Aflevering 28

Gepubliceerd op 12 juli 2018

NTFR 2018/1579 - Ruim baan voor de handel in gestalde 15b-rente?

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 geschreven door mr. dr. D.R. Post
Hoewel we op het moment van schrijven van deze Opinie pas halverwege het jaar zijn, zal 2018 denk ik een jaar worden waarin menig Nederlandse fiscalist zal zuchten over (en/of verlekkeren aan) de grote hoeveelheid wetgeving die op ons af gaat komen dan wel reeds is afgekomen. Een groot deel van deze wetgeving is (welhaast vanzelfsprekend) ingegeven door Europese ontwikkelingen. Ik noem in dit kader ‘slechts’ het (onuitvoerbare) wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheidKamerstukken II, 2017-2018, 34 959. alsook het nog te verwachten wetsvoorstel in het kader van de implementatie van ATAD1Richtlijn van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt, Brussel, 19.7.2016, PB EU L 193/1.. Op 10 juli 2017 is er reeds een internetconsultatie gepubliceerd waaraan een conceptwetsvoorstel is gekoppeld,Consultatiedocument implementatie ATAD1, 10 juli 2017, www.internetconsultatie.nl /consultatiedocumentatad1. terwijl het ‘echte’ wetsvoorstel ATAD1 nog vóór het zomerreces wordt verwacht. Voor wie nog twijfelt wat te lezen deze zomer…

NTFR 2018/1580 - Keuzemogelijkheid burgers over de wijze van ontvangst berichten Belastingdienst

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
De staatssecretaris licht de uitvoering door de Belastingdienst toe van de passage uit het regeerakkoord over de keuzemogelijkheden om met de overheid te communiceren. In het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ is bepaald dat overheidscommunicatie die nu nog fysiek plaatsvindt, in de toekomst ook digitaal moet kunnen. Maar personen die niet elektronisch kunnen communiceren, moeten dat ook op een andere manier kunnen blijven doen. Om die reden dient er een keuzemogelijkheid te blijven om per post met de Belastingdienst te communiceren.

NTFR 2018/1581 - Volgens Autoriteit Persoonsgegevens is er geen wettelijke basis om het BSN te gebruiken in het btw-identificatienummer

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft geoordeeld dat de Belastingdienst geen wettelijke basis heeft om het burgerservicenummer (BSN) te gebruiken in het btw-identificatienummer van zelfstandigen met een eenmanszaak. De Belastingdienst moet de geconstateerde overtredingen zo snel mogelijk beëindigen. Gebeurt dat niet, dan kan de AP handhavende maatregelen treffen.

NTFR 2018/1582 - Milieulijst 2018 met terugwerkende kracht verbeterd

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
De Milieulijst 2018 is een bijlage bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009. In de Milieulijst 2018 staat een opsomming van investeringen waarvoor vanaf 2018 de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (VAMIL) en/of de milieu-investeringsaftrek (MIA) geldt. In Milieulijst 2018 bleken enkele onvolkomenheden te zijn geslopen. Deze zijn met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2018 verbeterd.

NTFR 2018/1583 - Antwoorden schriftelijk overleg kabinetsreactie 30%-regeling

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer de antwoorden gestuurd op vragen over de kabinetsreactie naar aanleiding van de evaluatie inzake de 30%-regeling die in 2017 is uitgevoerd. Een veelheid aan onderwerpen komt aan de orde, waarvan wij er hierna een aantal aanstippen. Het volledige document treft u als brondocument aan.

NTFR 2018/1584 - Reactie op vragen en opmerkingen over kabinetsreactie inzake het rapport 'Evaluatie werking werkkostenregeling'

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft vragen en opmerkingen beantwoord naar aanleiding van de kabinetsreactie op het rapport ‘Evaluatie werking werkkostenregeling’ (NTFR 2018/850). In de inleiding geeft de staatssecretaris aan dat uit de evaluatie volgt dat de beoogde administratieve lastenverlichting van de werkkostenregeling (WKR) tegenvalt. Het kabinet ziet echter geen haalbaar alternatief. Er spelen afbakeningsvraagstukken en waarderingsvraagstukken, misbruik moet voorkomen worden, de regeling moet te handhaven zijn en individuele bedrijven en sectoren mogen niet onevenredig hard geraakt worden, waardoor uitzonderingen nodig zijn. Het kabinet concludeert dat een eenvoudige regeling voor de kwalificatie van vergoedingen en verstrekkingen niet mogelijk is en wil het systeem van de WKR handhaven. Vervolgens behandelt de staatssecretaris in zijn schrijven diverse thema’s. De belangrijkste opmerkingen hebben wij hierna opgenomen.

