Aflevering 7

Staat tegen een (eind)beslissing van een feitenrechter geen gewoon rechtsmiddel open en heeft zo’n rechtsmiddel ook niet opengestaan,Met andere woorden: is de mogelijkheid een gewoon rechtsmiddel in te stellen niet onbenut voorbijgegaan.. dan kan in beginsel beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad. De mogelijkheid beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad is natuurlijk allereerst van belang voor een partij die de vraag of door de feitenrechter(s) in zijn zaak wel is beslist overeenkomstig het recht op die manier kan voorleggen aan de hoogste Nederlandse rechter.Beroep in cassatie dient echter ook belangen die uitgaan boven dat van de bij een bepaalde zaak betrokken partijen. Het uitlokken van een arrest van de Hoge Raad kan immers de rechtseenheid dienen, met name als de feitenrechters het recht verschillend hebben uitgelegd, en het kan de rechtsontwikkeling bevorderen (vgl. art. 81 Wet RO).

Voor de inspecteur vormt de mogelijkheid van het instellen van een derdenonderzoek een belangrijk instrument bij het onderzoek naar de relevante feiten in het kader van de belastingheffing. In dit artikel wil ik nader ingaan op de vraag welke bevoegdheden en beperkingen gelden voor de inspecteur om in het kader van een derdenonderzoek informatie te vergaren en te gebruiken. Met name gaat het om de vraag in hoeverre e-mailberichten tussen een derde en een wederzijdse relatie van de belastingplichtige en die derde mogen worden opgevraagd en gebruikt. Hierbij wordt ingegaan op de vraag of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zich ertegen verzetten de belastingplichtige te vragen of de inhoud van de e-mailberichten klopt, wanneer in die berichten ook bepaald minder positieve opmerkingen over de belastingplichtige worden gemaakt.

Op 1 januari 2006 zijn de vernieuwde ATV-richtlijnen (hierna: de Richtlijnen) in werking getreden. De noodzaak van een wijziging van de oude richtlijnen is voortgekomen uit de maatschappelijke wens de inzet van het strafrecht te concentreren op zaken die een maatschappelijk effect kunnen hebben. De consequentie daarvan is dat zaken die publicitair gevoelig zijn of kunnen zijn, eerder voor strafvervolging worden voorgedragen. Hierna wordt ingegaan op deze wijziging, waarbij eerst kort wordt stilgestaan bij de werkwijze van de nieuwe Richtlijnen. Daarna wordt ingegaan op die publicitair gevoelige zaken. Het geheel wordt met een conclusie afgesloten.

Criminele organisaties maken op handige wijze gebruik van het financiële stelsel teneinde het met hun activiteiten verkregen geld in het legale circuit te investeren. Op 10 juni 1991 is door de Raad van Europa de Richtlijn tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geldRichtlijn 91/308/EEG, PB L 166, p. 77, laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 2001/97/EG, PB L 344, p. 76. (hierna: Richtlijn) opgesteld. Naar aanleiding van deze richtlijn zijn in Nederland de Wet identificatie bij dienstverlening (WID) en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT) tot stand gekomen.

In het Nederlandse fiscale bestuursprocesrecht kan niet tegen elk besluit van de inspecteur bezwaar en beroep worden ingesteld. Art. 26, lid 1, AWR laat daar geen misverstanden over bestaan: in afwijking van art. 8:1, lid 1, Awb kan tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het betreft:

In dit artikel beschrijf ik de huidige rol van mediation in belastingzaken. De staatssecretaris van Financiën stimuleert mediation door toevoeging van mediation als instrument bij het oplossen van geschillen. De ‘pilot’ met mediation in 2004 was volgens de staatssecretaris namelijk een succes. Daarnaast bieden sinds april 2007 alle rechtbanken en gerechtshoven aan partijen de mogelijkheid om fiscale conflicten op te lossen via mediation.Vanuit de belastingadvieswereld wordt een serieuze poging gedaan de inzet van mediation bij fiscale geschillen onder de aandacht te brengen en te promoten. Eerder dit jaar is daartoe de Vereniging van Fiscale Mediators (hierna: VFM) opgericht. De VFM is een initiatief van (leden van) de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB), de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs (NFB) en het College van Belastingadviseurs (CB), en wordt mede ondersteund door de Nederlandse Vereniging van Advocaten-Belastingkundigen (NVAB). VFM heeft zich recent ook gemengd in de discussie over de zogeheten ‘handha-vingsconvenanten’ en de rol van mediation daarbij.