Aflevering 5

Deze sociale ondernemingen hebben een gezond verdienmodel, stellen hun maatschappelijke missie voorop en willen een concrete bijdrage leveren aan een maatschappelijk vraagstuk. Waar deze ondernemingen vaak tegenaan lopen, is een gebrek aan herkenning en erkenning. Er wordt niet altijd erkend dat de sociale missie vooropstaat en de bedrijven worden niet altijd herkend als sociaal-maatschappelijk gemotiveerde onderneming. Klanten, financiers en de overheid kunnen bijdragen aan de maatschappelijke doelstelling van sociale ondernemingen, maar moeten daarvoor wel weten welke bedrijven dat zijn. Met een register waarin de onderneming kan worden opgezocht, weten zij zeker of zij daadwerkelijk handelen met een sociale onderneming.

Het Successiebesluit van 18 oktober 2016 (BLKB2016/130M, Stcrt. 57602) vervangt het besluit van 4 april 2012 (BLKB2012/103M) en codificeert met name een aantal toezeggingen op het vlak van art. 9 en 10 Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) die in het kader van de herziening van de Successiewet zijn gedaan. In deze bijdrage wordt ingegaan op de nieuwe onderdelen die het besluit bevat, waarbij, zoals de titel al doet vermoeden, een aantal kritische kanttekeningen wordt geplaatst.

Op 24 februari 2017 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in vier zaken waarin het ging om de vraag of de verkregen onroerende zaak ten tijde van de verkrijging kwalificeerde als een woning voor de overdrachtsbelasting. In deze bijdrage zijn deze vier uitspraken en de lijn van de Hoge Raad die hieruit blijkt op een rij gezet.

Op 9 december 2016 heeft de (toenmalige) Minister van Veiligheid en Justitie in een brief aan de Tweede Kamer (hierna: Nota) zijn voornemens vastgelegd inzake (verdere) modernisering van het ondernemingsrecht.[NOOT: Kamerstukken II 2016-2017, nr. 29752, nr. 9.] Zijn uitgangspunt daarbij is de status van het ondernemingsrecht zoals die in 2004 was vastgelegd door zijn ambtsvoorganger in de Nota modernisering ondernemingsrecht.[NOOT: Kamerstukken II 2003-2004, nr. 29752, nr. 2.] De minister constateert in zijn Nota dat het Nederlandse ondernemingsrecht sindsdien ingrijpend is gewijzigd en verwijst daarbij onder meer naar de Vereenvoudiging en Flexibilisering van het BV-recht (1 oktober 2012), de Wet bestuur en toezicht (1 januari 2013) en de aanpassing van het enquêterecht (1 januari 2013). De twee laatstgenoemde wetten worden, op basis van toezeggingen aan de Kamer tijdens de parlementaire behandeling, in 2017 geëvalueerd.

Sinds de Europese Commissie uitgebreid onderzoek doet naar mogelijke staatssteun bij fiscale rulings is er veel discussie over de juistheid hiervan. Waar liggen precies de knelpunten? En wat betekent dit voor lidstaten en begunstigden?

Een Nederlander maakt in Nederland ten overstaan van een Nederlandse notaris in 2008 een testament met daarin een wettelijke verdeling. Hij bezit een vakantiewoning in Frankrijk en op advies van een adviseur maakt hij in Frankrijk op 20 augustus 2015 in de Franse taal een handgeschreven testament, waarin hij bepaalt dat dit testament alleen geldt voor het onroerend goed in Frankrijk en dat zijn echtgenote recht heeft op het grootst beschikbare deel. Hij overlijdt in Nederland in 2017. De langstlevende verzoekt de Nederlandse notaris een Europese Erfrechtverklaring af te geven. De notaris vraagt zich af hoe hij het Franse testament moet uitleggen.