NTFR 2018/1585 - Toezichtsplan arbeidsrelaties

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
In het kader van het per 1 juli 2018 verruimde toezicht op kwaadwillenden in het licht van de Wet DBA heeft de Belastingdienst het ‘toezichtsplan arbeidsrelaties’ gepubliceerd. De handhaving richt zich niet langer alleen op de ernstigste gevallen, maar ook op de andere kwaadwillenden. Dit betekent dat de Belastingdienst kan handhaven als wordt voldaan aan de volgende drie criteria:

NTFR 2018/1587 - Instemming partner Wet Uitfasering Pensioen in eigen beheer

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 geschreven door mr. J.Th. Gommer MPLA CCFP
De (gewezen) partner van de dga moet instemmen met afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting (ODV). Onder partner wordt verstaan de echtgenoot of geregistreerde partner, alsmede de (samenlevende) partner als deze recht heeft op een aanspraak conform de pensioentoezegging vanuit de bv en/of indien afspraken zijn gemaakt voor wat betreft de verdeling van pensioen bij beëindiging van de samenleving. Alsook de ex-partner als deze ook (nog) recht heeft op aanspraken uit de bv. Bij meerdere (ex-)partners moet iedere partner tekenen en moeten dus ook meerdere informatieformulieren worden opgemaakt.

NTFR 2018/1588 - Aanpak knelpunten sectorindeling

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën, op 29 juni 2018 (per direct) een aantal maatregelen genomen om knelpunten in de uitvoering van de sectorindeling aan te pakken. De maatregelen worden getroffen vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans. Onderdeel van dit wetsvoorstel is dat per 2020 de sectorale differentiatie voor de WW-premies wordt vervangen door premiedifferentiatie naar de aard van het contract.

NTFR 2018/1593 - Plaats waar en wijze waarop instelling activiteiten verricht van belang of is voldaan aan administratieve anbi-voorwaarden

ECLI:NL:HR:2018:1107, datum uitspraak 06-07-2018, publicatiedatum 06-07-2018
Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Belanghebbende is per 1 januari 2011 aangemerkt als een anbi. Na een onderzoek in 2015 heeft de inspecteur belanghebbende per 31 december 2014 niet meer als anbi aangemerkt. Volgens Hof Den Haag (22 augustus 2017, nr. 17/00280, NTFR 2017/2422) is dat terecht omdat de door belanghebbende gevoerde administratie niet voldoet aan de wettelijke eisen. Volgens de Hoge Raad kleven aan de hofuitspraak echter verschillende gebreken. De Hoge Raad zet uiteen dat het wettelijke vereiste dat de aard en omvang van kosten, uitgaven, inkomsten en vermogen uit de administratie van een anbi duidelijk moeten blijken, niet inhoudt dat steeds van alle inkopen en uitgaven bonnen en facturen aanwezig moeten zijn. Bij de beoordeling moet mede in aanmerking worden genomen de plaats waar en de wijze waarop de desbetreffende instelling haar activiteiten verricht. Niet blijkt dat het hof deze maatstaf heeft aangelegd. Het hof had voorts moeten ingaan op de stelling van belanghebbende dat niet duidelijk is welke stukken zouden ontbreken. Het oordeel van het hof dat belanghebbende per 31 december 2014 een reserve heeft gevormd zonder dat in de administratie of een actueel beleidsplan wordt vermeld voor welk doel de reserve is gevormd of aangehouden, acht de Hoge Raad evenmin cassatieproof. Het hof had in dit verband moeten onderzoeken of sprake is van het oppotten van vermogen door de instelling. Tot slot oordeelt de cassatierechter dat ook het oordeel van het hof dat een actueel beleidsplan ontbreekt waaruit de wijze van het beheer van het vermogen blijkt, te gebrekkig is gemotiveerd. De zaak wordt verwezen naar een ander hof.

