Aflevering 28

Met het verschijnen op 15 juni jl. van de nota Verdeling Vpb-druk en renteproblematiek (hierna: de Nota van 15 juni 2009)Zie: http://www.minfin.nl/Actueel/Consultaties/2009/06/Consultatie_verdeling_Vpb_druk_en_renteproblematiek, geraadpleegd op 26 juni 2009. is weer een stap gezet op weg naar de (zoveelste) herziening van de behandeling van rente in de Wet VPB 1969. In de nota worden voorstellen gepresenteerd voor een verplichte groepsrentebox, de invoering c.q. aanscherping van renteaftrekbeperkingen en een aanpassing van het regime voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen. Hierna bespreek ik de groepsrentebox en de renteaftrekbeperkingen. De laagbelaste beleggingsdeelneming laat ik buiten beschouwing.

De Eerste Kamer heeft ingestemd met het fiscaal stimuleringspakket. Een overzicht van de maatregelen en de ingangsdata (sommige treden in werking met terugwerkende kracht).

De staatssecretaris van Financiën stuurt een brief aan de Tweede Kamer in antwoord op vragen naar aanleiding van zijn brief van 22 april 2009 met een reactie op een motie en enkele toezeggingen in relatie tot het Belastingplan 2009. Deze brief namen wij op in NTFR 2009/1014.

De staatssecretaris van Financiën heeft een nieuwe versie van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB 1998) gepubliceerd.

De Belastingdienst verzoekt ondernemers een nauwkeurige schatting te geven van hun winst over 2009. Tot 2009 was het zetten van een vinkje in de aangifteprogrammatuur bij het vakje 'conform voorlopige aanslag' voldoende. In een persbericht klaagt het Register Belastingadviseurs (RB) hierover. Deze koepelorganisatie van het College Belastingadviseurs en de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs wijst op de extra tijd en kosten hiervan voor ondernemers en meent dat slechts een schatting zou moeten worden gedaan indien een aanvullende voorlopige aanslag nodig is.

De minister van Justitie rectificeert een onderdeel van het Belastingplan 2009. In art. 25a, lid 5, onder b, Wet MRB wordt 3 juni 1992 gewijzigd in 30 juni 1992.

De staatssecretaris van Financiën stuurt de reparatie van de wet in verband met de arresten van de Hoge Raad van 19 juni 2009 over pensioen- en lijfrenteaanspraken naar de Tweede Kamer. Deze arresten namen wij op in NTFR 2009/1437 tot en met NTFR 2009/1440 en de aankondiging van het wetsvoorstel in NTFR 2009/1416. In deze arresten besliste de Hoge Raad dat de heffing via een conserverende aanslag over een opgebouwde pensioen- of lijfrenteaanspraak, vanwege de in de procedures toepasselijke belastingverdragen daterend van vóór de invoering van het regime van de conserverende aanslagen enerzijds en de tekst van de wet anderzijds, in strijd is met de goede trouw die bij de uitleg en toepassing van belastingverdragen in acht moet worden genomen.

dwaling

huwelijksgoederengemeenschap, rechtshandeling

Bij de verdeling van de nalatenschap van de vader verkreeg de broer van belanghebbende de ouderlijke woning (waarde op dat moment f 120.000) tegenover de verplichting alle schulden uit de huwelijksgoederengemeenschap en de begrafeniskosten op zich te nemen. Belanghebbende verkreeg eenderde deel uit de nalatenschap, maar dan uitgedrukt in geld. Een aantal jaren later is de woning verkocht voor € 398.000. Een jaar na de verkoop betaalt de broer aan belanghebbende een bedrag van € 47.241, omdat de verdeling volgens hem ongelijk en dus onrechtvaardig was.

Bij het Belastingplan 2009 (NTFR 2008/2328) is in de SW 1956 een vrijstelling opgenomen voor het recht van successie, het recht van overgang en het recht van schenking voor (erfrechtelijke) verkrijgingen door een landelijke sportorganisatie of een daarbij aangesloten amateursportvereniging of stichting. Aan de minister van VWS is daarbij de bevoegdheid gedelegeerd om bij ministeriële regeling de landelijke sportorganisaties aan te wijzen en daaraan voorwaarden te stellen. Met deze regeling wordt daaraan uitvoering gegeven.

vervangingsreserve

De Eerste Kamer heeft de wetsvoorstellen 'Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht' (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht), nr. 29 702 en 'Aanpassingswet Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht', nr. 31 124, zonder stemming aangenomen.

