Aflevering 1

Gepubliceerd op 1 februari 2011

TFB 2011, afl. 1 - Evaluatie van art. 18a AWR (deel 1): waarop ziet deze bepaling?

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-02-2011 geschreven door Mr. P.G.M. Jansen en Mw. mr. L.Y. Gramsbergen
In verband met de invoering van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) is in 1997 een nieuwe bepaling in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) opgenomen: art. 18a AWR. De wetgever heeft daarmee willen bereiken dat, indien de waarde van een onroerende zaak opnieuw wordt vastgesteld, hetzij op een hoger, hetzij op een lager bedrag, deze nieuwe waarde in alle gevallen alsnog kan doorwerken in de belastingheffing.Kamerstukken II, 1996-1997, 25 037, nr. 3, p. 11. Belasting die in eerste instantie niet of tot een te laag bedrag is geheven, kan op grond van art. 18a AWR in beginsel worden nagevorderd, ook indien dat op grond van art. 16 AWR niet meer mogelijk zou zijn. De wetgever heeft in art. 18a AWR tevens aan de belastingplichtigen een rechtsingang willen geven voor alle gevallen waarin de vaststelling van een nieuwe, lagere WOZ-waarde alsnog moet worden doorgevoerd in de belastingheffing.

TFB 2011, afl. 1 - Het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2010, nr. 07/10043; een verrassing?

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-02-2011 geschreven door Mr.drs. M.P. Lagerwaard
Mr.drs. M.P. LagerwaardDe auteur is werkzaam bij de Belastingdienst/Rijnmond en schrijft dit artikel op persoonlijke titel.In zijn arrest van 17 september 2010, nr. 07/10043HR 17 september 2010, nr. 07/10043, NTFR 2010/2215, LJN BD3160. heeft de Hoge Raad beslist dat de inspecteur een tweede verzuimboete ter zake van dat zelfde tijdvak kan opleggen wegens het niet-betalen van de belasting. Dit nadat hij met betrekking tot een tijdvak voor een belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen aan belanghebbende een verzuimboete heeft opgelegd op grond van art. 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). In dit artikel betoog ik dat dit arrest – ondanks op het eerste gezicht in een andere richting wijzende signalen – voor mij niet als een verrassing kwam.

TFB 2011, afl. 1 - Horizontaal toezicht: over de invulling van een containerbegrip en het gebruik van convenanten

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-02-2011 geschreven door Mw. mr. E.C.G. Okhuizen
Het stelsel van art. 47 e.v. AWR voorziet in instrumenten om zogenoemd verticaal ofwel repressief toezicht uit te oefenen: het toezicht is in handen van de inspecteur en wordt uitgeoefend door gebruik te maken van dwangmiddelen. Zo kan de inspecteur onder dreiging van omkering van de bewijslast of strafvervolging een belastingplichtige dwingen tot het verstrekken van inlichtingen en het geven van inzicht in boeken en bescheiden. In opdracht van de staatssecretaris van Financiën (hierna: de staatssecretaris) houdt de Belastingdienst, onder wie de belastinginspecteurs ressorteren, zich sinds een jaar of vijf niet alleen bezig met verticaal toezicht, maar ook met zogenoemd horizontaal toezicht. Ondanks de stroom van publicaties die inmiddels over dit onderwerp is verschenen, lijkt nog steeds niet duidelijk wat precies onder ‘horizontaal toezicht’ moet worden verstaan. Ik zal daarom eerst dat begrip verkennen. Omdat de staatssecretaris het beleid in deze maakt, zal ik daartoe eerst nagaan hoe het begrip door hem wordt gebezigd. Zie het besluit van de staatssecretaris van 21 juli 1995, nr. AFZ94/4519, BNB 1995/260.

TFB 2011, afl. 1 - Mediation Minded?

Aflevering 1, gepubliceerd op 01-02-2011 geschreven door Mr.dr. J.A. Booij
In de aanloop naar het seminar van het Platform Belastingrechtspraak (zie de aankondiging elders in dit blad), met als onderwerp ‘De actieve rechter als conflictoplosser’, heb ik een klein onderzoek gedaan naar de ervaringen met mediation bij de verschillende beroepsgroepen.Ik heb hiertoe een aantal vragen voorgelegd aan een groep rechters, mediationfunctionarissen, belastinginspecteurs, belastingadviseurs en fiscale mediators die allen enige ervaring hebben met mediation. De antwoorden heb ik samengevat in dit artikel. Het betreft geen representatief onderzoek, gezien de geringe omvang (veertien respondenten), desalniettemin geeft het een aardig beeld van hoe er in de verschillende beroepsgroepen tegen mediation aan wordt gekeken. De nadruk in het onderzoek ligt op de (positieve en negatieve) ervaringen en op het uiten van ideeën voor verbetering. Uit het onderzoek komen inderdaad enkele nieuwe ideeën naar voren, die naar mijn mening de moeite waard zijn nader te onderzoeken.In de volgende paragrafen zal ik de verschillende vragen en antwoorden van het onderzoek separaat bespreken. Ik zal afsluiten met een samenvatting en een conclusie.