Aflevering 1

Gepubliceerd op 7 januari 2010

NTFR 2010/1 - Fiscaal-juridisch onderzoek: time to change!

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 geschreven door prof. dr. A.O. Lubbers
Het komende half jaar zullen aan universiteiten verbonden fiscaal-juristen worden geconfronteerd met de bevindingen van een landelijke onderzoeksvisitatiecommissie.Gemiddeld één keer in de zes jaar vindt een beoordeling van het universitaire onderzoek plaats. Het bijzondere aan de lopende onderzoeksvisitatie is dat het hier een landelijke onderzoeksvisitatie betreft. De laatste landelijke onderzoeksvisitatie vond plaats over de periode 1995 t/m 2000 (rapportage 2002). Zie met betrekking tot die visitatieronde de rubriek ‘En wel daarom’ in WFR 2003/1691 waarin enkele fiscalisten reageerden op de stelling ‘De visitatiecommissie heeft het vakgebied Belastingrecht te laag gewaardeerd’. Ik ben benieuwd welke cijfers deze visitatiecommissie aan de onderzoeksprestaties van de fiscale onderzoeksgroepen geven. De uitslag van zo’n visitatieronde is belangrijk. Ongetwijfeld komt er een moment waarop faculteiten goed lopende onderzoeksgroepen gaan belonen met extra ‘fte’s’. Het geld daarvoor zal vermoedelijk worden weggehaald bij minder goed presterende onderzoeksgroepen.Zo gaat dat bij universiteiten: er komt zelden geld bij. Bij sommige universiteiten gebeurt dat al. Hoewel de uitkomsten van de visitatieronde nog niet bekend zijn, durf ik wel te voorspellen dat fiscalisten in het algemeen niet tot de winnaars zullen behoren. Succesvolle onderzoeksgroepen leveren meer promoties af, publiceren vaker in internationale tijdschriften en weten meer tweedegeldstroommiddelenAfkomstig van bij voorbeeld het Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). aan te trekken. Het is de kunst ervoor te zorgen de komende jaren niet meer terrein te verliezen op succesvolle onderzoeksgroepen binnen de juridische faculteiten. Daartoe doe ik – hoewel ik meteen erken dat ik de wijsheid niet in pacht heb – een aantal aanbevelingen.Ik beperk mij in deze Opinie tot de fiscaal-juristen omdat ik zelf werkzaam ben binnen een juridische faculteit. De wereld voor de fiscaal-economen ziet er vermoedelijk niet gunstiger uit. Die aanbevelingen komen erop neer dat fiscale onderzoekers bij de keuze van hun onderzoeksthema’s, bij het schrijven van publicaties, bij het begeleiden van proefschriften en rondom de aanvraag en toekenning van tweedegeldstroommiddelen hun gedrag (iets) zouden moeten wijzigen.

NTFR 2010/11 - Wijziging van enkele uitvoeringsbesluiten

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
In het verzamelbesluit Wijziging van enkele uitvoeringsbesluiten is een aantal wijzigingen opgenomen ten behoeve van onder meer de jaarlijkse aanpassing van de uitvoeringsbesluiten op fiscaal terrein. De wijzigingen zijn het gevolg van het Belastingplan 2010, Overige fiscale maatregelen 2010, de Fiscale vereenvoudigingswet 2010, de Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de afschaffing van de vliegbelasting, de Fiscale onderhoudswet 2010 en de wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de SW 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet IB 2001 en de SW 1956) (Stb. 564). Verder worden enkele technische correcties aangebracht.

NTFR 2010/12 - Bijstellingsregeling 2010

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
De staatssecretaris van Financiën heeft op 10 december 2009 de bijstellingsregeling 2010 gepubliceerd. De regeling geldt voor de Wet IB 2001, de Wet LB 1964, de WVA, de SW 1956, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Awir, de Wet VPB 1969, het Uitv.besl. LB 1965, het Uitv.besl. kostenverrekening en de gegevensuitwisseling Wet WOZ.

