Aflevering 4

In deze bijdrage bespreekt de auteur kennisgroepstandpunt KG:063:2022:5. Reden daarvoor is dat het standpunt gebaseerd is op een fiscale filosofie uit ‘1903’ en dit standpunt achterhaald lijkt door een recente uitspraak van rechtbank Gelderland van 14 oktober 2024, Notamail 2024/248, gebaseerd op het moderne erfrecht van ‘2003’.

In de praktijk loop ik regelmatig tegen het volgende vraagstuk aan: als erfgenamen (of anderszins deelgenoten) een woning tegen de WOZ-waarde verdelen, terwijl de waarde in het economisch verkeer anders is, is er dan civielrechtelijk en/of fiscaalrechtelijk sprake van een schenking? In dit artikel behandel ik met name de fiscale vraag en ga daarbij in op het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 15 juni 2022 (nr. 2022-0000013460), hierna te noemen: het Waarderingsbesluit.

De doeleis van art. 4 Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) houdt, kort gezegd, in dat de onroerende zaken van een rechtspersoon voor ten minste 70% dienstbaar moeten zijn aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van deze onroerende zaken (een onroerendezaakrechtspersoon). Voldoet een rechtspersoon ook aan de doeleis als deze zelf geen onroerende zaken exploiteert, maar slechts een belang van 10% houdt in een andere onroerendezaakrechtspersoon? De Kennisgroep Overdrachtsbelasting heeft op 22 oktober 2024 een standpunt ingenomen over dit vraagstuk (KG:052:2024:7).

Aan X is een woning geleverd. Zij is echter pas twee jaar later in de woning gaan wonen omdat met de verkopers was afgesproken dat zij nog maximaal twee jaar de woning mochten...