TFB 2011, afl. 6 - De oplegging van een vergrijpboete aan een belastingplichtige bij inschakeling van een derde
Aflevering 6, gepubliceerd op 01-09-2011 geschreven door Mw. C.E.M. van de Loo en Prof.dr. A.O. LubbersSinds HR 1 december 2006, nr. 40.369, BNB 2007/151, is het bij de oplegging van een (bestuursrechtelijke) fiscale vergrijpboete niet mogelijk opzet of grove schuld van een ander dan de belastingplichtige aan die belastingplichtige toe te rekenen. Grove fouten begaan door bijvoorbeeld een belastingadviseur worden sindsdien niet aangemerkt als grove fouten van de belastingplichtige. De inspecteur moet voor het opleggen van een vergrijpboete aannemelijk maken dat bij de belastingplichtige zelf grove schuld of opzet aanwezig is geweest, aldus BNB 2007/151. Daar waar de belastingplichtige de hulp van een derde Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een belastingadviseur, boekhouder, familielid of werknemer. inroept voor het verzorgen van zijn aangifte, rijst de vraag wat van de belastingplichtige mag worden verwacht bij de keuze van die derde en de samenwerking met die derde. De vraag wat de gevolgen zijn van de inschakeling van een derde door de belastingplichtige kan overigens ook aan de orde komen bij de oplegging van een verzuimboete. Zie bijvoorbeeld HR 15 juni 2007, nr. 42.687, BNB 2007/251, waarin het ging om een inhoudingsplichtige die op het punt van de betaling van de op aangifte af te dragen belasting in verzuim was. Hij had die betaling opgedragen aan een bank. De Hoge Raad overwoog dat een inhoudingsplichtige met vrucht een beroep kan doen op afwezigheid van alle schuld indien hij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat hij alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat het verschuldigde bedrag tijdig op de rekening van de Belastingdienst zou zijn bijgeschreven. Wij proberen in dit artikel een bijdrage te leveren aan de beantwoording van die vraag.