NTFR 2010/13 - Wijziging van enige uitvoeringsregelingen in verband met de invoering van het burgerservicenummer

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
De regeling Wijziging van enige uitvoeringsregelingen in verband met de invoering van het burgerservicenummer voorziet in de aanpassing van enige uitvoeringsregelingen in verband met de invoering van het burgerservicenummer. Het burgerservicenummer is een persoonsnummer voor algemeen gebruik binnen de overheid en in contacten met de overheid, dat grotendeels in de plaats is getreden van het bestaande sociaal-fiscaal nummer. Omdat het mogelijk is dat er personen zijn die een sociaal-fiscaal nummer hebben maar die niet in aanmerking komen voor een burgerservicenummer, zal de mogelijkheid blijven bestaan in die gevallen het sociaal-fiscaal nummer te gebruiken. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij personen die niet in Nederland wonen maar wel een binnenlandse bron van inkomsten (bijvoorbeeld loon) hebben. In de Regeling Stuf-WOZ wordt sofinummer vervangen door het burgerservicenummer. Ook hier geldt de mogelijkheid om het sociaal-fiscaal nummer te gebruiken in het geval een burgerservicenummer ontbreekt. Voor rechtspersonen geldt in het laatstgenoemde geval het finummer. Dit nummer wordt toegekend door de Belastingdienst aan alle subjecten die rechtspersoon zijn. ‘Aanvulling SoFi-nummer’ is een door de gemeente aan een rechtspersoon toegekend volgnummer ter aanduiding van één of meer onderdelen van die rechtspersoon. De aanduiding ‘aanvulling SoFi-nummer’ wordt gewijzigd in ‘aanvulling subjectnummer’ opdat de gemeenten de mogelijkheid behouden een unieke aanduiding te vormen voor alle subjecten.

NTFR 2010/14 - Samenloopregeling 2010

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
De samenloopregeling vindt haar wettelijk grondslag in art. XXXVIII Belastingplan 2010. Daarin is bepaald dat indien de samenloop van de belastingwetten die in 2009 in het Staatsblad zijn gepubliceerd niet of niet juist is geregeld, of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van de artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke, herstel kan plaatsvinden bij een ministeriële regeling. Daarvan maakt de staatssecretaris via de samenloopregeling 2010 gebruik en past de Wet op de accijns aan. Bij de invoeging van art. 71e (Belastingplan 2010) is geen rekening gehouden met de wijzigingen in de Fiscale Vereenvoudigingswet 2010 (invoeging art. 71 e, 71f en 71g).

NTFR 2010/17 - Antwoord op Kamervragen fiscaal vriendelijk investeren in schepen

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
De staatssecretaris heeft vragen beantwoord over fiscaal vriendelijk investeren in schepen. Hij zet uiteen hoe door de hefboomwerking van vreemd vermogen meer (willekeurig) kan worden afgeschreven dan het bedrag van de inleg in de scheepvaartmaatschap. Hij herhaalt zijn aankondiging dat in de regeling voor tijdelijke willekeurige afschrijving de combinatie met het tonnageregime zal worden uitgezonderd.

NTFR 2010/18 - Wijziging Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 (Energielijst 2010)

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
De staatssecretaris heeft in overeenstemming met de ministers van EZ en VROM de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 aangepast. Onderdeel daarvan maakt uit een opsomming van (onderdelen van) bedrijfsmiddelen die in aanmerking kunnen komen voor de energie-investeringsaftrek, de energielijst 2010. De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010. Voor het jaar 2010 zijn wijzigingen aangebracht voor de volgende onderwerpen:

NTFR 2010/19 - Verhoging percentages milieu-investeringssaftrek 2010

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
In het kader van de kredietcrisis worden voor het jaar 2010 de drie percentages van de milieu-investeringsaftrek verhoogd tot 60% (was 40), 50% (was 30) en 35% (was 15). Wel gelden extra (EU-)voorwaarden. Zo gelden de verhoogde percentages niet voor ondernemingen in de visserij- en landbouwsector, gelden de verhogingen alleen voor ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden waren en geldt een plafond van € 500.000 per onderneming (uitgaande van 45,2% IB en 25,5% VPB; cumulatieregeling). De ondernemer moet bij de melding bij bureau Investeringsregelingen en Willekeurige Afschrijving (IRWA) van de Belastingdienst een schriftelijke modelverklaring voegen. De regeling is niet gebudgetteerd.

