Aflevering 5

De toepassing van het tarief en de startersvrijstelling bij de verkrijging van een woning blijven interessante rechtspraak opleveren. Daarom bestaat er, zo kort na het overzicht dat in FBN 2024/46 is opgenomen, aanleiding voor een aanvulling.

In KG:003:2024:14 neemt de kennisgroep Aanmerkelijk belang van de Belastingdienst het standpunt in dat de faciliteit voor het overlijdensdividend van art. 4.12a Wet IB 2001 niet geldt voor de turboverdeling, voor zover er door de turboverdeling meer wordt toegedeeld aan de nalatenschap dan de onverdeelde helft waartoe de erflater gerechtigd was in de huwelijksgemeenschap. Op grond van deze faciliteit is een onbelaste dividenduitkering mogelijk voor de erfgenamen of legatarissen als bij het overlijden van de erflater over de fictieve vervreemding van het aanmerkelijk belang bij de erflater is afgerekend. Dit maakt het mogelijk de door het overlijden verschuldigde inkomsten- en erfbelasting te betalen. De auteur deelt de visie van de kennisgroep niet en licht toe waarom. In dit artikel wordt ingegaan op de fictieve vervreemding van het aanmerkelijk belang (paragraaf 1), de doorschuifregeling (paragraaf 2) en de toepassing van de faciliteit van het overlijdensdividend in het licht van dit kennisgroepstandpunt (paragraaf 3).

Een onroerendezaakrechtspersoon (hierna: OZR) heeft een meldingsplicht bij verkrijging van aandelen in zijn kapitaal. Deze regeling is echter niet erg duidelijk en roept vragen op naar de verplichtingen van het bestuur van een OZR.

Een erflater heeft aan X geld gelegateerd. De erflater heeft hiermee voldaan aan een natuurlijke verbintenis in verband met de verleende zorg die X voor de erflater had verricht.

Het register verwijst naar het nummer bij het bericht.