Aflevering 3

Gepubliceerd op 17 januari 2023

NTFR 2023/77 - Een wettelijke verplichting tot fiscaal maatschappelijk verantwoord ondernemen?

Aflevering 3, gepubliceerd op 17-01-2023 geschreven door mr. dr. J. Gooijer
Komt er ooit een wettelijke verplichting tot fiscaal maatschappelijk verantwoord ondernemen? Die vraag kwam bij mij op door wetgevende initiatieven op het terrein van corporate social responsibility. In maart 2021 is door een viertal leden van de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen ingediend.1 Naar aanleiding van de stevige kritiek van de Raad van State op het oorspronkelijke wetsvoorstel is begin november 2022 een aangepast voorstel naar de Tweede Kamer gestuurd.2 Het gewijzigde voorstel sluit grotendeels aan bij een op 23 februari 2022 door de Europese Commissie gepubliceerd voorstel voor een richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid (hierna ‘Conceptrichtlijn’), waarmee de Europese Commissie de bijdrage van bedrijven op het gebied van ‘environment, social and governance’ probeert te bevorderen.3 En deze initiatieven lijken niet op zich te staan. Er is sprake van een trend, aldus Michelle Bachelet, de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten. ‘We are witnessing an increased transformation of the corporate responsibility to respect human rights as enshrined in the UN Guiding Principles on Business and Human Rights into legal duties, which require corporations to “identify, prevent, mitigate and account for how they address their adverse human rights impacts.”’4

NTFR 2023/85 - Aftrek specifieke zorgkosten voor ivf discrimineert niet op basis van sekse of seksuele voorkeur

ECLI:NL:GHARL:2022:10440, datum uitspraak 06-12-2022, publicatiedatum 16-12-2022
Aflevering 3, gepubliceerd op 17-01-2023 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende had met zijn levenspartner van hetzelfde (mannelijke) geslacht een kinderwens. Ter vervulling van deze kinderwens is belanghebbende in 2016 naar de Verenigde Staten gereisd om daar deel te nemen aan een eiceldonatie- en draagmoederschapprogramma. Een onderdeel van dit programma is een ivf-behandeling. Belanghebbende heeft in totaal $167.000 betaald voor deelname aan het programma en reis- en verblijfkosten. Van dat bedrag heeft hij omgerekend een bedrag van € 38.077 in zijn aangifte IB/PVV in aftrek gebracht als uitgaven voor genees- en heelkundige hulp (specifieke zorgkosten). Dit bedrag betreft uitsluitend uitgaven in het kader van (de voorbereiding op) de ivf-behandeling. De inspecteur heeft deze aftrek geheel gecorrigeerd. Niet in geschil is dat de uitgaven voor de ivf-behandeling voor de aftrekregeling voor specifieke zorgkosten niet kwalificeren, omdat de uitgaven niet zijn gedaan wegens ziekte of invaliditeit. Belanghebbende betoogt met een beroep op het verdragsrechtelijke discriminatieverbod dat hij toch aanspraak kan maken op aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de aftrekregeling voor specifieke zorgkosten hier niet in strijd komt met het verdragsrechtelijke discriminatieverbod. Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis overweegt het hof dat de wetgever met de aftrekregeling voor specifieke zorgkosten onderscheid maakt tussen een groep ‘zieken en gehandicapten’ (waarvoor de aftrekregeling geldt) en een groep ‘gezonden’ (waarvoor de aftrekregeling niet geldt). Dit onderscheid betreft niet een direct of indirect onderscheid op basis van sekse of seksuele voorkeur. De wetgever heeft de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden.

NTFR 2023/90 - Nummerverwerving door omissie ‘btw verlegd’ op factuur (Luxury Trust Automobil)

ECLI:EU:C:2022:966, datum uitspraak 08-12-2022,
Aflevering 3, gepubliceerd op 17-01-2023 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Luxury Trust Automobil is een Oostenrijkse vennootschap die handelt in luxe auto’s. In 2014 heeft zij bij een Engelse vennootschap voertuigen gekocht en doorverkocht aan een in Tsjechië gevestigde vennootschap. De voertuigen zijn rechtstreeks vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Tsjechië vervoerd. Ter zake van deze levering werd de bijzondere vrijstelling voor intracommunautaire driehoekstransacties toegepast. Op de facturen die Luxury Trust Automobil verstuurde vermeldde zij haar Oostenrijkse btw-nummer, het Tsjechische btw-nummer van haar afnemer en het Britse btw-nummer van haar leverancier. Tevens bevatte de factuur de vermelding ‘van btw vrijgestelde intracommunautaire driehoekstransactie’. De verwijzende rechter vraagt zich af of de eindafnemer bij een driehoekstransactie geldig is aangewezen als de tot voldoening van btw gehouden persoon als de door de tussenhandelaar opgestelde factuur niet de melding ‘btw verlegd’ bevat. Ten tweede wil deze rechter weten of de weglating van de verplichting vermelding ‘btw verlegd’ achteraf kan worden gecorrigeerd door de toevoeging dat sprake is van een intracommunautaire driehoekstransactie en dat de belastingschuld wordt verlegd naar de afnemer. Tot slot vraagt deze rechter zich af of de factureringsregels van de lidstaat van de tussenhandelaar moeten worden toegepast dan wel van de lidstaat van de eindafnemer.