NTFR 2010/20 - De ter beschikking gestelde woonruimte aan werknemers is loon in natura

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK5869, datum uitspraak 03-12-2009, publicatiedatum 16-12-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van Th.J.M. van Schendel
Belanghebbende exploiteert een café. Uit een boekenonderzoek is gebleken dat twee werknemers boven het café woonden, maar de door hen verschuldigde huur is nooit afgelost. De inspecteur heeft het door de werknemers genoten voordeel als loon in natura aangemerkt. Het bezwaar tegen de naheffingsaanslag 1999 is niet-ontvankelijk verklaard, omdat daartegen geen bezwaarschrift is ingediend. Belanghebbende ontkent dat hij de naheffingsaanslag heeft ontvangen. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat de inspecteur met een schermprint en de aankondigingsbrief naheffingsaanslag LB 1999 aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag is verzonden aan belanghebbende. Zowel de rechtbank als het hof is het in de procedure tegen de naheffingsaanslag LB 2000 met de inspecteur eens dat de door de werknemers verschuldigde, maar nooit afgeloste, huur loon in natura is. De reden waarom nooit is afgelost, doet daar niet aan af. Belanghebbende heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de schuld van de werknemers aan belanghebbende naar objectieve maatstaven in werkelijkheid geen waarde in het economische verkeer had, althans dat deze waarde lager was dan de nominale waarde.

NTFR 2010/23 - Wijziging van de Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
De staatssecretaris van Financiën heeft de Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990 gewijzigd. Deze regeling strekt er in de eerste plaats toe de nieuwe loonbelasting- en premietabellen, waaronder de eindheffingstabellen, vast te stellen die gelden met ingang van 1 januari 2010 (art. I, onderdeel B, Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990).

NTFR 2010/24 - Afkoop van kapitaalverzekering met lijfrenteclausule die niet voldeed aan Brede Herwaardering

ECLI:NL:GHARN:2009:BK6115, datum uitspraak 24-11-2009, publicatiedatum 11-12-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende heeft tussen 15 oktober 1990 en 1 januari 1992 een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule afgesloten die niet voldeed aan de Brede Herwaarderingeisen. De jaarlijks betaalde premies heeft hij in de jaren 1990 tot en met 1999 als persoonlijke verplichtingen in aftrek gebracht. Dit is door de inspecteur geaccepteerd. De inspecteur heeft vervolgens nagevorderd, doch dit kon alleen over de jaren 1994 t/m 1998. In 2004 heeft belanghebbende de levensverzekering afgekocht. De inspecteur meent dat voor toepassing van de saldomethode de premies over de jaren 1992, 1993 en 1999 niet in aanmerking kunnen worden genomen. Het hof deelt dat standpunt niet, omdat de wetgever enkel de premies die de belastingplichtige in aftrek had kunnen brengen heeft willen uitsluiten. Wel is het hof met de inspecteur van mening dat de in de jaren 1990 en 1991 betaalde – als persoonlijke verplichtingen in aftrek gebrachte – premies als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen tot het belastbare inkomen uit werk en woning moet worden gerekend. Voor de jaren 1992, 1993 en 1999 ligt dit echter anders, omdat deze premies niet volgens de wettelijke bepalingen in aftrek hadden kunnen worden gebracht.

NTFR 2010/25 - Update beleidsbesluit inzake beschikbare-premieregelingen

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 geschreven door mr. J. de Haan
Dit besluit is een actualisering van het besluit over beschikbare-premieregelingen van 23 oktober 2007, nr. CPP2007/552M, NTFR 2007/1996. Hierbij is gebruik gemaakt van de gelegenheid ‘netto-staffels’ te publiceren. In deze netto-staffels zijn geen vaste kostenopslagen meer verwerkt. De publicatie van deze staffels draagt bij aan betere transparantie van kosten in pensioenregelingen. In dit besluit zijn ook enkele aanwijzingen opgenomen van premie- en kapitaalovereenkomsten als pensioenregeling. Deze aanwijzingen zijn nodig gebleken na de invoering van de pensioenwet in 2007 en als reactie hierop de ontwikkeling van nieuwe pensioenvormen. De aanwijzingen gelden ook voor pensioenregelingen die niet onder de Pensioenwet vallen (zoals bijvoorbeeld regelingen voor de directeur-grootaandeelhouder).