NTFR 2018/1595 - Nadere conclusie A-G Wattel na HvJ 22 februari 2018, zaken C-398/16 en C-399/16 inzake interactie tussen antiwinstdrainagewetgeving en fiscale eenheid

ECLI:NL:PHR:2018:624, datum uitspraak 08-06-2018, publicatiedatum 22-06-2018
Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van mr. dr. W.R. Kooiman
Deze zaak is terug uit Luxemburg, na beantwoording door het HvJ (22 februari 2018, gevoegde zaken C-398/16 en C-399/16, NTFR 2018/568) van een prejudiciële vraag door de Hoge Raad (8 juli 2016, nr. 15/00194, NTFR 2016/1857) over de interactie tussen art. 10a Wet VPB 1969 (antiwinstdrainagewetgeving) en art. 15 Wet VPB 1969 (fiscale eenheid; alleen beschikbaar voor onderworpen groepsvennootschappen). A-G Wattel heeft een nadere conclusie genomen.

NTFR 2018/1596 - Kamerbrief over verdere achterstand schenk- en erfbelasting

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
Tijdens het debat over de Voorjaarsnota heeft de minister van Financiën gemeld dat de Belastingdienst kampt met nieuwe problemen bij de inning van de erf- en schenkbelasting. De minister kon daarbij nog niets zeggen over de omvang en de gevolgen voor de rijksbegroting. De staatssecretaris is nu in een brief ingegaan op deze nieuwe informatie, de gevolgen daarvan en de aanvullende maatregelen die hij daarop neemt.

NTFR 2018/1598 - Polfarmex: levering vastgoed aan aandeelhouder tegen intrekking aandelen is belastbaar

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Polfarmex is een fabrikant van farmaceutische producten. In het kader van een herstructurering van haar aandelenkapitaal is zij van plan een deel van haar aandelen in te kopen van een van haar aandeelhouders. Als vergoeding voor deze intrekking van de aandelen levert Polfarmex diverse onroerende goederen aan de (voormalige) aandeelhouder. De verwijzende rechter vraagt zich af of de levering van het vastgoed aan de aandeelhouder, tegen intrekking van aandelen, een belastbare levering is voor de btw.

NTFR 2018/1599 - Enteco Baltic: e-AD-documenten, e-ROR-ontvangstbevestigingen en CMR-vrachtbrieven kunnen terechte toepassing nultarief aantonen

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Enteco Baltic is een in Litouwen gevestigde groothandel in brandstoffen. Enteco Baltic heeft tussen 2010 en 2012 brandstof ingevoerd vanuit Wit-Rusland. Deze brandstoffen zijn vervolgens onder ‘douaneregeling 42’ geplaatst. In de aangifte van invoer heeft Enteco Baltic de btw-nummers opgegeven van haar klanten uit andere lidstaten aan wie zij de brandstoffen wilde leveren. Vervolgens heeft Enteco Baltic de brandstoffen ‘ex works’ (af fabriek) geleverd aan vennootschappen in Polen, Slowakije en Hongarije. Voor het vervoer van de producten zijn elektronische documenten voor het vervoer van accijnsgoederen (e-AD-documenten) en CMR-vrachtbrieven opgesteld. Na de levering van de producten in de in Polen gelegen belastingentrepots van bestemming kreeg Enteco Baltic een e-ROR-ontvangstbevestiging. Enteco Baltic verkocht soms producten aan andere belastingplichtigen uit andere lidstaten dan waarvan zij het btw-nummer had vermeld op de aangifte van invoer. De Poolse, Slowaakse en Hongaarse fiscus hebben belastingfraude geconstateerd bij de afnemers van Enteco Baltic en de Litouwse fiscus hiervan op de hoogte gesteld. Na onderzoek blijkt dat Enteco Baltic te goeder trouw was, maar wordt haar wel het recht op toepassing van het nultarief ontzegd.

