Aflevering 6

De op 31 maart ter consultatie vrijgegeven conceptwetsvoorstel Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden is inderdaad slechts als een eerste concept te beschouwen. De gepresenteerde teksten geven richtingen aan en verwijzen naar nog uit te werken regelgeving. Laat ik op voorhand alvast zeggen dat ik dat uitermate teleurstellend vind. Als wetgeving zozeer de persoonlijke levenssfeer van belanghebbenden raakt, verdient dat al in een vroeg stadium concrete en directe uitspraken. Zo vroeg is het overigens helemaal niet, het wordt een haastklus, de consultatieperiode eindigde al op 28 april en per ultimo juni dient alles te zijn afgerond. Geen eenvoudige opgave in een demissionaire periode. Onhaalbaar ook, voorspel ik. Elders in deze uitgave zal dieper op de voorstellen worden ingegaan. Ik wil een uitstapje maken naar twee punten die in het voorstel niet expliciet aan de orde zijn gekomen.

De bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR) voor aanmerkelijkbelanghouders in de Wet IB 2001 en de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) speelt een belangrijke rol bij de fiscale advisering van directeuren-grootaandeelhouders. In dit artikel gaan wij in op de wetswijziging voor indirecte belangen, op de Praktijkhandreiking bedrijfsopvolging vastgoedexploitanten, op de belastinglatentie en ficties in relatie tot de BOR, en ten slotte op enkele bezitstermijnperikelen.

Op 31 maart 2017 is het conceptwetsvoorstel Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden (hierna: het wetsvoorstel) ter consultatie aangeboden aan het veld. De wet dient ter uitvoering van de Vierde Anti-witwasrichtlijn van de Europese Unie (hierna: de richtlijn). De lidstaten dienen deze richtlijn voor 27 juni van dit jaar in hun nationale wetgeving te implementeren. Een belangrijk onderdeel van de richtlijn betreft de invoering van een register waarin de ultimate beneficial owner (hierna: UBO) wordt geregistreerd (hierna: het UBO-register).

Met de naderende pensionering van de babyboomgeneratie groeit de aandacht voor continuïteit, controle en bescherming van familie- en ondernemingsvermogen. Directeuren-grootaandeelhouders (hierna: DGA’s) willen goede en flexibele beschermings- en continuïteitsregelingen treffen voor het door hen opgebouwde of voortgezette vermogen, niet alleen ten behoeve van zichzelf, maar ook voor volgende generaties. De bescherming van het vermogen ziet op verschillende stakeholders. Hier tussendoor zeilt het conceptwetsvoorstel dat de (openbare) registratie zal verplichten van uiteindelijk belanghebbenden van rechtspersonen en ondernemingen (hierna: het wetsvoorstel).[NOOT: Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden, 31 maart 2017.] Deze naderende UBO-registratie zorgt ervoor dat de aandacht voor vermogens(her)structurering alleen maar groeit. Privacy is daarbij een woord dat steeds naar voren komt; privacy van vermogen tegenover concurrenten en personen die kwaadschiks zijn. Dit artikel behandelt het wetsvoorstel en de impact hiervan op de praktijk.

Het notariaat, maar ook banken en andere financiële adviseurs bevelen levenstestamenten op grote schaal aan, waarna ze door het notariaat worden gemaakt. Terecht is het levenstestament een speerpunt van de KNB. Het voorziet in een maatschappelijk grote behoefte. Veel mensen willen zelf vooraf de regie voeren over een periode dat zij die regie door wilsonbekwaamheid zelf niet (goed meer) kunnen voeren.