NTFR 2010/26 - Besluit Wfsv in verband met premiekorting oudere nabestaanden

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
De minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid passen het besluit Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) aan in verband met de premiekorting voor de oudere nabestaande. Verder wordt met de aanpassing een omissie hersteld. Ten gevolge van het Aanpassingsbesluit vierde tranche Awb was art. 4.3 Awb ten onrechte vervallen.

NTFR 2010/27 - Bij middelingsverzoek van 65-jarige moet rekening met AOW-premies worden gehouden

ECLI:NL:HR:2009:BI9747, datum uitspraak 11-12-2009, publicatiedatum 11-12-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van mr. E. Thomas
Belanghebbende is in 2002 65 jaar geworden, waardoor hij per 1 januari 2002 geen premie AOW meer verschuldigd is. Belanghebbende heeft een middelingsteruggaafverzoek over het tijdvak 2002, 2003 en 2004 ingediend. Bij het bepalen van de hoogte hiervan heeft de inspecteur met een beroep op art. 3.154, lid 8, Wet IB 2001 de geheven en herrekende premie voor de volksverzekeringen voor alle jaren in het middelingstijdvak gesteld op het bedrag dat zou zijn geheven of herrekend indien de AOW-premie in al die jaren verschuldigd zou zijn. Volgens de Hoge Raad is dat juist. Genoemde wetsbepaling strekt zich naar haar bewoordingen uit tot een middelingstijdvak waarin het jaar is begrepen waarin de belastingplichtige de 65-jarige leeftijd bereikt. De wetsgeschiedenis biedt onvoldoende steun voor het standpunt dat de bepaling naar de bedoeling van de wetgever of naar haar strekking niet van toepassing is indien in het middelingstijdvak geen premie AOW verschuldigd is.

NTFR 2010/28 - Giftenbesluit aangepast

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
De staatssecretaris van Financiën past het besluit over de giftenregeling (besluit van 27 november 2008, nr. CPP2008/2130M, NTFR 2008/2389) aan. De aanpassing bestaat uit het verwerken van een goedkeuring in onderdeel 3a. Het gaat om de goedkeuring voor bestaande algemeen nut beogende instellingen (anbi’s) die in verband met de nieuwe anbi-regeling per 1 januari 2010 langer de tijd krijgen om hun anbi-status te behouden onder het nieuwe regime. Nog tot 6 januari 2010 kunnen zij hun verklaring aan de Belastingdienst opsturen. In alle andere gevallen vervalt de anbi-status per 1 februari 2010.

NTFR 2010/29 - Ontbreken tijdsgelange regeling tariefsverlaging voor belastingplichtigen met gebroken boekjaar is niet discriminatoir

ECLI:NL:HR:2009:BC5874, datum uitspraak 18-12-2009, publicatiedatum 18-12-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende hanteert een gebroken boekjaar dat loopt van 1 september tot en met 31 augustus. Over het jaar 2001 bedraagt het VPB-tarief 35%. Bij wet van 14 september 2001 is het tarief verlaagd tot 34,5%. De tariefsverlaging is van toepassing op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2002. Volgens belanghebbende is deze wet discriminatoir, omdat de wet voor belastingplichtigen met een gebroken boekjaar niet naar tijdsgelang (vanaf 1 januari 2002) wordt toegepast. De Hoge Raad stelt voorop dat in het licht van de doelstelling van de tariefsverlaging – lastenverlichting voor het bedrijfsleven – belastingplichtigen met het kalenderjaar als boekjaar enerzijds en belastingplichtigen met een gebroken boekjaar anderzijds gelijke gevallen vormen. Voorts benadrukt de Hoge Raad zijn vaste leer dat aan de fiscale wetgever op dit terrein een ruime beoordelingsvrijheid toekomt. Hier is de wetgever volgens de cassatierechter, mede in aanmerking genomen dat het gaat om een relatief geringe tariefsmatiging, met zijn keuze om af te zien van, kort gezegd, een tijdsgelange regeling voor belastingplichtigen met een gebroken boekjaar gebleven binnen die ruime hem toekomende beoordelingsvrijheid.

