FTV 2010/1 - Gebrekkige testamenten
Aflevering 1, gepubliceerd op 01-01-2010 geschreven door Mr. C.A. KraanIn veel gevallen waarin de rechter te hulp wordt geroepen om een testament uit te leggen, had de rechterlijke tussenkomst kunnen worden voorkomen door een betere redactie van het testament. Dit geldt bijvoorbeeld in het klassieke geval dat A zijn (aanstaande) echtgenote B benoemt tot zijn enige erfgenaam, waarna het huwelijk door echtscheiding wordt ontbonden, A hertrouwt met C en vervolgens komt te overlijden zonder zijn testament te hebben herroepen. Is B op grond van het testament nu de enige erfgename? Het is niet erg aannemelijk dat de erflater dit nog heeft gewild op het tijdstip van zijn overlijden. In het nieuwe erfrecht, ingevoerd per 1 januari 2003, bepaalt art. 4:52 BW dat een beschikking getroffen ten voordele van iemand met wie de erflater gehuwd was of ‘trouwbeloften gewisseld had' vervalt door daarna ingetreden echtscheiding of scheiding van tafel en bed, tenzij uit de uiterste wil zelf het tegendeel valt af te leiden. Voordat deze bepaling in de wet was opgenomen, moest de rechter zich in allerlei bochten wringen om de beschikking terzijde te schuiven. Zo meende de Hoge Raad in zijn arrest van 5 januari 1962, NJ 1963, 117, dat de benoeming van de echtgenote plaatsvond vanwege "het huwelijk en de veronderstelling dat het huwelijk ten tijde van het overlijden van de erflater nog in stand zou zijn", waardoor de benoeming kwam te vervallen toen het huwelijk ten tijde van het overlijden van de erflater was ontbonden, omdat hier sprake was van een valse beweegreden als bedoeld in art. 4:937 BW, hoewel in dit artikel staat dat uit de uiterste wil moet blijken dat de erflater de beschikking niet zou hebben gemaakt als hij van de valsheid van de beweegreden kennis had gedragen, iets waarvan men kan betwijfelen of het uit dit testament wel bleek. De hele procedure was voorkomen indien in het testament was opgenomen dat de beschikkingen ten gunste van de echtgenote kwamen te vervallen indien ten tijde van het huwelijk de echtscheiding of scheiding van tafel en bed was uitgesproken dan wel een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed was ingediend. Eenzelfde probleem treft men bij ongehuwd samenwonenden aan. In het algemeen is in dit geval een testament wenselijk, waarbij zij elkaar over en weer tot enig erfgenaam benoemen, maar bij deze benoeming moet zowel rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de samenwoning wordt verbroken als met de mogelijkheid dat uit de samenwoning kinderen worden geboren. Wordt het eerste niet in het testament geregeld, bijvoorbeeld in die zin dat de beschikkingen ten voordele van de langstlevende samenwoner komen te vervallen als de samenwoning ten tijde van het overlijden is beëindigd (waarbij men er goed aan doet het beëindigen nader te definiëren), dan rijst na verbreking van de samenwoning bij het overlijden van de erflater de vraag of de benoeming doorgang vindt. Deze vraag is door HR 3 december 2004, NJ 2005, 58, terecht ontkennend beantwoord, maar dit neemt niet weg dat in alle gevallen waarin de belanghebbenden (de benoemde erfgenaam en de erfgenamen bij versterf) niet tot overeenstemming komen, de rechter de betekenis van het gebrekkige testament moet vaststellen.