NTFR 2018/1600 - Dávid Vámos: weigering vrijstelling kleine ondernemingen bij te laat kenbaar gemaakte keuze voor toepassing van de vrijstelling EU-proof

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van mr. A.J. Blank
Dávid Vámos heeft van 2007 tot 22 januari 2014 op twee internetsites 778 elektronische artikelen verkocht zonder als btw-plichtige te zijn geregistreerd. Op 22 januari 2014 heeft Vámos zich als btw-plichtige geregistreerd en ervoor gekozen om de vrijstelling voor kleine ondernemingen toe te passen. De Hongaarse fiscus heeft naar aanleiding van de btw-registratie van Vámos onderzoek ingesteld naar zijn belastingaangiften voor 2012 tot en met 2014. Volgens de Hongaarse fiscus is Vámos ten aanzien van het eerste kwartaal 2012 en het eerste kwartaal 2014 een btw-saldo verschuldigd en dientengevolge heft hij deze btw bij Vámos na. De verwijzende rechter vraagt zich af of de Hongaarse fiscus de toepassing van de vrijstelling voor kleine ondernemingen aan Vámos kan ontzeggen, enkel omdat hij niet heeft geopteerd voor toepassing van deze vrijstelling bij het begin van zijn activiteit als btw-plichtige.

NTFR 2018/1602 - Geen cassatieberoep tegen voorhanden hebben van Makla Ifrikia (pruimtabak)

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende heeft regelmatig Makla Ifrikia (pruimtabak) besteld bij E te België. De goederen werden door TNT vervoerd van België naar zijn woonadres. Belanghebbende heeft de goederen vervolgens doorverkocht, naar eigen zeggen aan klanten in België. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende ten onrechte geen verbruiksbelasting heeft betaald en geen omzetbelasting heeft voldaan voor de zendingen pruimtabak. Hof Arnhem-Leeuwarden (6 februari 2018, nr. 15/01570, NTFR 2018/724) acht aannemelijk dat belanghebbende in pruimtabak heeft gehandeld. Nu belanghebbende de feitelijke beschikkingsmacht over de pruimtabak heeft gehad, is sprake van het belastbare feit voorhanden hebben. In aanmerking genomen dat belanghebbende niet beschikte over een inrichting waar de pruimtabak onder schorsing van belasting voorhanden mocht zijn en er, naar belanghebbende moet hebben geweten, geen verbruiksbelasting is voldaan voor de pruimtabak, is de naheffingsaanslag verbruiksbelasting in zoverre terecht aan belanghebbende opgelegd. Met betrekking tot de omzetbelasting acht het hof het echter aannemelijk dat hier aan de materiële voorwaarden voor intracommunautaire levering van de Makla is voldaan. Ook het vervoer van de goederen naar België acht het hof aannemelijk. Verder is volgens het hof aannemelijk dat de goederen zijn ontvangen door Belgische (rechts)personen die in dat kader belasting ter zake van een intracommunautaire verwerving verschuldigd zijn. Een en ander betekent dat de naheffingsaanslag omzetbelasting dient te worden vernietigd. Dit geldt, gelet op de toezegging van de inspecteur, dan ook voor de naheffingsaanslag verbruiksbelasting. De staatssecretaris is van oordeel dat het hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting inzake het in acht te nemen rechtskader bij de beoordeling of in casu intracommunautaire leveringen hebben plaatsgevonden. De feitelijke beoordeling is voorbehouden aan het hof. Omdat in de procedure niet is gesteld dat er eventueel sprake kon zijn van een carrouselfraude met de pruimtabak, kan deze stelling niet eerst in cassatie worden ingebracht. In hoger beroep heeft de inspecteur toegezegd dat indien belanghebbende zou kunnen bewijzen dat de goederen terug naar België zijn overgebracht, niet alleen de naheffingsaanslag omzetbelasting dient te worden vernietigd, maar ook dat de verbruiksbelasting kan worden teruggevraagd. Daar de kenbronnen voor de Hoge Raad de processen-verbaal van de zittingen van het hof zijn en de pleitnota van de inspecteur, is de door het hof als toezegging van de inspecteur opgevatte mededeling met de daaraan gegeven inhoud niet onbegrijpelijk.