NTFR 2010/30 - Antwoord op Kamervragen over besluit goedkeuringen kortetermijnherstelplannen ondernemingspensioenfondsen

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
In het besluit van 26 oktober 2009, nr. CPP2009/1227M, NTFR 2009/2404, is een aantal goedkeuringen opgenomen betreffende kortetermijnherstelplannen van ondernemingspensioenfondsen. De staatssecretaris heeft een drietal vragen beantwoord over dit besluit. Het betreft de grootte van de voorziening, de beperking tot ondernemingspensioenfondsen en tot kortetermijnherstelplannen.

NTFR 2010/31 - Geactualiseerd kwalificatiebesluit buitenlandse samenwerkingsverbanden

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft het besluit van 18 december 2004, CPP2004/2730, geactualiseerd. Onder meer is de weging van de vragen op grond waarvan buitenlandse samenwerkingsvormen al dan niet fiscaal transparant zijn gewijzigd. In een bijlage is het toetsingskader schematisch weergegeven. De lijst met beoordeelde samenwerkingsverbanden is niet meer als bijlage bij het besluit opgenomen, maar op de website van de Belastingdienst. Er is een overgangsregeling voor situaties waarin dit besluit leidt tot wijziging in de kwalificatie.

NTFR 2010/32 - WBRV kent geen beperkte vorm van economische eigendom

ECLI:NL:HR:2009:BG9044, datum uitspraak 09-10-2009, publicatiedatum 09-10-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende en een aantal familieleden zijn commanditaire vennoten in een cv. A bv is de beherende vennoot en heeft de economische eigendom van een onroerende zaak onder voorbehoud van stille reserves in de cv ingebracht. Belanghebbende en diens familieleden zijn voor 90% gerechtigd in de economische eigendom van de onroerende zaak. Belanghebbende en diens familieleden hebben aangifte gedaan naar een verkrijging van € 3.811.752 (90% van € 4.235.280 (= de boekwaarde van de onroerende zaak)). De inspecteur heeft vervolgens een naheffingsaanslag opgelegd over het verschil tussen de waarde van de onroerende zaak in het economische verkeer (€ 15.665.000) en de aangegeven waarde van het verkregene. Hof Den Haag oordeelde dat de economische eigendom vanwege het voorbehoud van de stille reserves niet ten volle wordt benaderd. Het is onder deze omstandigheden volgens het hof niet in overeenstemming met doel en strekking van de wet om bij de verkrijging van een beperkt gedeelte van de economische eigendom uit te gaan van de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak zelf. Volgens het hof dient te worden aangesloten bij de waarde van de tegenprestatie in het economische verkeer (90% van € 4.235.280). De naheffingsaanslag is door het hof vernietigd. De staatssecretaris komt met succes in cassatie. Anders dan het hof geoordeeld, biedt de WBRV volgens de Hoge Raad namelijk geen mogelijkheid tot het aannemen van een beperkte vorm van economische eigendom. Evenmin biedt de wet de mogelijkheid om overdrachtsbelasting te berekenen over een waarde die lager is dan de waarde in het economische verkeer van de zaak. Nu uit de gedingstukken blijkt dat belanghebbende een belang bij de onderhavige onroerende zaak heeft verkregen in de vorm van (ten minste) enig risico van waardeverandering, is sprake van verkrijging van economische eigendom. Dit betekent dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

NTFR 2010/34 - Tegen afwijzende uitspraak op herzieningsverzoek staat beroep in cassatie open

ECLI:NL:HR:2010:BK6059, datum uitspraak 07-05-2010, publicatiedatum 07-05-2010
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende is woonachtig in Spanje en ontvangt sinds oktober 1996 een AOW-pensioen van de SVB. De SVB heeft belanghebbende in het verleden aangemerkt als verzekerde ingevolge de Ziekenfondswet (Zfw). De daarvoor verschuldigde premies zijn op het AOW-pensioen ingehouden. Daarnaast zijn in verband met het overmaken op een buitenlandse rekening kosten in rekening gebracht. Belanghebbende heeft verzocht om restitutie van de op het AOW-pensioen ingehouden Zfw-premie over de periode 1 oktober 1996 tot en met 31 juli 2000, waaraan de SVB niet tegemoet is gekomen. Belanghebbende maakt hiertegen bezwaar, alsmede tegen de in rekening gebrachte overmakingskosten. Beide bezwaren worden afgewezen.

