TFB 2008, afl. 7 - Het wetsvoorstel terugvordering staatssteun: een te kleine pleister op een veel grotere wonde? (deel II)
Aflevering 7, gepubliceerd op 01-10-2008 geschreven door Mr. G.J. van SlootenOnlangs werd gepubliceerd het wetsvoorstel nr. 31 418, strekkende tot ‘Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verband met de tenuitvoerlegging van een beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of een rechterlijke uitspraak inzake staatssteun, alsmede wijziging van het Burgerlijk Wetboek om de procedure voor het vaststellen van de wettelijke rente aan te passen (terugvordering staatssteun)’. Een kleine twintig nieuw in te voegen en te wijzigen bepalingen beogen te voorzien in een regeling die de terugvordering van iedere vorm van onrechtmatig verleende staatssteun mogelijk moet maken, waarbij ook de in dat kader in rekening te brengen rente wordt geheven. In het eerste deel van mijn bijdrage, dat in TFB 2008/6 werd opgenomen, schetste ik in par. 2 enkele uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de communautaire regeling voor de terugvordering van staatssteun. Ook stond ik in par. 3 stil bij enkele bepalingen van de voorgestelde regeling. In dit tweede deel zal ik in par. 4 ingaan op enkele aspecten die samenhangen met de communautaire verjaringstermijn voor de terugvordering van staatssteun. Vervolgens zal ik in par. 5 stilstaan bij het belang van waarborgen die de belastingplichtigen in staat stellen het eventuele verlenen van staatssteun te onderkennen en, wanneer het tot terugvordering mocht komen, dezen te betrekken bij dat proces. Daarna constateer ik in par. 6 dat het wetsvoorstel ten onrechte niet voorziet in een regeling voor de terugvordering van fiscale staatssteun verleend in de vorm van belastingen die worden geheven bij wege van uitnodiging tot betaling. Ten slotte zal ik in par. 7 afsluiten met een slotbeschouwing.