Einduitspraak zaak Renneberg. Belanghebbende, Nederlander, is in 1993 geëmigreerd naar België. Hij bewoonde aldaar een met een hypothecaire lening gefinancierde eigen woning. Belanghebbende was in 1996-1997 in publiekrechtelijke dienstbetrekking werkzaam in Nederland. Zijn belastbare inkomen bestond, behoudens de negatieve inkomsten uit een eigen woning in België, nagenoeg geheel uit in Nederland verworven arbeidsinkomsten. De inspecteur heeft geweigerd de negatieve opbrengst van de Belgische woning bij belanghebbende als aftrekpost te aanvaarden. Na vragen aan het HvJ EG (16 oktober 2008, nr. C-527/06) concludeert de Hoge Raad dat dit strijdig is met het vrije werknemersverkeer. Om te bereiken dat hierop geen inbreuk wordt gemaakt, moet volgens de Hoge Raad bij de berekening van het belastbare inkomen van belanghebbende rekening worden gehouden met de negatieve inkomsten uit zijn eigen woning in België op dezelfde wijze als waarop dat gebeurt bij ingezetenen. Daarbij dient met het oog op een zo zuiver mogelijke vergelijking te worden uitgegaan van het huurwaardeforfait dat geldt voor een ingezetene wiens eigen woning hem op dezelfde wijze ter beschikking staat. Dat zal dan een eigen woning in Nederland zijn, en geen tweede woning in België.

disproportioneel, inbreukprocedure, toegelaten aanbieder

De Europese Commissie heeft Finland en Denemarken verzocht om de wetgeving die tot discriminerende belastingheffing van buitenlandse pensioenfondsen leidt, te wijzigen. Volgens de Finse wetgeving worden Finse pensioenfondsen belast onder een speciaal regime: slechts 75% van het dividendinkomen op investeringsactiva is onderworpen aan vennootschapsbelasting. Daarnaast wordt de belasting berekend over het netto-inkomen, dat wil zeggen na aftrek van kosten, terwijl de buitenlandse pensioenfondsen niet van enige gelijkwaardige vermindering van de belastinggrondslag voor de bronbelasting profiteren. De Deense wetgeving kent een vergelijkbaar verschil in behandeling tussen buitenlandse en binnenlandse pensioenfondsen. Dividenden die worden betaald aan buitenlandse pensioenfondsen zijn effectief onderworpen aan een belastingstarief van 15% over het brutobedrag van het dividend, terwijl Deense pensioenfondsen onderworpen zijn aan een belasting van 15% over het nettodividend. Het verschil in behandeling tussen buitenlandse en binnenlandse pensioenfondsen is een belemmering voor het vrije verkeer van kapitaal in de zin van art. 56 EG-Verdrag. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag.

Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën is een samenvoeging, actualisering en intrekking van besluiten die zijn gepubliceerd over de toepassing van de Wet OB 1968 en Wet BCF bij publiekrechtelijke lichamen. In het algemeen is hiermee volgens de staatssecretaris geen verandering in het bestaande beleid bedoeld. Toch zijn er enkele onderwerpen waar sprake is van wijziging van beleid. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het verdwijnen van de goedkeuring om handelingen die niet als ondernemer worden verricht, voor de toepassing van de herzieningsbepalingen te behandelen als ware het vrijgestelde handelingen. Indien een gemeente bijvoorbeeld dit jaar een onroerende zaak aanschaft als niet-ondernemer en deze zaak als zodanig ook gaat gebruiken en de zaak vanaf volgend jaar voor economische activiteiten gaat gebruiken, is er niet alsnog recht op aftrek van voorbelasting door toepassing van de herzieningsregels. Wel is er in dit voorbeeld mogelijk bij aanschaf al recht op compensatie.

factuur, kwijtschelding, levering

zelfstandige verrichtingen

In geschil is de tariefindeling van optocouplers. Dit zijn optische schakelelementen, bestaande uit een lichtgevende diode, een kunststoffilm en een fotodetector. Optocouplers zijn bestemd voor inbouw in elektrische machines en kunnen niet onafhankelijk van de machine worden gebruikt.

De staatssecretaris van Financiën heeft in het kader van de motorrijtuigenbelasting besloten dat het door de provincies te heffen aantal opcenten voor de periode 1 april 2010 tot en met 31 maart 2011 ten hoogste 116,7 bedraagt.

Belanghebbende is eigenaar van een woning. Tot de woning behoort een aan derden verhuurde separate wooneenheid met een eigen ingang. De wooneenheid heeft een inhoud van 200 m3 en bestaat uit een woonkamer, slaapkamer, rommelkamer, toilet/badkamer en keuken. De wooneenheid is gescheiden van de rest van de woning door een tussendeur. De gemeente heeft de wooneenheid als een afzonderlijke onroerende zaak aangemerkt.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.