NTFR 2010/35 - Naheffingsaanslag en boete na in een keer betalen van omzet- en loonbelasting met foutieve betalingskenmerken

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4862, datum uitspraak 26-11-2009, publicatiedatum 02-12-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Belanghebbende heeft omzetbelasting en loonbelasting in één bedrag betaald met vermelding van aangiftenummers, waarvan een foutief. Een gedeelte van die betaling is afgeboekt op de aangifte loonbelasting en het overige is aan belanghebbende teruggestort. Voor de omzetbelasting is een naheffingsaanslag opgelegd met boete. Rechtbank Haarlem oordeelde dat, nu bij de betaling een foutief kenmerk was vermeld en de bedoeling van belanghebbende niet kenbaar was, de Belastingdienst niet gehouden was om de betaling aan te merken als een betaling van de in geschil zijnde omzetbelasting. Het stond de inspecteur derhalve vrij het bedrag terug te storten op de rekening van belanghebbende en een naheffingsaanslag op te leggen. De rechtbank achtte de boete passend en geboden. Het hof is het eens met de rechtbank. Het is het hof evenmin duidelijk geworden waarom belanghebbende, nadat haar meerdere malen is verzocht de juiste gegevens te verstrekken, dit desalniettemin heeft nagelaten. Belanghebbende heeft de verschuldigde omzetbelasting niet betaald, zodat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het hof acht de boete eveneens passend en geboden.

NTFR 2010/36 - Na verwijzing: terechte omzetcorrectie voor restauranthouder die bewaarplicht schendt

ECLI:NL:GHARN:2009:BK5383, datum uitspraak 10-11-2009, publicatiedatum 04-12-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van mr. J. Kastelein
Deze zaak betreft de verwijzingsprocedure van HR 21 maart 2008, nr. 43.966, NTFR 2008/617. Belanghebbende drijft een Chinees restaurant en gebruikt daarbij een geautomatiseerd bestellingen- en afrekensysteem. Via een bestelcomputer wordt elke bestelling van een gerecht of drank in het systeem ingevoerd. Belanghebbende heeft de 'detailgegevens' van deze bestellingen niet bewaard. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende omzet heeft verzwegen. Daarom heeft hij nageheven met boete. Volgens de inspecteur dient de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard.

NTFR 2010/42 - Inhoudingsvrijstelling kan niet via internationaalrechtelijke bepalingen worden geclaimd

ECLI:NL:HR:2010:BK6025, datum uitspraak 16-04-2010, publicatiedatum 16-04-2010
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van mr. W.W. Monteiro
De onderhavige zaken zien op de vraag of ter zake van een dividendstroom tussen Nederland en de Nederlandse Antillen op grond van hetzij het LGO-besluit, hetzij de EG-verdragsvrijheden, hetzij (een van) de non-discriminatiebepalingen van het EVRM, het IVBPR of de BRK, aanspraak kan worden gemaakt op de zogenoemde inhoudingsvrijstelling. In een bijlage bij de conclusie gaat A-G Wattel in op de volgende vragen:

NTFR 2010/44 - Wijziging belastingverdragen met Luxemburg en Singapore inzake inlichtingenuitwisseling; stilzwijgende goedkeuring

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
Bij brief van 27 november 2009 heeft de minister van Buitenlandse Zaken het op 29 mei 2009 tot stand gekomen protocol tot wijziging van het belastingverdrag met Luxemburg ter stilzwijgende goedkeuring naar het parlement gestuurd (Kamerstukken 32 235). Verder heeft hij bij brief van dezelfde datum tevens het op 25 augustus 2009 tot stand gekomen protocol tot wijziging van het belastingverdrag met Singapore ter stilzwijgende goedkeuring naar het parlement gestuurd (Kamerstukken 32 237). In beide verdragen wordt de huidige bepaling die ziet op de uitwisseling van inlichtingen vervangen door een nieuwe bepaling die volledig overeenstemt met de bepaling uit het OESO-Modelverdrag. Vooralsnog is alleen voorzien in uitwisseling op verzoek. Wel is expliciet geregeld dat de mogelijkheid tot gegevensuitwisseling ook ziet op bankinformatie.