NTFR 2018/1603 - EU-ministers maken afspraken over de btw

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 geschreven door prof. mr. dr. R.A. Wolf
Volgens de Europese Commissie loopt de EU door fraude jaarlijks zo’n € 150 miljard aan btw-inkomsten mis. De EU-ministers willen deze btw-fraude tegengaan. Zij zijn daarom overeengekomen dat nationale belastinggegevens elektronisch aan elkaar worden gekoppeld om snel zicht te krijgen op verdachte gevallen. De Raad heeft in het verlengde daarvan goedkeuring gegeven aan een overeenkomst die gericht is op het stimuleren van samenwerking met Noorwegen op het terrein van de btw. De Raad heeft daarnaast een richtlijn aangenomen waardoor de minimumhoogte van het algemene btw-tarief 15% is.

NTFR 2018/1604 - Na tweede verwijzing door de Hoge Raad valt het doek voor de scholenconstructie van de gemeente Aalten (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:1087, datum uitspraak 06-07-2018, publicatiedatum 06-07-2018
Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
Belanghebbende (gemeente) laat twee schoolgebouwen bouwen. De totale investeringskosten in school A bedroegen € 10.669.180, waarvan € 8.784.141 bestaat uit stichtingskosten. Belanghebbende heeft school A aan de stichting verkocht en geleverd tegen betaling van een koopprijs van € 800.000 inclusief omzetbelasting. Belanghebbende heeft de verschuldigde overdrachtsbelasting voor haar rekening genomen. De huurprijs voor vijf jaar, die de school in maart 2006 heeft vooruitbetaald aan de stichting , bedroeg € 850.000. De totale stichtingskosten voor school B bedroegen volgens de akte van levering € 2.630.881 inclusief grond en omzetbelasting. Belanghebbende heeft deze basisschool op 2 oktober 2007 aan de stichting verkocht en geleverd tegen betaling van een koopprijs van € 255.850 inclusief omzetbelasting. Belanghebbende heeft de verschuldigde overdrachtsbelasting voor haar rekening genomen. De huurprijs bedraagt € 55.000 per jaar. In beide akte van leveringen is een voorkeursrecht van terugkoop opgenomen. De inspecteur heeft bij belanghebbende de vooraftrek ter zake van de nieuwbouw gecorrigeerd. Na (de tweede) verwijzing door de Hoge Raad heeft Hof Amsterdam (10 oktober 2017, nrs. 17/00019 en 17/00020, NTFR 2018/128) geoordeeld dat de overdracht van de twee nieuwe schoolgebouwen door belanghebbende aan een ‘tussengeschoven’ stichting misbruik van recht oplevert. Het hof is van oordeel dat het in het onderhavige geval berekenen van een vergoeding, hetgeen een noodzakelijke voorwaarde voor het creëren van een belaste levering is, onder de gegeven omstandigheden niet overeenstemt met de normale – Wvo/Wpo-conforme – (markt)voorwaarden. Nu er onvoldoende zwaarwegende verklarende omstandigheden zijn, heeft het hof dit aan als ‘kunstmatig’ aangemerkt. Alle handelingen tezamen en in onderling verband bezien, is het hof van oordeel dat de constructie een volstrekt gekunsteld karakter heeft, waarbij het wezenlijke doel van dat samenstel erin was gelegen om in strijd met doel en strekking van de wet een belastingvoordeel te verkrijgen, welk voordeel zonder dat samenstel niet zou zijn belopen. Zouden de schoolgebouwen conform de Wvo/Wpo om niet zijn geleverd dan wel om niet aan het bevoegd gezag ter beschikking zijn gesteld, dan zou geen recht op vooraftrek zijn genoten door belanghebbende. Berekende omzetbelasting dient derhalve op die activiteiten te drukken. Belanghebbende heeft met het verrichten van een samenstel van speciaal op die aftrek gerichte (rechts)handelingen bereikt dat zij een substantieel bedrag aan omzetbelasting in aftrek heeft kunnen brengen. Het hof heeft daaraan de conclusie verbonden dat belanghebbende in strijd met doel en strekking van wet heeft gehandeld.

