotheek te zijn verstrekt om buiten toepassing te worden gelaten bij het bepalen van het bovenmatige deel aan schulden […].’ Volgens de kennisgroep volgt hieruit dat het moet gaan om op 31 december 2022 bestaande schulden aan de vennootschappen waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang houdt. Dit sluit ook aan bij doel en strekking van art. 4.13 lid 1 sub f jo. art. 4.14a Wet IB 2001. De wetgever heeft immers niet beoogd dat door toepassing van de overgangsbepaling de schulden bij de eigen vennootschap toenemen. In het geval van oversluiten van reeds op 31 december 2022 bestaande eigenwoningschulden naar de eigen vennootschap is dus een hypotheekrecht op de woning vereist zoals bedoeld in art. 4.14a lid 6 Wet IB 2001.