NTFR 2010/45 - Ongelijke behandeling in tijdsevenredige herleiding premie-inkomen

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van dr. mr. M van Dun
Belanghebbende woont in België. In 2005 heeft zij gedurende een deel van het jaar inkomsten ten bedrage van € 13.571 genoten uit een dienstbetrekking in Nederland. De inspecteur heeft zowel het belastbaar inkomen uit werk en woning als het premie-inkomen vastgesteld op € 13.571. Belanghebbende wil echter dat het premie-inkomen tijdsevenredig herleid wordt, hetgeen op grond van art. 5 en 6 Uitv.reg. PV 2002 in feite slechts mogelijk is voor inwoners van Nederland. Belanghebbende betoogt dat dit verschil in wijze van vaststelling van het premie-inkomen in situaties waarin slechts een gedeelte van het jaar premieplicht in Nederland bestaat in strijd is met de Verordening 1612/68 en art. 39 EG-Verdrag.

NTFR 2010/46 - EC keurt Pools tonnageregime goed

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
De Europese Commissie heeft besloten de introductie in Polen goed te keuren van een belastingregime met een vast tarief gebaseerd op vloottonnage. Dit zogenoemde tonnageregime laat scheepvaartbedrijven toe om geen vennootschaps- of inkomstenbelasting te betalen, maar slechts belasting met een vast tarief gebaseerd op het tonnage van hun vloot.

NTFR 2010/47 - Verhuur van ligplaatsen voor pleziervaartuigen is niet het geven van gelegenheid tot kamperen

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4864, datum uitspraak 26-11-2009, publicatiedatum 02-12-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van mr. drs. E.P.A. Brakeboer
Belanghebbende, ondernemer in de zin van de Wet OB 1968, exploiteert een passantenhaven voor recreanten. Naast het ter beschikking stellen van een ligplaats voor een korte periode wordt aan de opvarenden een aantal voorzieningen geboden, zoals sanitair, wasserette, winkel, auto- en fietsverhuur, café-restaurant en diverse speel- en recreatievoorzieningen. Voor de meeste voorzieningen wordt afzonderlijk een vergoeding gevraagd. Rechtbank Haarlem heeft de stelling van belanghebbende, dat deze samengestelde dienst kwalificeert als het gelegenheid geven tot kamperen, afgewezen. Het hof is het hiermee eens en oordeelt, na het raadplegen van Van Dale Groot Woordenboek, dat een pleziervaartuig een heel ander karakter heeft dan een tent of caravan. De recreatieve waarde van een pleziervaartuig is de mogelijkheid om zich op recreatieve wijze verplaatsen. Dat geldt niet voor een tent of caravan. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verhuur van ligplaatsen voor boten inclusief aanvullende diensten, valt onder het begrip verhuur van parkeerruimte voor voertuigen.

NTFR 2010/50 - Nieuwe btw-regels bij het grensoverschrijdend zaken doen

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 geschreven door E.H. van den Elsen
Vanaf 1 januari 2010 kunnen ondernemers via de Nederlandse belastingdienst de btw terugvragen die ze in een ander EU-land hebben betaald. Verder hoeven Nederlandse ondernemers over veel diensten geen btw meer in rekening te brengen aan zakelijke klanten in de EU. De staatssecretaris van Financiën wijst ondernemers erop dat de Belastingdienst op www.belastingdienst.nl/eubtw2010 de relevante informatie bij elkaar heeft gezet. Ondernemers zullen hier ook met advertenties op worden gewezen.

NTFR 2010/51 - Implementatie richtlijnen btw-pakket

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 geschreven door E.H. van den Elsen
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt schriftelijk enkele vragen van leden van de Tweede Kamer over de implementatie van het btw-pakket. Hij gaat in het bijzonder in op het te goeder trouw zijn van een ondernemer als deze het btw-nummer van zijn afnemer heeft geverifieerd. Ook wordt daarbij kort ingegaan op het leerstuk misbruik van recht in de btw.

NTFR 2010/53 - Geen navordering omdat sprake is van 'vergissing' bij verkeerde tariefindeling

ECLI:NL:HR:2009:BD4373, datum uitspraak 25-09-2009, publicatiedatum 25-09-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van Schippers
Belanghebbende, douane-expediteur, heeft in 2002 en 2003 goederen onder een verkeerde tariefpost voor het vrije verkeer aangegeven. De douane heeft de aangiften aanvaard zonder fysieke controle van de goederen. Jaarlijks heeft de douane enkele aangiften voor het vrije verkeer voor soortgelijke goederen – die niet in deze procedure zijn betrokken – wél gecontroleerd, inclusief opname van de goederen. Ook in deze gevallen zijn de aangiften zonder op- of aanmerkingen van de douane aanvaard. Pas bij een administratieve controle in 2004 komt de verkeerde indeling van de goederen aan het licht. Hof Amsterdam oordeelde dat navordering mogelijk is, omdat hier geen sprake is van een vergissing als bedoeld in art. 220, lid 2, onder b, CDW.