NTFR 2018/1606 - Eenmanszaak ten onrechte als belanghebbende aangemerkt

ECLI:NL:HR:2018:1105, datum uitspraak 06-07-2018, publicatiedatum 06-07-2018
Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een op zijn naam gestelde WOZ-beschikking. In het bezwaarschrift heeft hij zijn eenmanszaak als postadres opgegeven. De heffingsambtenaar heeft de uitspraak op bezwaar geadresseerd aan dit postadres. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. Rechtbank Overijssel (4 augustus 2017, nr. 17/408) is naar aanleiding van de adressering van de uitspraak op bezwaar ervan uitgegaan dat de eenmanszaak de belanghebbende van de WOZ-beschikking is. Daarom heeft de rechtbank verzocht om een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt dat belanghebbende namens de eenmanszaak optreedt. Belanghebbende heeft pas in de verzetprocedure een uittreksel overgelegd. Volgens de rechtbank is dit te laat. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is vanwege een onjuiste rechtsmiddelverwijzing. Verder overweegt de Hoge Raad dat de rechtbank ten onrechte de eenmanszaak als belanghebbende heeft aangemerkt. Het niet voldoen aan het verzoek om overlegging van een uittreksel kan daarom niet aan belanghebbende worden tegengeworpen.

NTFR 2018/1607 - Begunstigend beleid inzake 'niet naheffen' niet van toepassing ten aanzien van seksinrichtingexploitant zonder vaststellingsovereenkomst

ECLI:NL:HR:2018:1109, datum uitspraak 06-07-2018, publicatiedatum 06-07-2018
Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van dr. F.M. Werger
Belanghebbende exploiteert een seksinrichting, waarin sekswerkers werkzaam zijn. Volgens Hof Den Haag (17 mei 2017, nr. 16/00321, NTFR 2017/2026) heeft de inspecteur terecht over 2008 loonheffingen van belanghebbende nageheven, omdat sprake is van een dienstbetrekking. Belanghebbende heeft ook het gelijkheidsbeginsel in stelling gebracht. Volgens belanghebbende is sprake van landelijk beleid op grond waarvan over 2008 niet wordt nageheven van seksinrichtingexploitanten indien zij met de inspecteur hebben afgesproken per 2009 te opteren voor de opting-in-regeling. Het hof heeft dit beroep verworpen. De hofuitspraak houdt in cassatie stand. De Hoge Raad stelt voorop dat niet bestreden is het hofoordeel dat de door belanghebbende bedoelde afspraken tussen de Belastingdienst en de seksinrichtingexploitanten zijn neergelegd in vaststellingsovereenkomsten tussen een exploitant en de Belastingdienst. Ervan uitgaande dat het sluiten van deze overeenkomsten berust op landelijk beleid en die overeenkomsten onder meer inhouden dat geen loonheffingen over 2008 worden nageheven, brengt het gelijkheidsbeginsel mee dat belanghebbende het recht heeft eenzelfde overeenkomst te sluiten met de inspecteur als andere exploitanten van seksinrichtingen. Die gelijke behandeling betreft dan de gehele overeenkomst en niet slechts één of meer onderdelen daarvan. Nu belanghebbende echter geen vaststellingsovereenkomst conform het landelijke beleidsmodel heeft gesloten en zij ook niet voornemens was dat te doen, brengt het gelijkheidsbeginsel niet mee dat ten aanzien van belanghebbende naheffing over 2008 achterwege moet blijven.