NTFR 2023/92 - Schending verdedigingsbeginsel leidt tot vernietiging naheffingsaanslag BPM

ECLI:NL:HR:2022:1917, datum uitspraak 23-12-2022, publicatiedatum 23-12-2022
Aflevering 3, gepubliceerd op 17-01-2023 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft op aangifte BPM voldaan ter zake van de registratie van een gebruikte, vanuit Duitsland overgebrachte personenauto. Voor de berekening van de verschuldigde BPM heeft belanghebbende een afschrijving van 54,09% gehanteerd. De inspecteur hanteert echter een afschrijving volgens de tabel van 14% en legt een naheffingsaanslag op. Na bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag verminderd. Daarbij is hij uitgegaan van een afschrijving van 30,58%. Dit percentage heeft de inspecteur gebaseerd op inlichtingen die hij op eigen initiatief had ingewonnen bij de importeur.

NTFR 2023/94 - Individueel behandelingssysteem afvalwater is geen voor bewoning essentiële voorziening

ECLI:NL:GHARL:2022:10327, datum uitspraak 29-11-2022, publicatiedatum 09-12-2022
Aflevering 3, gepubliceerd op 18-01-2023 met annotatie van mr. S. el Oiskhiri
Belanghebbende is eigenaar van een woning. Het perceel waarop deze woning is gelegen, is niet aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Omdat het verboden is om ongezuiverd huishoudelijk afvalwater op het oppervlaktewater te lozen, is een individueel behandelingssysteem afvalwater type 3B (IBA) geplaatst waarmee het afvalwater van de woning wordt gezuiverd. De IBA kan er niet voor zorgen dat het water 100% wordt gereinigd, maar wel voor minimaal 94%. Dit betekent dat er (licht) vervuild afvalwater op het oppervlaktewater wordt geloosd. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag verontreinigingsheffing bedrijfsruimte opgelegd omdat hij de IBA aanmerkt als bedrijfsruimte. Belanghebbende is van mening dat de IBA onderdeel uitmaakt van de woning dan wel een zuiveringtechnisch werk is. Het hof wijst met betrekking tot het begrip woonruimte op de wetsgeschiedenis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVOW). De WVOW is in 2009 vervangen door de Waterwet. De definitie van het begrip woonruimte in de Waterwet en de verordening van het waterschap is identiek aan de definitie in de WVOW, zodat het hof in deze zaak belang hecht aan de wetsgeschiedenis van de WVOW. Het hof is in het licht van die wetsgeschiedenis van oordeel dat een IBA niet een voor bewoning essentiële voorziening is. Voor de woonfunctie is het feitelijk al voldoende dat het afvalwater de woonruimte kan verlaten. Niet relevant is op welke wijze – met behulp van riolering, een IBA of anderszins – het afvalwater wordt afgevoerd en of dit conform geldende wet- en regelgeving geschiedt, omdat dit niet van invloed is op de woonfunctie. De IBA vervult weliswaar een nuttige functie bij de afvoer van het afvalwater uit de woning, maar maakt daarvan naar het oordeel van het hof geen onderdeel uit en valt daarom niet onder het begrip woonruimte zoals opgenomen in de verordening. Omdat het hier gaat om een IBA in eigen beheer, is van een zuiveringtechnisch werk in de zin van de verordening geen sprake. De IBA functioneert zelfstandig als een geheel en is daarom aan te merken als een ‘naar zijn of haar aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen ruimte of terrein, niet zijnde een woonruimte’ zoals bedoeld in de verordening, zodat de heffingsambtenaar terecht een aanslag verontreinigingsheffing bedrijfsruimte heeft opgelegd.

NTFR 2023/97 - Veroordeling wegens grootschalige fraude niet voorkomen door inkeer van ex-partner

ECLI:NL:HR:2022:1900, datum uitspraak 20-12-2022, publicatiedatum 20-12-2022
Aflevering 3, gepubliceerd op 17-01-2023 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Belanghebbende heeft als vennoot deelgenomen aan een vof met haar latere ex-partner. Na het uiteenvallen van de vof heeft zij de onderneming als eenmanszaak verder voortgezet. Tijdens een controle van de Belastingdienst liep de ex-partner tegen de lamp wegens een openstaande schuld. Hij heeft toen aan de inspecteur meegedeeld over informatie te beschikken met betrekking tot zwarte omzet van de vof. Op basis van de verstrekte informatie is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld en zijn belastingaanslagen opgelegd. Belanghebbende is vervolgd terwijl de ex-partner wegens inkeer de dans is ontsprongen.

NTFR 2023/98 - Meldingsplicht voor advocaten van grensoverschrijdende fiscale constructies in strijd met EU-recht

ECLI:EU:C:2022:963, datum uitspraak 08-12-2022,
Aflevering 3, gepubliceerd op 17-01-2023 met annotatie van mr. dr. R.A. Bosman
beroepsgeheim van de advocaat; ontheffing van de meldingsplicht voor de aan het beroepsgeheim onderworpen advocaat-inermediair; verplichting van deze advocaat-intermediair om iedere andere intermediair die niet zijn cliënt is in kennis te stellen van zijn meldingsverplichtingen; verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen m.b.t. meldingsplichtige grensoverschrijdende contstructies