NTFR 2010/56 - Ministeriële regeling inzake berekening invorderingsrente is niet onverbindend

ECLI:NL:HR:2009:BJ8511, datum uitspraak 18-12-2009, publicatiedatum 18-12-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende heeft betalingen aan de ontvanger gedaan die ontoereikend waren om zowel het volledige belastingbedrag als de invorderingsrente te voldoen. De ontvanger heeft een gedeelte van deze betalingen aangemerkt als voldoening van invorderingsrente. De invorderingsrente is berekend conform art. 29 en 30 Uitv.reg. IW 1990 (hierna: de Uitvoeringsregeling). In cassatie wordt door belanghebbende gesteld dat de methode van invorderingsrenteberekening die is voorgeschreven door genoemde bepalingen van de Uitvoeringsregeling, in strijd is met de IW 1990. De Hoge Raad onderschrijft deze stelling niet. Volgens de cassatierechter is de minister met de artikelen van de Uitvoeringsregeling binnen het kader van de formele wet (de IW 1990) gebleven. Van onverbindendheid is dus geen sprake.

NTFR 2010/60 - Wijziging Leidraad Invordering 2008

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010 geschreven door mr. J.D. Schouten
Met ingang van 1 januari 2010 is in de Leidraad Invordering 2008 nieuw beleid opgenomen over onder andere de dwangsom bij niet tijdig beslissen en het nieuwe art. 23a IW 1990. Vanaf die datum bevat de Leidraad verder een definitie van betalingsonmacht en worden de begrippen erf- en schenkbelasting geïntroduceerd. Daarnaast is het beleid inzake uitstel van betaling met betrekking tot ambtshalve belastingaanslagen nader gepreciseerd. Tevens is beleid aangegeven wanneer vervoersovereenkomsten en huur van bemand materieel niet onder de keten- en inleningsaansprakelijkheid vallen.

NTFR 2010/62 - Inwerkingtreding versoepeling AWIR

Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
Via een besluit treedt art. XIII, onderdeel B, Overige fiscale maatregelen 2009 in werking met ingang van 1 januari 2010. Dit artikel versoepelt de voorwaarden die art. 17 Awir tot die datum stelt met betrekking tot de melding aan de Belastingdienst/Toeslagen van wijzigingen in de omstandigheden die van belang zijn voor de aanspraak op of de hoogte van de tegemoetkoming. De versoepeling bestaat eruit dat de wijzigingen niet alleen door de belanghebbende zelf maar ook door zijn partner of door een medebewoner kunnen worden gemeld. Bovendien vervalt met betrekking tot een melding door de belanghebbende zelf de eis van medeondertekening van de melding door de partner of – ingeval de melding betrekking heeft op een medebewoner – de medebewoner.

NTFR 2010/64 - Voortijdig ingediend bezwaarschrift is ontvankelijk nu de aanslag reeds was vastgesteld

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK6990, datum uitspraak 26-11-2009, publicatiedatum 23-12-2009
Aflevering 1, gepubliceerd op 07-01-2010
Na het ontvangen van de aangifte heeft de inspecteur verzocht om aanvullende informatie en aangegeven af te zullen wijken van de ingediende aangifte. Na correspondentie over en weer stelt de inspecteur de aanslag vast. Nog voordat de aanslag belanghebbende bereikt, stuurt zij een brief naar de inspecteur waarin zij aangeeft het niet eens te zijn met de door de inspecteur voorgenomen correcties. Het hof oordeelt dat de inspecteur deze brief terecht heeft aangemerkt als een voortijdig ingediend bezwaarschrift, nu de aanslag reeds was vastgesteld. Het bezwaar is ontvankelijk. Belanghebbende heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat zij kosten heeft gemaakt ter behoud van een uitkering. (Hoger beroep ongegrond.)