NTFR 2018/1614 - A-G IJzerman adviseert Hoge Raad prejudiciële vraag aan EHRM te stellen over inkeerregeling

ECLI:NL:PHR:2018:688, datum uitspraak 14-06-2018, publicatiedatum 29-06-2018
Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma
De conclusie is genomen in de (sprong)cassatie van de staatssecretaris van Financiën tegen Rechtbank Gelderland 14 juli 2017, nr. 16/1332, NTFR 2017/2061. Belanghebbende heeft op 30 december 2014 alsnog melding gemaakt van verzwegen bankrekeningen bij een Zwitserse bank, met een beroep op de inkeerregeling in art. 67n AWR. In de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat voor alle jaren 2001 tot en met 2011 één aanslag IB/PVV 2013 wordt opgelegd, inclusief een vergrijpboete van € 19.639, zijnde 30% van de nagevorderde belasting. De vraag is naar welk moment de toen geldende inkeerregeling moet worden toegepast.

NTFR 2018/1616 - Belastingdienst en goededoelensector ondertekenen convenant

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018
Op 29 juni 2018 hebben de Belastingdienst, Goede Doelen Nederland, Nederland Filantropieland en het CBF een convenant ondertekend. Het CBF is de toezichthouder voor goede doelen in Nederland. Het CBF geeft het keurmerk ‘de Erkenning’ uit aan goede doelen die voldoen aan de kwaliteitseisen van het CBF. Het convenant regelt dat de Erkenning en de anbi-status tegelijkertijd aangevraagd kunnen worden. De aanvrager heeft dan nog maar met één loket te maken. De kwaliteitseisen van de Erkenningsregeling van het CBF zijn materieel gelijkwaardig gemaakt aan de wettelijke anbi-eisen. Dit betekent dat als een goed doel voldoet aan de kwaliteitseisen van de Erkenning, ook aan de anbi-eisen wordt voldaan. Zo wordt samenwerking in het aanvraagproces mogelijk gemaakt. Goede doelen die (nog) geen Erkenning en anbi-status hebben, kunnen die beide vanaf begin 2019 tegelijkertijd aanvragen via het CBF, de toezichthouder.

NTFR 2018/1619 - Herstel verzuim aanpassing kwijtscheldingsregeling voor degene die AOW-gerechtigd wordt in 2018

Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretaris van Financiën heeft de bedragen geactualiseerd in art. 16, lid 3, onderdelen a en b, Uitv.reg. IW 1990 waarmee de in aanmerking te nemen kosten van bestaan worden verhoogd wanneer de belastingschuldige of zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in art. 7a, lid 1, AOW, heeft bereikt. De bedragen worden jaarlijks met ingang van 1 januari geactualiseerd op basis van de mutatie per die datum van het bedrag per persoon dat is opgenomen in art. 2, lid 1, Besluit inkomensondersteuning AOW-ers. Verzuimd is de actualisering per 1 januari 2018 in te voeren. Dit wordt met de onderhavige regeling hersteld met ingang van 1 juli 2018.

NTFR 2018/1621 - Nadere conclusie A-G Wattel interactie deelnemingsvrijstelling (valutaresultaten), fiscale eenheid en voorkomingstechniek

ECLI:NL:PHR:2018:687, datum uitspraak 12-06-2018, publicatiedatum 29-06-2018
Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van mr. F. van Horzen
Nadere conclusie na HR 8 juli 2016, nr. 15/00878, NTFR 2016/1900 en HvJ 22 februari 2018, zaken C-398/16 en C-399/16, NTFR 2018/563. Belanghebbende staat aan het hoofd van een fiscale eenheid. Bij een reorganisatie heeft zij valutaverliezen geleden op Britse deelnemingen, die zij in aftrek wil brengen. Naar nationaal recht sluit de deelnemingsvrijstelling ook valutaresultaten uit. Belanghebbende meent niettemin recht op aftrek te hebben op grond van de EU-vestigingsvrijheid, met name de HvJ-arresten Deutsche Shell en Groupe Stéria, omdat haar Britse deelneming gevoegd had kunnen worden als die binnenlands gevestigd was geweest, en dan een vaste inrichting zou zijn geweest waarvan de valutaresultaten wél in de wereldwinst van de belanghebbende zouden zijn opgenomen. De staatssecretaris acht symmetrische uitsluiting van positieve en negatieve valutaresultaten niet discriminatoir. Hij voelt zich gesteund door het HvJ-arrest X AB v Skatteverket.